ECLI:NL:GHSHE:2021:201

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
26 januari 2021
Publicatiedatum
26 januari 2021
Zaaknummer
200.255.861_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van sponsorbijdragen en geldleningen aan een voetbalvereniging in hoger beroep

In deze zaak, gewezen door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 26 januari 2021, staat de vraag centraal of bedragen die in het verleden aan een voetbalvereniging zijn verstrekt, moeten worden gekwalificeerd als sponsorbijdragen of als terug te betalen geldleningen. De appellanten, waaronder [appellant sub 1] en Pachanga B.V., hebben hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, dat op 23 januari 2019 is gewezen. In het incident dat aan de orde is, heeft [appellant sub 1] verzocht om schorsing van de procedure wegens zijn overlijden op [sterfdatum] 2020. Het hof heeft vastgesteld dat de akte verzoek tot schorsing niet aan de vereisten voldoet, omdat de personalia van de erfgenamen ontbreken. Hierdoor is de schorsing niet geldig en blijft de procedure voortduren.

Het hof heeft ook de verzoeken van de partijen in het hoger beroep beoordeeld. De advocaat van [appellant c.s.] heeft zich onttrokken aan de zaak, en het hof heeft de zaak verwezen naar de rol voor het stellen van een nieuwe advocaat. Het verzoek om aanhouding van het schriftelijk pleidooi is afgewezen, omdat er al voldoende uitstel was verleend. De uitspraak van het hof houdt in dat de vordering in het incident wordt afgewezen en dat de beslissing over de proceskosten wordt aangehouden tot de einduitspraak in de hoofdzaak. De zaak wordt verder behandeld op de rol van 9 februari 2021.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.255.861/01
arrest van 26 januari 2021
gewezen in het incident ex artikel 225 Rv
in de zaak van

1.[appellant sub 1] ,bij leven wonende te [woonplaats] ,

2.
Pachanga B.V.,gevestigd te Heeswijk Dinther, gemeente Bernheze,
appellanten in principaal hoger beroep,
geïntimeerden in incidenteel hoger beroep,
eisers in het incident,
hierna afzonderlijk aan te duiden als [appellant sub 1] respectievelijk Pachanga, tezamen aan te duiden als [appellant c.s.] ,
advocaat: voorheen mr. J.Ch. van der Tak te Bergen op Zoom,
tegen
de vereniging
R.K.V.V. D.E.S.O.,
gevestigd te Oss,
geïntimeerde in principaal hoger beroep,
appellante in incidenteel hoger beroep,
verweerster in het incident,
hierna aan te duiden als R.K.V.V. D.E.S.O.,
advocaat: mr. P.L.M.F. Roosendaal te Oss,
op het bij exploot van dagvaarding van 19 februari 2019 ingeleide hoger beroep van het door de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, gewezen vonnis van 23 januari 2019 tussen [appellant sub 1] als eiser in conventie, verweerder in reconventie en Panchanga als eiseres in conventie enerzijds en R.K.V.V. D.E.S.O. als gedaagde in conventie, eiseres in reconventie anderzijds.

1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/01/329509 / HA ZA 18-28)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis en naar het daaraan voorafgegane tussenvonnis van 20 juni 2018 waarbij de rechtbank een comparitie van partijen heeft gelast.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep;
  • het tegen R.K.V.V. D.E.S.O. verleende verstek;
  • de zuivering van het verstek;
  • de memorie van grieven met één productie;
  • de memorie van antwoord tevens houdende incidenteel appel met producties;
  • de memorie van antwoord in incidenteel appel met producties;
  • de akte verzoek tot schorsing op grond van artikel 353 lid 1 jo 225 lid 1 sub a Rv met één productie van [appellant c.s.] ;
  • de antwoordakte met één productie van R.K.V.V. D.E.S.O.;
  • de brief van mr. Van der Tak van 3 januari 2021 waarin hij meedeelt zich als advocaat aan de zaak te onttrekken onder de mededeling dat het digitale rolsysteem hem niet in de gelegenheid stelde het vereiste H-formulier in te vullen en mee te sturen.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest in het incident bepaald.

