ECLI:NL:GHSHE:2021:3185

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
21 oktober 2021
Publicatiedatum
21 oktober 2021
Zaaknummer
200.289.113_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van verzoekster in hoger beroep tegen curator van onder curatele gestelde

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 21 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ontvankelijkheid van de moeder van een onder curatele gestelde. De moeder, verzoekster, had in eerste aanleg een verzoek ingediend om de curator te ontslaan, maar werd door de rechtbank Limburg niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank oordeelde dat verzoekster geen belanghebbende was in de zaak. Verzoekster ging in hoger beroep en voerde aan dat zij, als biologische moeder, wel degelijk belanghebbende is, vooral na een uitspraak van de Hoge Raad op 16 juni 2021 die het belanghebbendenbegrip in curatele-zaken verduidelijkte. Het hof heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat verzoekster, op basis van de Hoge Raad uitspraak, ontvankelijk is in haar verzoek. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd voor zover verzoekster niet-ontvankelijk was verklaard, maar heeft het verzoek tot ontslag van de curator afgewezen. Het hof oordeelde dat verzoekster onvoldoende onderbouwing had geleverd voor haar zorgen over de curator, die door de curator gemotiveerd waren weersproken. De onder curatele gestelde zelf had verklaard tevreden te zijn over de curator. De beslissing van het hof houdt in dat verzoekster nu ontvankelijk is in haar verzoek, maar dat de curator in zijn functie blijft.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 21 oktober 2021
Zaaknummer: 200.289.113/01
Zaaknummer eerste aanleg: 8808637 CU VERZ 20-152
in de zaak in hoger beroep van:
[verzoekster],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: verzoekster,
advocaat: mr. C.A.M.J.M. Joosten,
tegen
[de curator] B.V. t.h.o.d.n. [naam],
in de hoedanigheid van curator curator van [de onder curatele gestelde] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de curator,
advocaat: mr. N.P.H. Borm.
Als belanghebbende in deze zaak wordt aangemerkt:
- de onder curatele gestelde, [de onder curatele gestelde] (geboren [geboortedatum] 2002).

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 21 oktober 2020, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met productie, ingekomen ter griffie op 20 januari 2021, heeft verzoekster verzocht voormelde beschikking te vernietigen en opnieuw (naar het hof begrijpt: rechtdoende) te bepalen dat appellante wel belanghebbende is en daarom ontvankelijk moet worden verklaard.
2.2.
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 2 april 2021, heeft de curator verzocht verzoekster niet-ontvankelijk te verklaren in haar klacht, dan wel haar klacht als ongegrond af te wijzen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 2 september 2021. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • verzoekster, bijgestaan door mr. Joosten;
  • [betrokkene] namens [de curator] B.V., bijgestaan door mr. Borm.
  • [de onder curatele gestelde] .
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het V6-formulier met bijlagen van de advocaat van verzoekster d.d. 19 februari 2021;
  • het V6-formulier met bijlagen van de advocaat van de curator d.d. 6 april 2021.

