ECLI:NL:GHSHE:2021:1944

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
22 juni 2021
Publicatiedatum
22 juni 2021
Zaaknummer
200.292.396_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurverlaging wegens vocht- en schimmelproblemen in huurwoning

In deze zaak, gewezen door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 22 juni 2021, betreft het een hoger beroep in een huurgeschil tussen [appellant] en [geïntimeerde]. [appellant] heeft een zelfstandige woonruimte gehuurd van [geïntimeerde] sinds 1 maart 2005. Er zijn diverse procedures gevoerd vanwege gebreken in het gehuurde, wat heeft geleid tot een verzoek van [appellant] om huurprijsvermindering. In eerste aanleg heeft de kantonrechter de huurovereenkomst ontbonden en [appellant] veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde binnen twee weken na betekening van het vonnis, alsook tot betaling van achterstallige huurpenningen tot en met augustus 2020. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

In het hoger beroep heeft [appellant] niet alleen de hoofdzaak aangevochten, maar ook verzocht om schorsing van de tenuitvoerlegging van het bestreden vonnis, met name de veroordeling tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming. [geïntimeerde] heeft verweer gevoerd en gesteld dat [appellant] geen belang meer heeft bij zijn vordering, aangezien de ontruiming op 1 april 2021 heeft plaatsgevonden. Het hof heeft [appellant] de gelegenheid gegeven om op deze stelling te reageren, alvorens een beslissing te nemen. De zaak is vervolgens naar de rol verwezen voor memorie van grieven, waarbij verdere beslissingen zijn aangehouden.

Het hof heeft in het incident de zaak naar de rol van 20 juli 2021 verwezen voor akte aan de zijde van [appellant] en houdt iedere verdere beslissing aan. In de hoofdzaak is de zaak naar de rol verwezen voor memorie van grieven aan de zijde van [appellant].

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.292.396/01
arrest van 22 juni 2021
gewezen in het incident ex artikel 351 Rv in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
advocaat: mr. A.J.J. Kreutzkamp te Valkenburg aan de Geul,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
advocaat: mr. R.A.G. Smeets te Maastricht,
op het bij exploot van dagvaarding van 23 maart 2021 ingeleide hoger beroep van het vonnis van 10 maart 2021, door de kantonrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, gewezen tussen appellant – [appellant] – als gedaagde in conventie, eiser in reconventie en eiser in de incidenten en geïntimeerde – [geïntimeerde] – als eiser in conventie, verweerder in reconventie en verweerder in de incidenten.

1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer 8415730 CV EXPL 20-1418)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep met een incidentele vordering ex artikel 351 Rv;
  • de akte uitlating, tevens overlegging producties van [appellant];
  • de antwoordmemorie in het incident van [geïntimeerde];
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald.

3.De beoordeling

In het incident
3.1.
[geïntimeerde] heeft op basis van een schriftelijke huurovereenkomst met ingang van 1 maart 2005 aan [appellant] verhuurd een zelfstandige woonruimte aan de [adres] te [plaats].
3.2.
Tussen partijen zijn diverse procedures gevoerd vanwege mogelijke gebreken in het gehuurde ten gevolge waarvan [appellant] een beroep heeft gedaan op huurprijsvermindering.
3.3.
In de onderhavige procedure heeft [geïntimeerde] in eerste aanleg in conventie onder meer ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde gevorderd.
[appellant] heeft een reconventionele vordering alsmede incidenten ex artikel 223 Rv ingesteld.
3.4.
Voor zover hier van belang heeft de kantonrechter in het bestreden vonnis in conventie de huurovereenkomst ontbonden en [appellant] veroordeeld om het gehuurde te ontruimen binnen twee weken na betekening van dit vonnis, alsmede om de achterstallige huurpenningen tot en met augustus 2020 te voldoen.
De kantonrechter heeft deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
3.5.
De appeldagvaarding bevat niet alleen een vordering in de hoofdzaak, maar daarin vordert [appellant] tevens schorsing van de tenuitvoerlegging van het bestreden vonnis, in het bijzonder voor wat betreft de veroordeling van [appellant] tot ontbinding van de huurovereenkomst en veroordeling tot ontruiming van het gehuurde.
3.6.
[geïntimeerde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd en onder meer aangevoerd dat [appellant] geen enkel (rechts)belang meer heeft bij zijn vordering, omdat op 1 april 2021 de ontruiming van het gehuurde heeft plaatsgevonden.
Alvorens een beslissing te nemen zal het hof [appellant] in de gelegenheid te stellen bij akte op deze stelling van [geïntimeerde] te reageren.
3.9.
In afwachting van de door [appellant] te nemen akte houdt het hof in dit incident iedere verdere beslissing aan.
In de hoofdzaak
3.10.
De zaak is naar de rol van vandaag verwezen voor memorie van grieven. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

4.De beslissing

Het hof:
in het incident:
verwijst de zaak naar de rol van 20 juli 2021 voor akte aan de zijde van [appellant] met het hiervoor in r.o. 3.6. vermelde doeleinde;
houdt iedere verdere beslissing aan;
in de hoofdzaak:
verstaat dat de zaak naar de rol van vandaag is verwezen voor memorie van grieven (ambtshalve peremptoir) aan de zijde van [appellant];
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. S.M.A.M. Venhuizen, M.G.W.M. Stienissen en J.M.H. Schoenmakers en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 22 juni 2021.
griffier rolraadsheer