Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
5.Het verloop van de procedure
- het tussenarrest van 10 december 2019 waarbij het hof een pleidooi heeft gelast;
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de memorie van grieven met producties;
- de memorie van antwoord met producties;
- de akte van overlegging producties ten behoeve van pleidooi van de zijde van de vrouw;
- het pleidooi, waarbij partijen pleitnotities hebben overgelegd.
6.De beoordeling
- partijen zijn op 25 april 2003 met elkaar gehuwd in de wettelijke gemeenschap van goederen;
- uit het huwelijk zijn twee thans nog minderjarige kinderen geboren, te weten:
- op 22 januari 2016 bij de bij rechtbank Oost-Brabant het verzoek tot echtscheiding ingekomen;
- bij beschikking van 31 maart 2016 heeft de rechtbank tussen partijen de echtscheiding uitgesproken;
- bij de echtscheidingsbeschikking is tevens bepaald dat het aan die beschikking aangehechte en door de griffier gewaarmerkte ouderschapsplan deel uitmaakt van die beschikking;
- partijen hebben de gevolgen van hun echtscheiding geregeld in een door beide partijen op 26 juni 2016 getekend echtscheidingsconvenant (hierna: convenant).
- Voorlopige aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2014 € 9.408,- : 2 (heeft [de vrouw] reeds betaald), de man betaalt de helft van de kosten aan de vrouw
- Voorlopige aanslag zorgverzekering 2014 € 1560,- : 2 (heeft [de vrouw] reeds betaald), de man betaalt de helft van de kosten aan de vrouw
- Voorlopige aanslag inkomstenbelasting 2015 t/m 1 augustus volgt nog en wordt gedeeld
- Voorlopige aanslag zorgverzekering 2015 t/m 1 augustus volgt nog en wordt gedeeld
- makelaarskantoor [makelaardij] te [kantoorplaats] binnen vijf weken na het vonnis middels ondertekening van een schriftelijke overeenkomst opdracht te verlenen tot verkoop van de woning;
- mee te werken aan bezichtigingen van de woning ten behoeve van de verkoop;
- al hetgeen te doen respectievelijk na te laten dat nodig is om tot verkoop en levering van de woning te komen;
- zijn medewerking te verlenen aan het ondertekenen van de leveringsakte indien de woning is verkocht;
- de woning te ontruimen voor de in de koopovereenkomst vermelde leveringsdatum.
- de woning aan [adres] te [plaats] aan de vrouw toegedeeld tegen een waarde van € 290.000,00 onder de verplichting van de vrouw om de hypothecaire geldleningen voor haar rekening te nemen en de man te doen ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor deze leningen alsmede om de lening van [naam] van € 27.266,00 voor haar rekening te nemen;
- de man bevolen medewerking te verlenen aan de levering van de woning;
- de vrouw veroordeeld wegens overbedeling, zoals vastgesteld in rov. 4.5.1 van het tussenvonnis van 4 juli 2018, tot betaling aan de man van € 51.780,50;
- de man veroordeeld tot betaling aan de vrouw van een bedrag van € 3.193,16 in verband met de belastingaanslagen over 2015;
- de man veroordeeld tot betaling aan de vrouw in verband met het kindgebonden budget van € 6.625,-- alsmede van een bedrag van € 265,-- per maand met ingang van 1 maart 2018, vermeerderd met de wettelijke rente over de maandelijkse termijnen, telkens vanaf de datum waarop de man het bedrag van € 265,-- aan de vrouw had moeten voldoen;
- bepaald dat de vrouw gehouden is om de kosten, verbonden aan de uitvoering van de verdeling, te voldoen;
- dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard;
- de kosten van de procedure tussen partijen gecompenseerd;
- het meer of anders gevorderde afgewezen.
- bepaald dat dit vonnis in de plaats treedt van de handtekening van de man onder de notariële transportakte die strekt tot levering van het aandeel van de man in de woning gelegen aan [adres] ( [postcode] ) te [plaats] aan de vrouw, onder de voorwaarde dat in de transportakte uitsluitend die bedragen tussen partijen mogen worden verrekend, die staan vermeld in het dictum van het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van 5 december 2018;
- de man veroordeeld om de woning aan [adres] te [plaats] uiterlijk op 20 maart 2019 met al het zijne en al de zijnen te ontruimen en ontruimd te houden met achterlating van de in de woning aanwezige aard- en nagelvaste zaken;
- de vrouw gemachtigd om met behulp van de sterke arm van justitie en politie de woning op kosten van de man te ontruimen indien hij in gebreke blijft aan het onder rov. 7.2 van dat vonnis bepaalde te voldoen;
- het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard;
- het meer of anders gevorderde afgewezen.
