Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaaknummer 7259834, rolnummer 18 / 8580)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep met wijziging van eis;
- de memorie van grieven met een productie;
- de memorie van antwoord met een productie;
- de op 21 juni 2021 gehouden mondelinge behandeling, waarbij beide partijen pleitnotities hebben overgelegd.
3.De beoordeling
- Bij huurovereenkomst van 24 augustus 1983 heeft [appellant] de eerste, tweede, derde en zolderverdieping, gelegen aan de [adres] , met ingang van 1 september 1983 verhuurd aan de vader van [geïntimeerde] (hierna: [vader van geintimeerde] ). Het gehuurde beschikt over een eigen opgang op de begane grond. Onder de verhuurde verdiepingen is op de begane grond een horecabedrijfsruimte gelegen met het adres [adres horecabedrijfsruimte] . [appellant] verhuurt die horecabedrijfsruimte aan een derde die daarin een restaurant exploiteert. De feitelijke situatie is zichtbaar op de foto die is afgedrukt op blz. 6 van de memorie van grieven.
- Vóór de verhuur van de verdiepingen aan [vader van geintimeerde] in 1983, heeft [appellant] met zijn gezin de verdiepingen onder meer als zelfstandige woonruimte gebruikt.
- [vader van geintimeerde] heeft in het gehuurde aanpassingen aangebracht, en dusdoende een aantal onzelfstandige woonruimten (studentenkamers) gerealiseerd. [vader van geintimeerde] heeft die kamers elk afzonderlijk onderverhuurd aan studenten. [appellant] was van de realisatie en onderverhuur van de kamers op de hoogte en heeft daar geen bezwaar tegen gemaakt.
- [vader van geintimeerde] is op [datum] 1999 overleden. Bij akte van verdeling van 28 februari 2002 zijn de rechten voortvloeiend uit de huurovereenkomst met betrekking tot het gehuurde aan de [adres] , toegescheiden aan [geïntimeerde] . [geïntimeerde] is jegens de kamerhuurders als (onder)verhuurder gaan optreden.
- [appellant] en [geïntimeerde] hebben de (hoofd)huurverhouding tussen hen vervolgens neergelegd in een nieuwe, ongedateerde huurovereenkomst. Volgens deze huurovereenkomst heeft [appellant] met ingang van 1 maart 2002 aan [geïntimeerde] verhuurd, volgens de omschrijving in de considerans van de overeenkomst:
“de onroerende zaak, zijnde het bedrijfspand aan [adres] , dat partijen met deze bedrijfsruimte genoegzaam bekend zijn en daarvan geen nauwkeurige omschrijving verlangen”.
- Volgens artikel 2 lid 1 van de huurovereenkomst bedroeg de huurprijs bij aanvang van de huurovereenkomst € 958,52 per maand. Volgens artikel 3 van de huurovereenkomst wordt de huurprijs jaarlijks automatisch herzien, voor het eerst op 1 september 2002, op basis van – kort gezegd – het prijsindexcijfer van de gezinsconsumptie.
- Partijen hebben op de huurovereenkomst enkele handgeschreven toevoegingen geschreven en daarbij hun parafen geplaatst. Dit geldt onder meer voor de bij artikel 5 lid 4 bijgeschreven tekst
“Op deze overeenkomst zijn van toepassing de standaardvoorwaarden huur woonruimte nr. 173/1992.”
- Bij e-mail van 9 maart 2018 heeft [geïntimeerde] aan [zoon van appellant] meegedeeld dat hij niet akkoord gaat met het voorstel zoals neergelegd in diens e-mail van 1 maart 2018.
- Bij brief en e-mail van 3 april 2018 heeft de toenmalig advocaat van [appellant] aan [geïntimeerde] onder meer het volgende meegedeeld:
“Cliënte heeft u op 1 maart jl. aangaande het pand gelegen aan [adres] een voorstel gedaan ter aanpassing van de lopende huurovereenkomst (betreffende aanpassing van de huurprijs). (…) De totale huurwaarde van de onroerende zaak ligt aanzienlijk hoger dan de huidige huurprijs die door u wordt betaald. Daarom heeft cliënte u onlangs een nieuw redelijk aanbod gedaan ter aanpassing van de huurovereenkomst/huurprijs.
