3.2.De curator heeft bij incidentele conclusie gevorderd dat hem, in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van [Recycling] , wordt toegestaan in de hoofdzaak in conventie en in reconventie tussen te komen. [geïntimeerde 2] heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering tot tussenkomst. [geïntimeerde 1] heeft geconcludeerd tot afwijzing van deze vordering. In het bestreden vonnis heeft de rechtbank de vordering tot tussenkomst afgewezen en de curator in de proceskosten veroordeeld van [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] .
3.3.1.De curator heeft in hoger beroep vier grieven aangevoerd. De curator heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden vonnis en tot het alsnog toewijzen van zijn incidentele vordering tot tussenkomst, met veroordeling van [geïntimeerde 1] in de proceskosten in beide instanties, inclusief nakosten, en rente over de proceskosten.
3.3.2.In de kop van de memorie van grieven heeft de curator vermeld “tevens wijziging van onvoorwaardelijke in voorwaardelijke eis tegen vonnis in het incident tot tussenkomst”. Gelet op de toelichting in randnummer 20 van de memorie van grieven begrijpt het hof dat de curator hiermee bedoelt dat de vordering die hij als tussenkomende partij wenst in te stellen jegens [geïntimeerde 1] voorwaardelijk zal worden ingesteld, namelijk op voorwaarde dat [geïntimeerde 2] niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vorderingen althans dat deze op formele gronden worden afgewezen omdat [geïntimeerde 2] in de hoofdzaak niet bevoegd vertegenwoordigd zou worden door de curator (in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van [Beheer] die bestuurder is van [geïntimeerde 2] ).
Het hof begrijpt uit de conclusie van de memorie van grieven dat de curator als tussenkomende partij (voorwaardelijk) wenst te vorderen:
- een verklaring voor recht dat [geïntimeerde 1] onrechtmatig heeft gehandeld/nagelaten jegens [Recycling] als gevolg waarvan [Recycling] schade heeft geleden, en
- [geïntimeerde 1] te veroordelen tot vergoeding van de door [Recycling] daardoor geleden schade, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, aan de boedel van [Recycling] , te vermeerderen met wettelijke rente.
3.4.1.Met grief 3 richt de curator zich tegen het oordeel van de rechtbank dat de curator geen belang heeft om tussen te komen in de hoofdzaak, en tegen de daaraan ten grondslag liggende overwegingen. De curator voert daartoe (onder meer) het volgende aan. [geïntimeerde 1] stelt in de hoofdzaak tegen [geïntimeerde 2] dat de koopprijs is betaald (aan [geïntimeerde 2] ) door [Recycling] , doordat in de rekening-courantrekening tussen [Recycling] en [geïntimeerde 2] de koopprijs ten laste van [Recycling] is verrekend. Daarmee zou [Recycling] de koopprijs aan haar dochter [geïntimeerde 2] hebben “betaald” in plaats van de eigenlijke schuldenaar [geïntimeerde 1] , zonder dat daar enige rechtsgrond voor bestond. Verder stelt [geïntimeerde 1] in de hoofdzaak dat tegenover deze verrekening in rekening-courant met [geïntimeerde 1] een evenzo grote tegenboeking werd gecreëerd van [Recycling] op groepsmaatschappij [de holding] Holding, terwijl daarvan niet is gebleken. Ook al zou moeten worden aangenomen dat de verrekeningen wel hebben plaatsgevonden, dan is [Recycling] benadeeld. [Recycling] heeft dan voor [geïntimeerde 1] een bedrag van € 1,1 miljoen betaald zonder dat is gebleken dat daar op zijn minst gelijkwaardige verhaalsmogelijkheden voor in de plaats zijn gekomen. [geïntimeerde 1] – samen met [Beheer] en [de holding] Holding als werktuigen van de heren [bestuurder van Beheer] en [de vader van de bestuurder van Beheer] – heeft het hiertoe opzettelijk geleid. Als moet worden aangenomen dat de verrekeningen op enigerlei wijze hebben plaatsgevonden, dan heeft dit geleid tot schade bij [Recycling] als aandeelhouder en schuldeiser van [geïntimeerde 2] , aldus nog steeds de curator. De curator stelt verder belang te hebben bij de vorderingen die hij na tussenkomst wenst in te stellen. De curator licht dit als volgt toe. In de hoofdzaak heeft [geïntimeerde 1] de bevoegdheid betwist van de curator om, in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van [Beheer] , namens [Beheer] [geïntimeerde 2] te vertegenwoordigen, en heeft [geïntimeerde 1] gesteld dat slechts [bestuurder van Beheer] als bestuurder van [Beheer] en (middellijk) bestuurder van [geïntimeerde 2] daartoe bevoegd is. Voor het geval dit verweer slaagt, stelt de curator belang te hebben bij genoemde schadevergoedingsvordering ten behoeve van (de boedel van) [Recycling] .
