ECLI:NL:GHSHE:2021:4436

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
1 april 2021
Publicatiedatum
4 oktober 2024
Zaaknummer
200.291.083_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van de wrakingskamer na uitspraak in strafzaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 1 april 2021 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van een verdachte, ingediend op 25 februari 2021. De verdachte, die in een strafprocedure betrokken was, had eerder twee wrakingsverzoeken ingediend, waarvan het meest recente op 24 november 2020. De wrakingskamer heeft op 11 februari 2021 het verzoek behandeld en op 25 februari 2021 uitspraak gedaan. De verdachte heeft vervolgens een nieuw wrakingsverzoek ingediend, maar dit werd als kennelijk niet-ontvankelijk verklaard omdat het verzoek te laat was ingediend, na de uitspraak van de wrakingskamer. De wrakingskamer oordeelde dat er geen sprake was van een rechter die de zaak behandelde op het moment van het nieuwe verzoek, en dat eerdere tussenbeslissingen in de hoofdzaak geen grond voor wraking kunnen vormen. Het hof concludeerde dat de verdachte misbruik maakte van het wrakingsmiddel door herhaaldelijk verzoeken in te dienen die voornamelijk gericht waren op het realiseren van zijn onderzoekswensen. Daarom werd besloten dat een volgend verzoek om wraking niet in behandeling zou worden genomen. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 1 april 2021.

Uitspraak

beslissing
GERECHTSHOF ‘s-HERTOGENBOSCH
Wrakingskamer
registratienummer wraking: 200.291.083/01 datum beslissing: l april 2021
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van een wrakingsverzoek van het gerechtshof 's-Hertogenbosch
gegeven op het schriftelijke verzoek van 25 februari 2021, ingekomen ter griffie van het hof op 26 februari 2021, als bedoeld in artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering, in de zaak met parketnummer [parketnummer] , in hoger beroep aanhangig bij de meervoudige strafkamer van dit gerechtshof, ingediend namens de verdachte die wordt vervolgd als genaamd zijnde:
[verzoeker] ,
geboren te [geboorteplaats 1] (Tunesië) op [geboortedatum 1] 1960, terwijl de verdachte stelt te zijn genaamd:
[naam] ,
geboren te [geboorteplaats 2] (Verenigd Koninkrijk) op [geboortedatum 2] 1976, thans verblijvende in P.1. [P.I.] , gevangenis te [plaats] ,

1.Het procesverloop

1.1
Bij de teams strafrecht van het hof is onder parketnummer [parketnummer] een strafprocedure aanhangig tegen verzoeker. In deze procedure heeft verzoeker in 2020 twee wrakingsverzoeken ingediend. Het meest recente verzoek dateert van 24 november 2020.
Dat verzoek is door de wrakingskamer behandeld op 11 februari 2021. Aan het einde van de behandeling ter zitting heeft de voorzitter medegedeeld dat op 25 februari 2021 schriftelijk uitspraak zou worden gedaan.
1.2
Op 25 februari 2021 om 09:00 uur heeft de wrakingskamer uitspraak gedaan. De uitspraak is diezelfde dag per post aan verzoeker toegezonden.
1.3
Bij e-mail van 25 februari 2021, namens verzoeker verzonden om 15.25 uur door een medewerker van de PI [P.I.] , heeft verzoeker een verzoek ingediend tot wraking van de wrakingskamer die op 11 februari 2021 het verzoek heeft behandeld.
De e-mail van 25 februari 2021 is toegezonden aan de wrakingskamer van de rechtbank Oost-Brabant. Op 26 februari 2021 is de e-mail doorgezonden aan de wrakingskamer van het gerechtshof 's-Hertogenbosch.
1.4
Verzoeker heeft per post nog nadere gronden ingediend, deze zijn door het hof ontvangen op 8 maart 2021.