- [geïntimeerde] heeft niet op deze brief gereageerd.
- Volgens het gestelde in punt 4 van de memorie van grieven bedroeg de huurprijs ten tijde van het nemen van de memorie van grieven, zijnde 11 februari 2020, € 1.344,79.
- In het gehuurde bevinden zich nu 13 studentenkamers, te weten vier op de eerste verdieping, vier op de tweede verdieping, vier op de derde verdieping en één op de zolderverdieping. Momenteel heeft [geïntimeerde] al die 13 kamers (onder)verhuurd.
- een verklaring voor recht dat de huurovereenkomst door [appellant] op juiste gronden is opgezegd;
- de datum waarop de huurovereenkomst eindigt, vast te stellen op 1 november 2018, althans op een door de rechter te bepalen datum;
- veroordeling van [geïntimeerde] tot ontruiming van het gehuurde per de datum van beëindiging van de huurovereenkomst;
- De verhuurde etages dienen als woonruimte. Daarom is afdeling 5 van titel 4 van boek 7 BW van toepassing op de huurovereenkomst tussen [appellant] en [geïntimeerde] (rov. 4.1).
- Volgens artikel 7:274 lid 1 BW mag de opzegging van een huurovereenkomst niet plaatsvinden op de grond dat de huurder niet heeft ingestemd met een redelijk aanbod tot wijziging van de huurprijs (rov. 4.2).
- De uitzondering van artikel 7:247 BW is niet van toepassing omdat de huurovereenkomst geen betrekking heeft op een zelfstandige woning maar op onzelfstandige woningen (rov. 4.3).
- te bepalen dat de huurovereenkomst tussen [appellant] en [geïntimeerde] ten aanzien van de ruimte aan de [adres] zal eindigen op de datum van het te wijzen arrest, althans twee weken na betekening van het arrest;
- veroordeling van [geïntimeerde] tot ontruiming van het gehuurde binnen twee weken na betekening van het arrest, op straffe van een dwangsom;
- in (de considerans van) de huurovereenkomst staat dat bedrijfsruimte wordt verhuurd, en:
- dat [geïntimeerde] het gehuurde niet zelf bewoont maar bedrijfsmatig exploiteert.
.
- De geïndexeerde huurprijs die [geïntimeerde] aan [appellant] verschuldigd is. Die huurprijs bedraagt inmiddels ruim € 16.000,-- per jaar (12 keer € 1.344,79).
- De kosten van gas, elektra, water en waterschapslasten (omstreeks € 8.000,-- per jaar).
- Diverse kosten van voor rekening van [geïntimeerde] komend onderhoud, verbeteringen en reparaties (omstreeks € 4.500,-- per jaar).
- [geïntimeerde] loopt incassorisico. Als kamerhuurders een huurachterstand laten ontstaan en daarvoor geen verhaal bieden, komt dat voor risico van [geïntimeerde] . [geïntimeerde] kan dit niet doorbelasten aan [appellant] .
- [appellant] loopt een leegstandsrisico. Als op enig moment een of meer kamers tijdelijk niet verhuurd zijn, mist [geïntimeerde] de betreffende huurinkomsten terwijl hij wel de hoofdhuur onverkort aan [appellant] moet voldoen.
- [geïntimeerde] moet werkzaamheden verrichten in verband met de onderverhuur van de kamers. Dat betreft onder meer werkzaamheden met betrekking tot het aangaan van onderhuurovereenkomsten, het verrichten van inspecties, het uitvoeren of laten uitvoeren van reparaties, het verrekenen van energiekosten, het voldoen aan gemeentelijke kamerverhuurvoorschriften, enzovoort. [geïntimeerde] heeft voldoende onderbouwd dat daarmee meerdere uren per week zijn gemoeid.
- [geïntimeerde] heeft in de loop der jaren op eigen kosten waarde verhogende verbeteringen in het gehuurde aangebracht, zoals brandwerende voorzieningen.