3.De beoordeling

In het incident
3.1.
De akte verzoek tot schorsing van [appellant c.s.] strekt ertoe dat het hof de procedure op grond van artikel 225 lid 1 sub a Rv schorst in verband met het overlijden van [appellant sub 1] op [sterfdatum] 2020.
3.2.
R.K.V.V. D.E.S.O. voert gemotiveerd verweer tegen het schorsingsverzoek.
3.3.
Na het overlijden van een partij kan de procedure op grond van het bepaalde in artikel 225 lid 1 sub a Rv worden geschorst. Voor een geldige schorsing in geval van overlijden van een procespartij is vereist dat de aanzegging tot schorsing (de akte ter rolle dan wel het exploot) de personalia vermeldt van de belanghebbenden die tot schorsing overgaan (in dit geval de erfgenamen van [appellant sub 1] ), de schorsingsgrond, het rechtsfeit dat hen tot belanghebbenden maakt (erfgenaamschap) en de aanzegging dat men schorst. Het hof constateert dat niet al deze gegevens in de akte verzoek tot schorsing zijn opgenomen. In het bijzonder ontbreken de personalia van de belanghebbenden (de erfgenamen van [appellant sub 1] ) die tot schorsing overgaan.
3.4.1.
Gelet op het voorgaande is de schorsing niet geldig gedaan en reeds daarom is het geding niet geschorst vanwege het overlijden van [appellant sub 1] .
3.4.2.
Voor zover ook Pachanga B.V. heeft beoogd zich op schorsing ingevolge artikel 225 Rv te beroepen, faalt dat beroep reeds nu Pachanga daarvoor geen wettelijke schorsingsgrond heeft aangevoerd.
3.5.
De beslissing over de proceskosten in het incident zal worden aangehouden tot het eindarrest in de hoofdzaak.
In de hoofdzaak
3.6.
In de hoofdzaak heeft [appellant c.s.] aanvankelijk mondeling pleidooi en daarna schriftelijk pleidooi gevraagd; dat laatste vanwege de medische situatie van [appellant sub 1] waardoor hij een mondeling pleidooi niet kon bijwonen. Het hof heeft de zaak verwezen naar de rol van 5 januari 2021 voor schriftelijk pleidooi. Op verzoek van R.K.V.V. D.E.S.O. heeft het hof de zaak daarna geplaatst op de rol van 24 november 2020 voor schriftelijk pleidooi.
3.7.
In de begeleidende brief van 3 november 2020 bij de akte verzoek tot schorsing van de procedure vanwege het overlijden van [appellant sub 1] , verzoekt [appellant c.s.] het hof het schriftelijke pleidooi aan te houden. In de brief van 3 november 2020 voert [appellant c.s.] als reden daarvoor aan, dat de aandelen van Pachanga (indirect) tot het vermogen van wijlen [appellant sub 1] behoren en het zich laat aanzien dat er na een periode van beraad voor een beneficiaire aanvaarding zal worden gekozen.
3.8.
Het hof overweegt als volgt.
De onttrekking door de advocaat van [appellant c.s.] is nog niet op de rol verwerkt. Het hof zal verstaan dat mr. Van der Tak zich per heden als advocaat aan de zaak onttrekt. Daarbij wordt de zaak naar de rol van 9 februari 2021 verwezen voor het stellen van een nieuwe advocaat door [appellant c.s.] (artikel 6.2 Procesreglement).
Vervolgens komt het aanhoudingsverzoek van [appellant c.s.] voor het schriftelijk pleidooi aan de orde.
Naar het oordeel van het hof dient dit aanhoudingsverzoek te worden afgewezen. Het pleidooiverzoek van [appellant c.s.] dateert van 24 september 2019. Het mondelinge pleidooi, dat gepland stond voor 15 oktober 2020, heeft geen doorgang gevonden. De aanvankelijk vastgestelde data voor schriftelijk pleidooi liggen inmiddels ook al in het verleden. Door het thans beoordeelde incident en de onttrekking door de advocaat vindt een verdere vertraging plaats waardoor de datum van het schriftelijk pleidooi op zes weken na de rolzitting voor het stellen van een nieuwe advocaat door [appellant c.s.] komt te liggen. Het hof is van oordeel dat [appellant c.s.] daarmee in voldoende mate uitstel heeft verkregen zodat het verdergaande aanhoudingsverzoek wordt afgewezen.
3.9.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

4.De uitspraak

Het hof:
in het incident:
wijst de vordering af;
houdt de beslissing over de proceskosten aan tot de einduitspraak in de hoofdzaak;
in de hoofdzaak:
verstaat dat mr. Van der Tak zich op de rol van vandaag onttrekt als advocaat van [appellant c.s.] ;
wijst het aanhoudingsverzoek af;
verwijst de zaak naar de rol van 9 februari 2021 voor het stellen van een nieuwe advocaat door [appellant c.s.] (daarna zes weken voor schriftelijk pleidooi);
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. S.M.A.M. Venhuizen, M.G.W.M. Stienissen en J.M.H. Schoenmakers en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 26 januari 2021.
griffier rolraadsheer