In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 21 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ontvankelijkheid van de moeder van een onder curatele gestelde. De moeder, verzoekster, had in eerste aanleg een verzoek ingediend om de curator te ontslaan, maar werd door de rechtbank Limburg niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank oordeelde dat verzoekster geen belanghebbende was in de zaak. Verzoekster ging in hoger beroep en voerde aan dat zij, als biologische moeder, wel degelijk belanghebbende is, vooral na een uitspraak van de Hoge Raad op 16 juni 2021 die het belanghebbendenbegrip in curatele-zaken verduidelijkte. Het hof heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat verzoekster, op basis van de Hoge Raad uitspraak, ontvankelijk is in haar verzoek. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd voor zover verzoekster niet-ontvankelijk was verklaard, maar heeft het verzoek tot ontslag van de curator afgewezen. Het hof oordeelde dat verzoekster onvoldoende onderbouwing had geleverd voor haar zorgen over de curator, die door de curator gemotiveerd waren weersproken. De onder curatele gestelde zelf had verklaard tevreden te zijn over de curator. De beslissing van het hof houdt in dat verzoekster nu ontvankelijk is in haar verzoek, maar dat de curator in zijn functie blijft.