Naar het oordeel van het hof is de kantonrechter terecht en op goede gronden tot de conclusie gekomen dat sprake is van een voldragen a-grond. Het hof acht daarbij de volgende feiten en omstandigheden doorslaggevend.
Na de overname per 1 februari 2016 van de aandelen in [werkgever] door de nieuwe aandeelhouder (hierna: [Deense investeerder] ) werd een project gestart dat was gericht op maximaal en snel laten groeien van de omzet van [werkgever] (project: [project] ). De afdeling Sales & Marketing werd aanzienlijk uitgebreid met daarin een belangrijke rol voor Business Development.
[werknemer] was als CCO verantwoordelijk voor de afdeling Sales & Marketing, die bestond uit een subafdeling Accountmanagement en een subafdeling Business Development. [werknemer] was tevens lid van het MT van [werkgever] .
Het project [project] leidde weliswaar tot omzetgroei maar niet tot de verwachte winstgevendheid. Vaststaat dat de winstgevendheid in 2018 en 2019 achterbleef bij de verwachtingen op grond van de in het kader van project [project] gedane investeringen in de uitbreiding van de afdeling Sales & Marketing. Mede op verzoek van [Deense investeerder] moest de focus verlegd worden naar het genereren van meer winstgevendheid. Daarmee is voldoende aangetoond dat de bedrijfseconomische omstandigheden noopten tot het treffen van maatregelen voor een doelmatigere bedrijfsvoering.
Tussen partijen staat niet ter discussie dat daarbij gekozen is voor een strategie waarbij minder geïnvesteerd zou worden in het in kaart brengen en najagen van new prospects. De afdeling Business Development zou verdwijnen, althans een totaal ondergeschikte rol gaan spelen. De focus kwam te liggen op accountmanagement en upselling en cross-selling bij bestaande klanten, met name bij de Key Accounts.
Aan dit voornemen is ook uitvoering gegeven. Zo erkent ook [werknemer] dat in de afdeling Business Development op 1 januari 2020 feitelijk nog maar 1 junior medewerker werkzaam was, die slechts voor de helft van haar tijd BD-werkzaamheden verrichtte.
[werkgever] voert in essentie aan dat met het verdwijnen van de oude strategie en met het verdwijnen van de afdeling Business Development en de gewijzigde focus op het zoeken van nieuwe business bij voornamelijk de bestaande klanten geen behoefte meer was aan een zware CCO functie als leidinggevende van de qua taakinhoud en aantal fte’s afgeslankte afdeling Sales & Marketing. Er kon, aldus [werkgever] , volstaan worden met een Sales & Marketing Manager Europe die fungeert als meewerkend voorman en niet langer deel uitmaakt van het MT en rechtstreeks rapporteert aan de CEO.
Naar het oordeel van het hof staat vast dat [werkgever] , tegen de achtergrond van de door [Deense investeerder] opgelegde doelstelling, kon en mocht kiezen voor een nieuwe strategie en nieuw organisatiemodel van de afdeling Sales & Marketing, dat meer inzet op operationele aansturing op commercieel vlak (concreet: de relatie met de (Key) accounts via accountmanagers, dan op strategische aansturing (concreet: investeren in onderzoek en acquisitie van new prospects in het kader van Business Development)).
Het hof acht ook voldoende aannemelijk gemaakt dat daarmee de noodzaak voor handhaving van een zware CCO-functie voor deze afgeslankte en meer in operationele zin werkende afdeling Sales & Marketing niet langer aanwezig was en dat kon worden volstaan met een Sales Manager die niet langer deel uitmaakt van het MT en rechtstreeks aan de CEO zou gaan rapporteren. Daarbij neemt het hof mede in aanmerking dat de Ondernemingsraad positief heeft geadviseerd over de reorganisatie. Dat de Ondernemingsraad daarbij niet voldoende zou zijn geïnformeerd (hetgeen [werkgever] overigens betwist) in die zin dat een deel van de reorganisatie reeds feitelijk had plaatsgevonden, acht het hof niet van doorslaggevend belang. De Ondernemingsraad onderschrijft in elk geval de strategiewijziging.
[werknemer] verweert zich onder meer met de stelling dat de afslanking van de subafdeling Business Development en de aanpassing van de subafdeling Accountmanagement eigenlijk al eind 2019 gerealiseerd was onder zijn leiding. Dat doet echter niet af aan de hetgeen hiervoor is overwogen met betrekking tot de gewijzigde opzet en strategie van de afdeling Sales & Marketing en de gevolgtrekking die [werkgever] daaraan mocht verbinden ten aanzien van het vervallen van de CCO-functie.
De stelling van [werknemer] dat [werkgever] kennelijk veel eerder dan begin januari 2020 het voornemen had om de arbeidsovereenkomst met [werknemer] te beëindigen, leidt evenmin tot een ander oordeel. Met [werknemer] constateert het hof dat [werkgever] , althans CEO [CEO] eind oktober, begin november 2019 al serieus overwoog de arbeidsovereenkomst met [werknemer] te beëindigen. Dat leidt het hof af uit het document met de titel
“19 11 21 vaststellingsovereenkomst [werknemer] [titel] ”.Een en ander verdient, zeker in het licht van de besprekingen die in het MT en met [Deense investeerder] in dezelfde periode werden gehouden over de strategie en het budget voor de komende jaren, niet de schoonheidsprijs. Het doet echter niet af aan voormelde constateringen over de gewijzigde strategie en het gewijzigd organisatiemode van de afdeling Sales & Marketing.
Hetzelfde geldt voor de stelling van [werknemer] dat de aandeelhouder akkoord is gegaan met het budget van 2020 zonder verval van de functie van [werknemer] .