ECLI:NL:GHSHE:2020:64
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake boetebeschikking inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, die op 20 december 2018 de boetebeschikking van de Inspecteur had verminderd. De belanghebbende had een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd gekregen voor het jaar 2013, met een belastbaar inkomen van € 53.875, en een boete van € 8.037. Na bezwaar van belanghebbende had de Rechtbank de boete verlaagd tot € 7.233. Belanghebbende is in hoger beroep gegaan, waarbij hij stelt dat de boete niet passend is gezien zijn financiële omstandigheden, waaronder zijn detentie en openstaande belastingschulden. De Inspecteur heeft de boetebeschikking verdedigd en stelt dat de financiële omstandigheden van belanghebbende geen aanleiding geven tot vermindering of vernietiging van de boete. Het Hof heeft de zaak behandeld op 14 november 2019 en geconcludeerd dat de boetebeschikking passend en geboden is, ondanks de financiële situatie van belanghebbende. Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank en oordeelt dat er geen redenen zijn voor een verdere vermindering van de boete. De beslissing is op 9 januari 2020 uitgesproken door J.M. van der Vegt, lid van de Kamer, in aanwezigheid van griffier E.J.M. Bohnen.