ECLI:NL:GHSHE:2022:1767

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
2 juni 2022
Publicatiedatum
2 juni 2022
Zaaknummer
200.303.159_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van de vader van een minderjarige, geboren in 2006, tegen de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering. De vader, vertegenwoordigd door mr. M. Kalle, verzoekt om de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van zijn kind. De moeder en de stiefvader zijn ook betrokken in deze procedure, met mr. P.R. van de Water als advocaat van de moeder. De Raad voor de Kinderbescherming is eveneens als belanghebbende betrokken in de zaak.

Op 17 maart 2022 heeft het hof een beschikking gegeven waarin de eerdere beslissing van de rechtbank Oost-Brabant van 31 augustus 2021 werd bekrachtigd, met betrekking tot de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige. De machtiging is verlengd voor de periode van 9 september 2021 tot 1 juni 2022. De beslissing over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing voor de periode van 1 juni 2022 tot 9 september 2022 is aangehouden, waarbij het hof de GI heeft verzocht om aanvullende informatie te verstrekken.

De GI heeft aangegeven dat de minderjarige inmiddels is geplaatst in een behandelgroep en dat deze plaatsing noodzakelijk is voor haar ontwikkeling en behandeling. De vader heeft aangegeven dat hij het belangrijk vindt dat de minderjarige op een neutrale plek verblijft. De moeder en de stiefvader hebben niet gereageerd op de verzoeken van de GI. Het hof heeft uiteindelijk besloten om de beschikking van de rechtbank te bekrachtigen voor de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing tot 9 september 2022, en heeft het meer of anders verzochte afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak : 2 juni 2022
Zaaknummer : 200.303.159/01
Zaaknummer 1e aanleg : C/01/373320 / JE RK 21-1204
in de zaak in hoger beroep van:
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. M. Kalle,
tegen
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (GI).
Deze zaak gaat over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2006 te [geboorteplaats] .
Als belanghebbenden worden aangemerkt:
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. P.R. van de Water,
en
[de stiefvader],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de stiefvader.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen: de raad.

5.De beschikking van 17 maart 2022

Bij die beschikking heeft het hof in het hoger beroep:
  • de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 31 augustus 2021 bekrachtigd voor zover het betreft de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] voor verblijf gedurende dag en nacht in een accommodatie van een zorgaanbieder over de periode van 9 september 2021 tot 1 juni 2022;
  • de beslissing met betrekking tot de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] voor verblijf gedurende dag en nacht in een accommodatie van een zorgaanbieder voor de periode van 1 juni 2022 tot 9 september 2022, aangehouden;
  • de GI verzocht om uiterlijk 16 mei 2022 de onder rechtsoverweging 3.10.6. genoemde informatie in te dienen bij het hof, met verstrekking van een afschrift aan de advocaten van de ouders, de stiefvader en de raad;
  • bepaald dat de advocaten van de ouders, de stiefvader en de raad na ontvangst van de informatie van de GI in de gelegenheid worden gesteld om zich binnen één week hierover uit te laten;
  • bepaald dat na de ontvangst van de informatie van de GI en de daarop gegeven reacties de zaak verder op de stukken zal worden afgedaan, tenzij het hof, al dan niet op gemotiveerd verzoek van één van partijen of belanghebbenden, anders beslist.

6.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

Het hof heeft kennisgenomen van de inhoud van:
- de brief van de GI van 12 mei 2022, ingekomen bij het hof op 18 mei 2022;
- de brief van de advocaat van de vader van 24 mei 2022;

