In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch werd behandeld, ging het om de kwalificatie van 'promissory notes' als onderhandse akte. De appellant, vertegenwoordigd door mr. J.W.H. Kempen, had een bewijsopdracht gekregen in een eerder tussenarrest van 27 juli 2021. De procedure werd geschorst na het overlijden van de appellant op 21 augustus 2021, waarbij zijn erfgenamen, vertegenwoordigd door mr. Kempen, de schorsing aanvroegen. De geïntimeerde, vertegenwoordigd door mr. K.A.M.J. Horsch, wenste de procedure echter spoedig voort te zetten. Het hof overwoog dat het overlijden van de appellant grond was voor schorsing van de procedure, maar dat de erfgenamen voldoende tijd hadden gehad om de stand van de zaak te onderzoeken en te beraadslagen over de voortzetting van de procedure. Het hof stelde mr. Kempen in de gelegenheid om aan te geven of hij de procedure namens alle erfgenamen wilde voortzetten. De zaak werd vervolgens naar de rol van 21 december 2021 verwezen voor verdere behandeling. Het hof hield iedere verdere beslissing aan.