In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 20 mei 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 22 juli 2020. De rechtbank had in dat vonnis het wederrechtelijk verkregen voordeel van de betrokkene vastgesteld op € 50.045,50 en een betalingsverplichting opgelegd. De betrokkene, geboren in 1970, had hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Het hof heeft het onderzoek in hoger beroep gebaseerd op de stukken van de eerste aanleg en de pleidooien van de advocaat-generaal en de verdediging. De advocaat-generaal heeft bevestigd dat het vonnis van de rechtbank moet worden gehandhaafd, terwijl de verdediging heeft gepleit voor afwijzing van de ontnemingsvordering.
Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd, omdat het zich niet kon verenigen met de beslissing van de rechtbank. Het hof heeft de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel herzien en vastgesteld op € 20.018,00, gebaseerd op de waarde van de gestolen horloges in het helerscircuit. De rechtbank had eerder de voorraadwaarde van de horloges als uitgangspunt genomen, maar het hof heeft deze waarde bijgesteld naar 20% van de voorraadwaarde.
Daarnaast heeft het hof de duur van de gijzeling bepaald op 400 dagen, waarbij het hof de nieuwe regelgeving in het Wetboek van Strafrecht in acht heeft genomen. De beslissing van het hof is op 20 mei 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken, waarbij mr. B. Stapert als voorzitter fungeerde, bijgestaan door mr. V.M. van Daalen-Mannaerts en mr. M.L.P. van Cruchten als raadsheren.