7.De verdere beoordeling

7.1.
De GI handhaaft het verzoek, te weten de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] voor verblijf gedurende dag en nacht in een accommodatie van een zorgaanbieder tot 9 september 2022. De GI voert, samengevat, het volgende aan.
Op 14 april 2022 heeft [minderjarige] kennis gemaakt met de behandelgroep van [instantie 1] in [plaats]. Op 11 mei 2022 heeft een opnamegesprek plaatsgevonden van [minderjarige] bij de behandelgroep en heeft [minderjarige] besloten om op 17 mei 2022 de overstap te maken naar de behandelgroep van [instantie 1] in [plaats]. Daarna start een wenperiode van, naar verwachting, zes weken. In die periode zal er meer zicht komen op wie [minderjarige] is en wat zij nodig heeft. Na de wenperiode zal er overleg plaatsvinden om de koers te bepalen en de uiteindelijke behandeldoelen op te stellen.
De jeugdzorgwerker is van mening dat [minderjarige] deze neutrale plaats bij [instantie 1] nodig heeft om aan haar persoonlijke doelen te kunnen werken. Deze doelen zullen onder meer gericht zijn op traumaverwerking, zelfbeeld en emotieregulatie. De plaatsing op de behandelgroep van [instantie 1] in [plaats] geeft [minderjarige] de mogelijkheid om op haar huidige school te blijven. Omdat [minderjarige] momenteel klem zit tussen haar beide ouders ziet de GI op dit moment geen mogelijkheid voor behandeling van [minderjarige] bij de vader of de moeder thuis. [minderjarige] heeft structuur en professionele begeleiding nodig die zij op de behandelgroep krijgt. Tijdens de behandeling zal gekeken worden wat [minderjarige] nodig heeft met betrekking tot haar woonsituatie en wat zij nodig heeft van haar opvoeders, zodat haar uiteindelijke woonperspectief bepaald kan worden.
7.2.
De vader heeft bij monde van zijn advocaat laten weten dat hij het van belang acht dat [minderjarige] op een neutrale plek verblijft, zoals thans het geval is.
7.3.
De moeder en de stiefvader hebben niet gereageerd op de brief van de GI.
7.4.
De raad heeft niet gereageerd op de brief van de GI.
7.5.
Het hof overweegt als volgt.
7.5.1.
In de beschikking van 17 maart 2022 heeft het hof al overwogen, kort weergegeven, dat het in het belang van de verzorging en opvoeding van [minderjarige] noodzakelijk is om de plaatsing bij [instantie 2], waar zij sinds juni 2021 verbleef, te laten voortduren totdat een geschikte behandelplek voor [minderjarige] is gevonden. Aan de wettelijke gronden voor verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing werd daarom nog steeds voldaan. Omdat de GI gedurende een periode geen regie heeft kunnen voeren en [minderjarige] daarnaast al langere tijd niet de behandeling kreeg die zij (nog steeds) nodig heeft, heeft het hof het noodzakelijk geacht dat de passende hulp voor [minderjarige] op zo kort mogelijke termijn tot stand zou komen. Vanwege deze noodzaak, en met name om zicht te houden op het verdere verloop, heeft het hof de bestreden beschikking bekrachtigd voor zover het betreft de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] over de periode van 9 september 2021 tot 1 juni 2022 en de beslissing voor het overige aangehouden.
7.5.2.
Uit de brief van de GI volgt dat [minderjarige] inmiddels verblijft op de behandelgroep van [instantie 1] in [plaats] en dat zij daar, na afloop van de wenperiode, de behandeling krijgt die zij nodig heeft. Die behandeling zal [minderjarige] in staat stellen om aan haar persoonlijke doelen te gaan werken. Onweersproken is gebleven dat de behandeling van [minderjarige] niet bij (één van) de ouders thuis kan plaatsvinden. Dit betekent dat het hof de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 31 augustus 2021 zal bekrachtigen voor zover het betreft de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] voor verblijf gedurende dag en nacht in een accommodatie van een zorgaanbieder voor de periode tot 9 september 2022.
7.5.3.
Op grond van het voorgaande zal het hof beslissen als volgt.

8.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 31 augustus 2021 voor zover het betreft de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] voor verblijf gedurende dag en nacht in een accommodatie van een zorgaanbieder voor de periode tot 9 september 2022;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.J.F. Manders, J.C.E. Ackermans-Wijn en J.W.P.N. Hermans en is op 2 juni 2022 door mr. A.M. Bossink uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.