2.De beoordeling van de ontvankelijkheid

2.1
Op grond van artikel 512 Sv kan op verzoek van een partij elk van de rechters die
een zaak
behandelen,worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden (cursivering wrakingskamer).
Op 25 februari 202 l om 09:00 uur heeft de wrakingskamer uitspraak gedaan op het wrakingsverzoek van verzoeker. De beslissing is op diezelfde dag aan verzoeker toegezonden.
2.2
Met de beslissing op het wrakingsverzoek is de behandeling van de betreffende wrakingsprocedure geëindigd en is er geen sprake meer van een "rechter die de zaak behandelt". Een wrakingsverzoek dat plaatsvindt nadat er uitspraak is gedaan kan volgens vaste rechtspraak niet meer worden behandeld, zie onder meer HR 2 november 2010, ECLl:NL:HR:2010:BN2366 en Hof 's-Hertogenbosch, 16 juli 2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:2639.
2.3.
De conclusie luidt dat het verzoek tot wraking te laat is gedaan, zodat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is.
2.4.
In aanvulling op het voorgaande overweegt de wrakingskamer ten overvloede als volgt.
2.5.
Het thans voorliggende wrakingsverzoek geeft er, net als de twee voorgaande wrakingsverzoeken, blijk van dat verzoeker zich niet kan verenigen met de genomen tussenbeslissingen in de hoofdzaak, m.n. ten aanzien van zijn onderzoekswensen.
Zoals de wrakingskamer echter in nr. 4.8.3 van zijn beslissing van 25 februari 2021 heeft aangegeven en welke overweging als hier herhaald en ingelast dient te worden beschouwd, brengt het gesloten stelsel van rechtsmiddelen in strafzaken met zich dat een rechterlijke tussenbeslissing als zodanig nimmer grond kan vormen voor wraking. Wraking is immers geen verkapt rechtsmiddel. In 4.10 van die beslissing heeft de wrakingskamer reeds geoordeeld dat uit de afwijzing van de onderzoekswensen van verzoeker noch uit de motivering blijkt van een onmiskenbare vooringenomenheid richting verzoeker.
2.6..
Verzoeker vergist zich waar hij stelt dat op de zitting van 10 augustus 2020 de raadsheer mr. Platschorre niet aanwezig was. Zij was, als vastgesteld in het proces-verbaal, wel degelijk aanwezig. Kan het zijn dat de aanduiding "mr." door verzoeker per abuis wordt begrepen als "de heer... "? Ook op de digitale zitting van 11 februari 2021, door verzoeker kennelijk bij vergissing aangeduid als [zondag] 14 februari 2021, was anders dan verzoeker meent (gezien te hebben), naast de voorzitter mr. Gladpootjes en bijzitter mr. Van Leuven, een derde raadsheer aanwezig in de persoon van mevrouw mr. Smit. Uiteraard was op beide
zittingen ook een griffier aanwezig, in de eerste mr. Van de Kamp, in de tweede mevr. mr. Batelaan.
2.7.
Het hof ziet, gelet op hetgeen onder 2.5 is overwogen, geen aanleiding in te gaan op hetgeen overigens allemaal is aangevoerd.
2.8.
Ten slotte: nu uit het voorgaande volgt dat verzoeker de mogelijkheid om een wrakingsverzoek in te dienen bij herhaling gebruikt voor het trachten te realiseren van zijn onderzoekswensen, is het hof van oordeel dat sprake is van misbruik van het wrakingsmiddel en ziet het hof aanleiding op de voet van artikel 515 lid 4 Sv te bepalen dat een volgend verzoek om wraking niet in behandeling wordt genomen.

3.De beslissing

Het hof (de wrakingskamer):
verklaart het gedane verzoek tot wraking kennelijk niet-ontvankelijk;
bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek van (een gemachtigde van) verzoeker niet in behandeling wordt genomen;
draagt de griffier op de raadsheren die het wrakingsverzoek (met registratienummer 200.289.245/01) hebben behandeld van deze beslissing in kennis te stellen.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.W. van Rijkom, J.C.E. Ackermans-Wijn en A.L. Bervoets, in tegenwoordigheid van mr. M.A.H. Fransen als griffier en in het openbaar uitgesproken op 1 april 2021.
Mr Ackermans-Wijn is buiten staat deze beslissing te ondertekenen.