- de woning aan [adres] te [plaats] toe te delen aan de man tegen een waarde van € 290.000,--, onder de verplichting van de man, voor zover (nog) mogelijk, de hypothecaire geldleningen bij de Rabobank onder leningnummers [leningnummer 1] en [leningnummer 2] voor zijn rekening te nemen en de vrouw te doen ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor deze leningen, alsmede om de lening van [naam] van € 27.226,-- voor zijn rekening te nemen;
- de vrouw te bevelen haar medewerking te verlenen aan de levering van de woning aan de man;
- de man wegens overbedeling in verband met toedeling van de woning aan hem te veroordelen tot betaling aan de vrouw van € 14.764,50, dan wel een door het hof in goede justitie te bepalen bedrag;
- subsidiair, voor het geval de woning niet wordt toegedeeld aan de man, de vrouw te veroordelen om wegens overbedeling een bedrag aan de man te betalen van € 88.796,50, dan wel een door het hof in goede justitie te bepalen bedrag.
De manstelt zich op het standpunt dat de woning aan hém toegedeeld dient te worden. Daartoe voert hij in de stukken aan dat hij de woning al geruime tijd voor het huwelijk heeft gekocht en dat hij deze woning zowel voor als tijdens het huwelijk heeft verbeterd, aangepast en verbouwd. De man heeft niet alleen tijd, maar ook veel geld in deze woning geïnvesteerd. De man wilde, in tegenstelling tot de vrouw, graag in de woning blijven wonen, maar had daartoe aanvankelijk niet de financiële middelen. Om deze reden zijn partijen met elkaar overeengekomen dat het voortgezet gebruik van de woning aan de man werd toegedeeld onder de verplichting om alle met de bewoning samenhangende kosten/lasten voor zijn rekening te nemen. Partijen spraken verder af dat de woning binnen twee jaar verkocht zou worden, te rekenen vanaf januari 2016, dan wel dat de man de woning zou overnemen onder de verplichting de helft van de overwaarde aan de vrouw te betalen. Partijen hadden met elkaar afgesproken dat zij [pas] in de maand januari 2018 met elkaar zouden moeten gaan overleggen wat er met de woning zou moeten gebeuren – toedelen aan de man of verkopen – maar de vrouw heeft in strijd met deze afspraak de man al begin 2017 een brief gestuurd waarin zij aangaf dat de woning vóór 1 januari 2018 verkocht moest zijn dan wel aan de man toegedeeld moest zijn, alsook dat de woning aan háár zou kunnen worden toegedeeld. De vrouw heeft daaropvolgend in onderhavige procedure (onder meer) gevorderd dat de woning aan haar zou worden toegedeeld. De man heeft in eerste aanleg geen verweer gevoerd en wenst dit thans alsnog te doen. Hij wijst er op dat zijn omstandigheden na het vonnis van 5 december 2018 aanzienlijk zijn gewijzigd en dat hij thans de financiële mogelijkheden heeft om de woning aan hem te laten toedelen onder de verplichting de hypothecaire leningen voor zijn rekening te nemen en de vrouw te doen ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor deze leningen alsmede om de lening van [naam] voor zijn rekening te nemen. In tegenstelling tot de vrouw heeft de man thans concrete stukken overgelegd waaruit blijkt dat hij de financiële middelen daartoe heeft. De vrouw had tijdens de procedure in eerste aanleg een huurwoning, in tegenstelling tot de man die bij een kennis verblijft waarvan niet bekend is hoe lang hij daar nog kan blijven met het risico dat hij een zwervend bestaan moet gaan leiden. Het niet hebben van een geschikte woonruimte, brengt tevens met zich dat hij de zorg- en contactregeling met de kinderen niet kan nakomen. De rechtbank had dit moeten meewegen. De rechtbank heeft voorts ten onrechte geen rekening gehouden met het bepaalde in art. 3:178 lid 3 BW en de vrouw heeft onvoldoende aangetoond waarom van haar niet verlangd kon worden om de voormalige echtelijke woning nog onverdeeld te laten. De rechtbank had in redelijkheid dan ook niet tot het oordeel kunnen komen dat de woning aan de vrouw wordt toegedeeld.
€ 1.500,-