In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, betreft het een incident in hoger beroep waarbij de appellant, vertegenwoordigd door mr. E. Meuwissen, een schorsing van de tenuitvoerlegging van een vonnis van de rechtbank Limburg verzocht. De appellant had eerder een wrakingsverzoek ingediend, dat volgens hem niet correct was behandeld door de wrakingskamer. Het hof heeft vastgesteld dat de appellant op 14 januari 2020 een tweede wrakingsverzoek heeft ingediend, dat door de rechtbank is ontvangen. Dit had tot gevolg dat de behandeling van de hoofdprocedure bij de rechtbank van rechtswege was geschorst op grond van artikel 37 lid 5 Rv. Het hof oordeelde dat de kantonrechter ten onrechte een uitspraak had gedaan terwijl de procedure geschorst was, wat leidde tot een kennelijke juridische misslag. De belangen van de appellant werden door het hof als zwaarder gewogen dan die van de geïntimeerde, Stichting ZOwonen, vertegenwoordigd door mr. L.H.W. Golsteijn. Het hof heeft de incidentele vordering van de appellant toegewezen en de tenuitvoerlegging van het bestreden vonnis geschorst. De beslissing over de proceskosten in het incident werd aangehouden tot de einduitspraak in de hoofdzaak. De zaak werd verwezen naar de rol voor memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep aan de zijde van de appellant.