ECLI:NL:GHSHE:2021:771

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
16 maart 2021
Publicatiedatum
17 maart 2021
Zaaknummer
200.278.091_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep kort geding inzake verbod tot executie van ontbindings- en ontruimingsvonnis wegens huurachterstand

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om een hoger beroep in kort geding dat is ingesteld door twee appellanten tegen Woningstichting Heemwonen. De appellanten hebben een verbod gevorderd tot (verdere) executie van een ontbindings- en ontruimingsvonnis dat in de bodemzaak is gewezen wegens huurachterstand. De zaak is een vervolg op een eerder tussenarrest van 30 juni 2020, waarin het hof een mondelinge behandeling had gelast, maar deze op verzoek van de advocaat van de appellanten niet heeft plaatsgevonden. De appellanten hebben een termijn en uitstel gekregen voor het indienen van de memorie van grieven, maar hebben deze niet tijdig ingediend, wat leidde tot een akte van niet-dienen door het hof. Het hof heeft vervolgens de mogelijkheid overwogen om terug te komen op deze bindende eindbeslissing, omdat de memorie van grieven per fax was ingediend en voorzien van een handtekening. Het hof oordeelt dat de verleende akte niet-dienen een te zware sanctie is en dat het onaanvaardbaar is om aan deze gebondenheid vast te houden. Beide partijen krijgen de gelegenheid om hierop te reageren, en de advocaat van de appellanten kan alsnog de originele memorie van grieven indienen. De zaak is verwezen naar de rol van 30 maart 2021 voor verdere behandeling.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.278.091/01
arrest van 16 maart 2021
in de zaak van

1.[appellant] ,wonende te [woonplaats 1] ,

2.
[appellante] ,wonende te [woonplaats 1] ,
appellanten,
hierna aan te duiden als [appellanten] ,
advocaat: mr. R.G.P. Voragen te Heerlen,
tegen
Woningstichting Heemwonen,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als Heemwonen,
advocaat: mr. C.J.P. Schellekens te Tilburg,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 30 juni 2020 in het hoger beroep van het door de voorzieningenrechter van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, onder zaaknummer 8356835 CV EXPL 20-957 gewezen vonnis van 1 april 2020.

5.Het verloop van de procedure

5.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit het tussenarrest van 30 juni 2020 waarbij het hof een mondelinge behandeling na aanbrengen heeft gelast, welke mondelinge behandeling op verzoek van mr. Voragen niet heeft plaatsgevonden. Aan [appellanten] is een termijn en vervolgens uitstel verleend voor het nemen van de memorie van grieven.
5.2.
Op de rol van 15 september 2020 heeft mr. Voragen alleen per fax de memorie van grieven, tevens houdende vermeerdering van eis, overgelegd, welke fax onder voorbehoud van het overleggen van de originele memorie van grieven is geaccepteerd.
5.3.
Het hof heeft [appellanten] op de rol van 29 september 2020 in de gelegenheid gesteld om het verzuim te herstellen door alsnog de originele memorie van grieven over te leggen. Dit verzuim is niet hersteld.
5.4.
Op de rol van 6 oktober 2020 heeft de rolraadsheer vastgesteld dat het recht van [appellanten] om de memorie van grieven te nemen is vervallen, omdat het verzuim niet is hersteld. De rolraadsheer heeft van dat feit aan de wederpartij akte van niet-dienen verleend. Hiertegen heeft [appellanten] geen bezwaar gemaakt.
5.5.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald.

6.De beoordeling

6.1.
Gelet op artikel 133 lid 4 Rv (jo. 353 Rv) en artikel 1.7 van het Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de gerechtshoven (LPR) vervalt het recht om een bepaalde proceshandeling te verrichten wanneer de proceshandeling niet binnen de gestelde termijn wordt verricht en geen uitstel wordt verleend. Volgens vaste rechtspraak is de beslissing tot het verlenen van akte niet-dienen een tussenvonnis of tussenarrest waarbij een bindende eindbeslissing is gegeven. De eisen van een goede procesorde brengen echter mee dat de rechter, aan wie is gebleken dat een eerdere door hem gegeven, maar niet in een einduitspraak vervatte eindbeslissing berust op een onjuiste juridische of feitelijke grondslag, bevoegd is om nadat partijen de gelegenheid hebben gekregen zich dienaangaande uit te laten, over te gaan tot heroverweging van die eindbeslissing, teneinde te voorkomen dat hij op een ondeugdelijke grondslag een einduitspraak zou doen.
6.2.
Het hof is voornemens om terug te komen op de bindende eindbeslissing waarin aan Heemwonen akte niet-dienen is verleend, omdat het recht om de memorie van grieven te nemen door [appellanten] zou zijn vervallen. [appellanten] heeft de memorie van grieven per fax ingediend. Deze memorie van grieven is voorzien van een handtekening van mr. Voragen. Indien een per fax ingediend processtuk een duidelijke ondertekening bevat, bestaat het verzuim niet in de ondertekening (zie onder andere Hoge Raad 27 november 1992, ECLI:NL:HR:1992:ZC0778), maar in het niet fysiek conform artikel 2.1 jo 2.8 LPR indienen van het processtuk. Op grond van artikel 1.7 LPR kan het hof aan de niet-naleving van een in dit reglement gegeven voorschrift het gevolg verbinden dat met het oog op de aard van het voorschrift en de ernst van het verzuim passend voorkomt. Het hof overweegt dat de verleende akte niet-dienen in dit kader op dit moment een te zware sanctie is en het derhalve onaanvaardbaar is om vast te houden aan de gebondenheid hiervan.
6.3.
Beide partijen zullen in de gelegenheid worden gesteld om hierop bij akte te reageren. Mr. Voragen kan op die roldatum dan tevens alsnog de originele (ondertekende) memorie van grieven aan het hof overleggen.

7.De uitspraak

Het hof:
verwijst de zaak naar de rol van 30 maart 2021 voor akte aan de zijde van beide partijen met het hiervoor onder 6.2 en 6.3 vermelde doel;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. S.M.A.M. Venhuizen, M.G.W.M. Stienissen en J.M.H. Schoenmakers en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 16 maart 2021.
griffier rolraadsheer