3.4.2.[geïntimeerde 1] heeft onder meer aangevoerd dat Van Dooren als curator van [Beheer] namens [geïntimeerde 2] in verzet is gekomen, volgens [geïntimeerde 1] overigens te laat, en een vordering tot betaling van de koopprijs heeft ingesteld, terwijl hij daartoe niet bevoegd is. Dit wenst de curator te herstellen als curator van [Recycling] , door in die hoedanigheid tussen te komen en een eigen schadevordering in te stellen. Dit toestaan zou leiden tot onredelijke vertraging, en het zou in strijd zijn met een behoorlijke procesvoering en/of misbruik van recht opleveren. De curator is bovendien niet-ontvankelijk omdat hij met dezelfde vordering wil tussenkomen in zowel de procedure in conventie als de procedure in reconventie. Voor tussenkomst in de reconventie is het bovendien te laat.
3.4.3.Het hof stelt voorop dat een partij op de voet van artikel 217 Rv in een aanhangig geding kan vorderen te mogen tussenkomen indien zij een eigen vordering wenst in te stellen tegen (een van) de procederende partijen en voldoende belang heeft zich met dat doel in te mengen in het aanhangige geding in verband met de nadelige gevolgen die zij van de uitspraak in de hoofdzaak kan ondervinden. Dat belang kan erin bestaan dat in verband met de gevolgen die de uitspraak in de hoofdzaak kan hebben, benadeling of verlies van een recht van de tussenkomende partij dreigt, dan wel diens positie anderszins kan worden benadeeld. Onder nadeel is in dit verband onder meer te verstaan de feitelijke of juridische gevolgen die de toe- dan wel afwijzing van de in die procedure ingestelde vordering zal kunnen hebben voor degene die de tussenkomst vordert. Aan de toewijsbaarheid van een vordering tot tussenkomst kunnen niettemin de eisen van een goede procesorde in de weg staan.
3.4.4.Het hof overweegt dat eventuele afwijzing van de vordering in reconventie van [geïntimeerde 2] ertoe zou leiden dat de onroerende zaak niet wordt teruggeleverd aan [geïntimeerde 2] terwijl [geïntimeerde 2] ook het bedrag van € 1,1 miljoen niet ontvangt van [geïntimeerde 1] . Dat is nadelig voor de waarde van de aandelen van [Recycling] in [geïntimeerde 2] . Ook voor de positie van [Recycling] als schuldeiser van [geïntimeerde 2] – over welke positie [Recycling] volgens de stellingen van [geïntimeerde 1] in elk geval vóór de gestelde verrekeningen beschikte – is een dergelijke uitkomst nadelig nu dit de verhaalsmogelijkheden van [Recycling] beperkt. Voor zover in de hoofdzaak (tussen [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] ) vast zou komen te staan dat door de verrekeningen een vordering in rekening-courant is ontstaan van [Recycling] op [de holding] Holding, levert dat nog geen vordering op voor [Recycling] op [de holding] Holding want geen van beide zijn partij in het geding tussen [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] zodat dergelijke vaststellingen geen beslissingen inhouden ten aanzien van de rechtsverhouding tussen [Recycling] en [de holding] Holding. Overigens kunnen de gestelde verrekeningen, zonder meer, niet de gevolgtrekking dragen dat daarmee het nadeel voor [Recycling] zou zijn opgeheven. Kortom, [Recycling] althans de curator in haar faillissement heeft belang bij de uitkomst in de hoofdzaak en, nu de curator een daarop toegesneden eigen vordering tegen [geïntimeerde 1] wil instellen, dient de curator te worden toegestaan tussen te komen in het geding tussen [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] teneinde deze vorderingen te kunnen instellen. Aangezien de curator deze vorderingen wil instellen onder voorwaarde dat de vorderingen van [geïntimeerde 2] (op formele gronden) worden afgewezen, heeft de curator belang bij tussenkomst in de procedure in reconventie tussen [geïntimeerde 2] als eiseres en [geïntimeerde 1] als verweerster. De vordering tot tussenkomst is gedaan na de conclusie van antwoord in reconventie en vóór de in reconventie nog te nemen conclusies zoals voorzien in het vonnis van 6 maart 2019 (gewezen in de hoofdzaak), zodat de vordering tijdig is ingesteld gelet op het bepaalde in artikel 218 Rv. De curator heeft niet toegelicht wat zijn belang is om daarnaast tussen te komen in de procedure in conventie, terwijl de voorwaarde die hij aan de in te stellen vorderingen verbindt geen betrekking heeft op de conventie, zodat de gevorderde tussenkomst slechts toewijsbaar is wat betreft de reconventie.