3.De beoordeling

3.1.
Bij beschikking van 17 maart 2020 heeft de kantonrechter van de rechtbank Limburg [de onder curatele gestelde] onder curatele gesteld, met benoeming van [de curator] B.V. tot curator.
3.2.
In eerste aanleg heeft verzoekster verzocht om ofwel de curator een serieuze waarschuwing te geven ofwel de curator te ontslaan en een andere curator te benoemen.
3.3.
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter van de rechtbank Limburg verzoekster niet-ontvankelijk verklaard in het verzoek en bepaald dat er geen gewichtige redenen zijn die moeten leiden tot een ambtshalve ontslag van [de curator] B.V., t.h.o.d.n. [naam] , als curator van [de onder curatele gestelde] .
3.4.
Verzoekster kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
Ontvankelijkheid (grief 1)
3.5.
Verzoekster voert in het beroepschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling – kort samengevat – aan.
Gelet op de uitspraak van de Hoge Raad naar aanleiding van prejudiciële vragen van het hof Den Haag, dient verzoekster wel degelijk als belanghebbende te worden aangemerkt en is zij dus ontvankelijk.
3.5.1.
De curator voert in het verweerschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling – kort samengevat – aan:
De curator meent dat de kantonrechte verzoekster terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard in haar klacht.
De curator meent dat – ook in het geval de Hoge Raad naar aanleiding van de prejudiciële vragen oordeelt dat artikel 798 lid 2 Rv van overeenkomstige toepassing is op klachtprocedures – verzoekster niet kan worden aangemerkt als belanghebbende, omdat uit de mails aan de kantonrechter en aan de curator zelf blijkt dat het de heer [partner] , de partner van verzoekster, is die (met machtiging van verzoekster) de procedure is gestart. Hij is dus feitelijk de initiator van de procedure. Dit blijkt ook uit het feit dat het grootste deel van de klachten ziet op de relatie tussen verzoekster c.q. de heer [partner] en de curator en niet op de relatie tussen de onder curatele gestelde en de curator. De heer [partner] kan niet worden aangemerkt als belanghebbende in de zin van artikel 798 lid 2 Rv. Dat hij de procedure voert op naam van verzoekster maakt dat niet anders. Nu het feitelijk de heer [partner] is die de klachtprocedure is gestart en niet verzoekster, meent de curator dat verzoekster reeds om die reden niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
De onder curatele gestelde heeft verder nooit (langdurig) bij verzoekster gewoond. Van een gezinsverband waarin zij een ouderlijke rol had is niet echt sprake geweest. Ook op dit moment is er geen tot nauwelijks contact tussen verzoekster en de onder curatele gestelde. De vraag rijst dus in hoeverre verzoekster, ondanks het feit dat zij de biologische moeder van de onder curatele gestelde is, bekend is met zijn wensen en persoonlijke belangen. Redenerend naar analogie van artikel 7:465 lid 3 BW en artikel 18 Wet op de Lijkbezorging meent de curator dat verzoekster niet tot de kring rondom de onder curatele gestelde behoort die bekend is met zijn wensen, zodat zij niet voor hem kan spreken.
In het licht van het voorgaande kan verzoekster dus niet als belanghebbende in de zin van artikel 798 lid 2 Rv worden aangemerkt en is zij terecht niet-ontvankelijk verklaard.
3.5.2.
Het hof komt tot de volgende beoordeling.
Het hof stelt allereerst vast dat verzoekster ter mondelinge behandeling, na daar nadrukkelijk naar te zijn gevraagd, heeft toegelicht dat het hof het verzoek in hoger beroep moet begrijpen als een verzoek tot ontslag van de curator van [de onder curatele gestelde] .
Verzoekster is de moeder van de onder curatele gestelde, [de onder curatele gestelde] .
De rechtbank heeft geoordeeld dat verzoekster geen belanghebbende is in deze zaak en heeft haar niet-ontvankelijk verklaard, overwegende dat de wijze waarop de curatele door de curator wordt uitgevoerd rechtstreeks en uitsluitend de (rechts)positie van de onder curatele gestelde betreft.
In zaken van curatele, onderbewindstelling of mentorschap worden op grond van artikel 798 lid 2 Rv onder belanghebbenden ook verstaan de echtgenoot, de geregistreerde partner of andere levensgezel en de kinderen of, bij gebreke van dezen, de ouders, broers en zusters van degene wiens curatele, goederen of mentorschap het betreft.
Op 18 juni 2021 heeft de Hoge Raad uitspraak gedaan naar aanleiding van prejudiciële vragen van het gerechtshof Den Haag over het belanghebbendenbegrip in (onder andere) zaken betreffende curatele (ECLI:NL:HR:2021:950).
Uit deze uitspraak volgt dat artikel 798 lid 2 Rv ook van toepassing is in procedures over ontslag van een curator en de benoeming van een opvolger, zoals de onderhavige procedure, zodat verzoekster ontvankelijk is in haar verzoek.
Ontslag van de curator (grief 2)
3.6.
Verzoekster heeft de volgende zorgen over de lopende curatele:
  • de curator heeft [de onder curatele gestelde] verboden contact met zijn moeder op te nemen;
  • de curator heeft [de onder curatele gestelde] opdracht gegeven zijn moeder te blokkeren op WhatsApp;
  • de curator negeert ernstige zorgsignalen, zoals harddrugs- en softdrugsgebruik;
  • de curator heeft onvoldoende overzicht over het doen en laten van [de onder curatele gestelde] ;
  • de curator gaat niet met verzoekster in gesprek;
  • [de onder curatele gestelde] handelt via Marktplaats in automaterialen terwijl hij de consequenties van dit handelen met bijkomende aansprakelijkheid niet kan overzien en de curator grijpt hier niet op in.
3.6.1.
De curator heeft ter zitting verklaard dagelijks contact te hebben met de onder curatele gestelde, hetzij persoonlijk hetzij telefonisch. De onder curatele gestelde heeft daarnaast een persoonlijk begeleider die hem meerdere keren per week bezoekt. De curator heeft geen zorgen over (het handelen van) de onder curatele gestelde.
Ten aanzien van de door verzoekster geuite zorgen over de verkoop van spullen op Marktplaats heeft de curator verklaard dat hij hiermee bekend is en dat dit ook in overleg met de dagbesteding is gebeurd. Er zijn nog geen spullen verkocht. De onder curatele gestelde heeft naast de bekende bankrekening geen andere rekening.
3.6.2.
De onder curatele gesteld heeft ter mondelinge behandeling verklaard dat de curator goed is voor hem.
3.6.3.
Het hof oordeelt als volgt.
Ingevolge artikel 1:385 lid 1 aanhef en sub d van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de curator te allen tijde, hetzij op eigen verzoek, hetzij wegens gewichtige redenen of omdat hij niet meer voldoet aan de eisen om curator te kunnen worden, door de kantonrechter worden ontslagen, zulks op verzoek van de medecurator of degene die gerechtigd is de curatele te verzoeken als bedoeld in artikel 1:379 BW, dan wel ambtshalve.
Verzoekster heeft een aantal redenen aangevoerd waarom zij van mening is dat de curator zijn taken niet naar behoren uitvoert. Deze zijn door de curator gemotiveerd weersproken. Ook de onder curatele gestelde heeft ter mondelinge behandeling verteld tevreden te zijn over de curator. Bij gebreke van enige onderbouwing door verzoekster, zal het hof het verzoek tot ontslag van de curator daarom afwijzen.
3.10.
Op grond van het vorenstaande zal het hof de beschikking waarvan beroep vernietigen voor zover verzoekster daarbij niet-ontvankelijk is verklaard en de beschikking voor het overige bekrachtigen.

4.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 21 oktober 2020, voor zover verzoekster daarbij niet-ontvankelijk is verklaard;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
verklaart verzoekster ontvankelijk in haar verzoek;
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep voor het overige;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.M. Bossink, C.D.M. Lamers en A.J.F. Manders en is in het openbaar uitgesproken op 21 oktober 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.