3.1.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
[appellant] heeft van (de rechtsvoorganger van) [geïntimeerde] ingaande 1 augustus 2007 een woning gehuurd staande en gelegen te [postcode] [plaats] , aan de [adres] , tegen een huurprijs van, laatstelijk, € 708,84 per maand. De huurprijs dient overeenkomstig artikel 4.3 van de huurovereenkomst, steeds te worden voldaan vóór of op de eerste dag van de periode waarop de betaling betrekking heeft.
Op 14 juni 2019, ten tijde van het uitbrengen van de inleidende dagvaarding in deze zaak, was er een huurachterstand van € 3.555,88 (iets meer dan vijf maandelijkse huurtermijnen).
Op 23 augustus 2019 is de auto van [appellant] , die voor zijn garage stond, in brand gevlogen. [appellant] heeft bij de politie een melding van brandstichting gedaan. Die dag heeft de politie de garage van het gehuurde betreden en daar, zoals zij in de - op ambtseed opgemaakte - bestuurlijke rapportage heeft geschreven: “een niet in werking zijnde hennepkwekerij” aangetroffen. Geruimd zijn, zo staat in de bestuurlijke rapportage:
7x armaturen incl. assimilatielampen
1x snelheidsregelaar
1x schakelbord
1x tijdschakelaar
7x transformator (aluminium)
1x koolstoffilter
1x luchtafzuiging
1x slakkenhuis
2x ventilator (metaal)
2x ventilator (kunststof)
1x temperatuurventilatieregelaar
1x dompelpomp
6x knipbenodigdheden
ongeveer 110 losse, opgestapelde potten
dozen van de aanwezige lampen die op zolder stonden.
In de rapportage is voorts opgenomen dat [appellant] bekende samen met een niet nader te noemen persoon een kweekruimte voor hennep te hebben opgezet met de bedoeling om hennepolie aan de planten te onttrekken voor behandeling van zijn ziekte. Tevens is in voormelde rapportage opgenomen dat [appellant] ontkende dat de kwekerij in gebruik was geweest maar dat hij wel bekende dat de watermeter was weggehaald en dat de stroom illegaal was afgetapt.
In een rapport van fraude-inspecteur [persoon A] van Enexis is opgenomen dat hij die dag een aftakking voor de hoofdveiligheid, de essentiële beveiliging, heeft waargenomen en dat dit betekent dat het elektriciteitswerk opzettelijk is vernield/beschadigd. Er is, zo vermeldt zijn rapport, gemeen gevaar voor goederen te duchten en levensgevaar voor een ander. De elektriciteitsmeter is door Enexis meegenomen.
Een paar dagen later heeft [appellant] een handgranaat tussen de resten van de uitgebrande auto aangetroffen en dit bij de politie aangegeven.
Op grond van artikel 125 van de Gemeentewet heeft de burgemeester van de gemeente Roermond een last onder bestuursdwang opgelegd en de woning voor de duur van één maand, ingaande 17 september 2019 om 10.00 uur, gesloten.
Voorafgaande aan de mondelinge behandeling ten overstaan van de kantonrechter heeft [appellant] de ontstane huurachterstand volledig betaald.
Bij e-mailbericht van 6 februari 2020 heeft de assistent officier van justitie aan [appellant] gemeld dat hij voor het overtreden van de Opiumwet niet wordt vervolgd.
“De hennepkwekerij was immers niet in werking en was onvoldoende groot om te kunnen spreken van voorbereidingshandelingen in de zin van de Opiumwet. U heeft hier geen brief over of van ontvangen, omdat u naast het overtreden van de Opiumwet ook verdacht wordt van de diefstal van elektriciteit en water. De zaak wordt in zijn geheel door de politie aan het Openbaar Ministerie gestuurd en te zijner tijd verwerkt.”
Op 20 mei 2020 heeft [appellant] aangifte gedaan tegen verbalisant [persoon B] omdat hij een vals rapport, zijnde de hiervoor aangeduide bestuurlijke rapportage, zou hebben opgemaakt.
Bij brief van 29 augustus 2020 heeft de officier van justitie bericht dat de verbalisant mocht afgaan op de deskundigheid van Enexis met betrekking tot het gerelateerde over de diefstal van stroom. Met betrekking tot de verwijzing naar de bekennende verklaring geeft de officier aan dat hij ook in de mutatie van de andere verbalisant ziet staan dat [appellant] bekend heeft terwijl uit het verhoor evident blijkt dat dit niet het geval is. De officier heeft geconcludeerd dat er onvoldoende verdenking is voor het opzettelijk opmaken van een valse verklaring.
Op 16 november 2020 heeft [appellant] een klaagschrift ex artikel 12 Sv. bij het hof ingediend tegen de beslissing om de verbalisant niet strafrechtelijk te vervolgen.
Bij brief van 21 januari 2021 heeft de officier van justitie [appellant] medegedeeld dat hij niet wordt vervolgd en de aan hem opgelegde strafbeschikking wordt ingetrokken. Voor het delict 11a Opiumwet en het delict diefstal elektriciteit is onvoldoende bewijs. Een recente bestraffing maakt een vervolging voor het delict diefstal water niet noodzakelijk, aldus de officier.
3.2.1.In de onderhavige procedure heeft [geïntimeerde] in eerste aanleg, kort weergegeven, ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde gevorderd zulks met veroordeling van [appellant] in de kosten van het geding.
3.2.2.Aan deze vordering heeft zij in de dagvaarding in eerste aanleg ten grondslag gelegd dat [appellant] geruime tijd de huur onbetaald had gelaten. Tijdens de mondelinge behandeling in eerste aanleg heeft zij aangevoerd dat [appellant] de huurovereenkomst toerekenbaar niet was nagekomen omdat hij een hennepkwekerij in zijn garage had, de burgemeester de woning had gesloten en heeft zij gewezen op de brandstichting en de aangetroffen handgranaat.
3.2.3.[appellant] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.
3.2.4.Na de mondelinge behandeling op 8 oktober 2019 heeft de kantonrechter, samengevat, in het bestreden vonnis van 6 november 2019 de huurovereenkomst tussen partijen ontbonden en [appellant] veroordeeld tot ontruiming. Voorts is [appellant] veroordeeld tot betaling van een vergoeding van € 708,84 per maand, vermeerderd met de wettelijk toegestane huurverhoging, vanaf 1 juli 2019 zolang hij in gebreke blijft met de ontruiming. De kantonrechter heeft [appellant] veroordeeld in de proceskosten.