ECLI:NL:GHSHE:2021:1224

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
8 april 2021
Publicatiedatum
21 april 2021
Zaaknummer
20/00314
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep van de inspecteur van de Belastingdienst tegen uitspraak rechtbank Zeeland-West-Brabant

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 8 april 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de inspecteur van de Belastingdienst tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 30 maart 2020. De rechtbank had in eerste aanleg geoordeeld in een geschil tussen de inspecteur en de belanghebbende, die zijn domicilie had in [plaats]. De zitting vond plaats op 30 maart 2021, waar zowel de belanghebbende als zijn gemachtigde, vergezeld van [A], aanwezig waren, evenals de inspecteur vertegenwoordigd door [inspecteur 1] en [inspecteur 2].

Het hof heeft het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Tevens is er een griffierecht van € 532 opgelegd aan de inspecteur, en is deze veroordeeld in de proceskosten van het geding bij het hof, vastgesteld op € 1.068. De gronden voor de beslissing waren onder andere dat niet aan alle cumulatieve voorwaarden van artikel 18, tweede lid, van het Verdrag tussen Nederland en België van 5 juni 2001 was voldaan, wat leidde tot de ongegrondverklaring van het hoger beroep.

De slotsom van de uitspraak is dat het hof de beslissing van de rechtbank bevestigt en de kosten van het hoger beroep voor de inspecteur zijn. De uitspraak is openbaar uitgesproken en ondertekend door de griffier en een van de rechters, aangezien de voorzitter verhinderd was om te ondertekenen. Partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team belastingrecht
Meervoudige Belastingkamer
Nummer: 20/00314
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep van
de inspecteur van de Belastingdienst,
hierna: de inspecteur,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 30 maart 2020, nummer BRE 18/8438 in het geding tussen
[belanghebbende] ,
Met gekozen domicilie in [plaats] ,
hierna: belanghebbende,
en
de inspecteur.

Onderzoek ter zitting

De zitting heeft plaatsgehad op 30 maart 2021 in ‘s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen belanghebbende en zijn gemachtigde [gemachtigde] , ter bijstand vergezeld van [A] , alsmede, namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .
Na behandeling van de zaak heeft het hof heden, 8 april 2021, de volgende mondelinge uitspraak gedaan.

Beslissing

Het hof:
  • verklaart het hoger beroep ongegrond;
  • bevestigt de uitspraak van de rechtbank;
  • bepaalt dat van de inspecteur een griffierecht wordt geheven van € 532; en
  • veroordeelt de inspecteur in de kosten van het geding bij het hof van € 1.068.

Gronden

Ten aanzien van het geschil
Partijen hebben ter zitting uitdrukkelijk en onvoorwaardelijk verklaard overeen te zijn gekomen:
- dat niet aan de, althans niet aan alle, cumulatieve voorwaarden van artikel 18, tweede lid, van het Verdrag tussen Nederland en België van 5 juni 2001 is voldaan;
- dat als gevolg hiervan het hoger beroep ongegrond moet worden verklaard; en
- dat door de inspecteur op basis van het forfait van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: Bpb) de proceskosten bij het hof worden vergoed.
Het hof zal dienovereenkomstig beslissen.
Ten aanzien van het griffierecht
De griffier heft van de inspecteur een griffierecht van € 532, omdat het hof de uitspraak van de rechtbank bevestigt.
Ten aanzien van de proceskosten
Het hof veroordeelt de inspecteur tot vergoeding van de kosten die belanghebbende redelijkerwijs heeft moeten maken in verband met de behandeling van hoger beroep bij het hof, omdat het door de inspecteur ingestelde hoger beroep ongegrond is.
Het hof stelt deze tegemoetkoming op 2 (punten) [1] x € 534 (waarde per punt) x 1 (factor gewicht van de zaak) is € 1.068.
Gesteld noch gebleken is dat belanghebbende overige voor vergoeding in aanmerking komende kosten als bedoeld in artikel 1 Bpb heeft gemaakt.
Slotsom
De slotsom is dat moet worden beslist als bovenvermeld.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal.
Aldus gedaan door P.A.M. Pijnenburg, voorzitter, M. Harthoorn en L.B.M. Klein Tank, en voor wat betreft de beslissing in tegenwoordigheid van N.A. de Grave, griffier, in het openbaar uitgesproken op 8 april 2021.
De uitspraak is ondertekend door de griffier, en door M. Harthoorn, aangezien de voorzitter is verhinderd deze te ondertekenen.
Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden op: 15 april 2021
Het aanwenden van een rechtsmiddel:
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raadwww.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
Bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
(Alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
Het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
de naam en het adres van de indiener;
de dagtekening;
een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
e gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de andere partij te veroordelen in de proceskosten.

Voetnoten

1.1 punt voor het hoger verweerschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting, zie Bpb.