3.4.5.Het hof ziet in de handelwijze van de curator geen misbruik van recht, zoals [geïntimeerde 1] betoogt. De curator heeft zoals gezegd belang bij de vordering tot tussenkomst en heeft zich met die vordering in de procedure gemengd op het moment dat het verweer van [Recycling] daartoe aanleiding gaf. Evenmin komt de goede procesorde in het geding met het toestaan van de tussenkomst. Inherent aan de tussenkomst is dat de procedure mogelijk langer zal duren dan zonder tussenkomst. Deelname van de curator van [Recycling] aan het geding in de hoofdzaak kan bovendien bevorderlijk zijn voor de waarheidsvinding aangezien het er in die zaak in essentie om gaat of de onroerende zaak wel of niet is betaald door middel van verrekening van de rekening-courant tussen [Recycling] en [geïntimeerde 2] . Deelname aan het geding door de curator dient bovendien de proceseconomie, nu bij eventuele afwijzing van de vorderingen van [geïntimeerde 2] zoals geschetst meteen een oordeel kan worden gegeven over de vorderingen van de curator in plaats van dat daarover opnieuw moet worden geprocedeerd. Gelijktijdige behandeling van de vorderingen voorkomt bovendien tegenstrijdige beslissingen, met name op het punt van de verrekening in de rekening-courant tussen [Recycling] en [geïntimeerde 2] .
3.4.6.[geïntimeerde 1] heeft verder een aantal verweren gevoerd die betrekking hebben op de schadevorderingen die de curator voornemens is in te stellen. Volgens [geïntimeerde 1] dient de curator daarin niet ontvankelijk te worden verklaard, omdat de vorderingen ten tijde van de faillietverklaring niet behoorde tot de boedel. Het instellen van een dergelijke schadevordering behoort niet tot het beheren en of vereffenen van een vermogensobject door de curator, aldus [geïntimeerde 1] .
Het hof volgt [geïntimeerde 1] daarin niet. Een curator oefent bij het vervullen van zijn taak de vermogensrechten van de gefailleerde uit. Hij heeft, daar hij de positie van de schuldenaar overneemt, in het algemeen dezelfde vermogensrechtelijke rechten en verplichtingen als de schuldenaar voor zijn faillissement. Voor zover de gestelde handelwijze van [geïntimeerde 1] , kort gezegd het door [Recycling] laten betalen van de onroerende zaak die [geïntimeerde 1] heeft gekocht in 2006, onrechtmatig zou zijn jegens [Recycling] is de daaruit voortvloeiende verplichting tot schadevergoeding een vermogensrecht van [Recycling] dat de curator door het instellen van een schadevordering mag uitoefenen.
3.4.7.[geïntimeerde 1] heeft nadere verweren aangevoerd tegen de schadevorderingen die de curator voornemens is in te stellen na tussenkomst, te weten (onder meer) dat de vorderingen zijn verjaard, dat de klachtplicht is geschonden, dat [geïntimeerde 1] niet is tekortgeschoten omdat sprake is van betaling door een derde, dat wél rekening-courantverhoudingen bestaan tussen de betrokken groepsmaatschappijen, dat de gevorderde schade afgeleide schade is die niet voor vergoeding in aanmerking komt, en dat er geen (specifieke) zorgvuldigheidsnorm jegens [Recycling] als aandeelhouder dan wel als schuldeiser is geschonden. Deze verweren staan aan toewijzing van de vordering tot tussenkomst niet in de weg. Deze verweren zullen aan de orde moeten komen nadat de curator de vorderingen daadwerkelijk heeft ingesteld en het debat daarover in eerste aanleg is gevoerd.
3.4.8.Op grond van het voorgaande slaagt grief 3. Het bestreden vonnis in het incident zal worden vernietigd en de gevorderde tussenkomst, in het geding in reconventie, zal alsnog worden toegewezen. De overige grieven behoeven daarom geen (verdere) behandeling.
3.4.9.[geïntimeerde 1] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de curator en [geïntimeerde 2] . De door de curator gevorderde nakosten en wettelijke rente zullen worden toegewezen op de wijze als in het dictum bepaald.