11.1.Het hof zal op voordracht van het NIFP - ter vervanging van de eerder benoemde deskundige drs. De Groot - de heer drs. D. Winands en mevrouw drs. M.M.F. van Casteren, beiden domicilie kiezend te [plaats], kantoor NIFP, benoemen tot deskundigen om onderzoek te doen naar de volgende vragen:
hoe kunnen de ontwikkeling en het huidige functioneren van [kind 4] worden beschreven aan de hand van de volgende gebieden: cognitieve ontwikkeling, sociaal-emotionele ontwikkeling en gehechtheidsontwikkeling?
indien er sprake is van een verstoorde ontwikkeling op één of meer ontwikkelingsgebieden, wat kan hiervan de oorzaak zijn en in hoeverre vraagt [kind 4] als gevolg daarvan meer dan gemiddelde pedagogische vaardigheden van haar opvoeders?
wat zijn de pedagogische en affectieve mogelijkheden en beperkingen van de moeder in relatie tot [kind 4], met name wat betreft haar opvoedingsstijl, haar inzicht in eigen pedagogische en affectieve mogelijkheden en beperkingen en haar relatie tot en de interactie met [kind 4]?
zijn er indicaties voor nader persoonlijkheids- en/of psychiatrisch onderzoek van de moeder?
zijn er indicaties voor specifieke hulpverlening voor de moeder en zo ja, in welke vorm en waar dient deze zich dan op te richten?
wat zijn de (contra)indicaties voor een thuisplaatsing bij de moeder? In het bijzonder wordt verzocht de andere kinderen en hun eventuele thuisplaatsing daarbij te betrekken;
indien een thuisplaatsing (op korte of lange termijn) wordt geadviseerd:
a. hoe kan de thuisplaatsing vormgegeven worden, zodanig dat dit de ontwikkeling van [kind 4] ten goede komt?
b. is hierbij professionele begeleiding nodig en zo ja, aan welke begeleiding wordt gedacht?
8. indien thuisplaatsing niet wordt geadviseerd:
a. indien het hof op basis van de beantwoording van bovenstaande onderzoeksvragen tot het oordeel komt dat de moeder ongeschikt of onmachtig is om haar plicht tot verzorging en opvoeding van [kind 4] te vervullen, welke gevolgen zou dit dan hebben voor (de ontwikkeling van) [kind 4]?
b. welke gevolgen zou een beëindiging van het gezag van de moeder over [kind 4], dan wel de afwijzing van het verzoek van de raad tot beëindiging, hebben voor (de ontwikkeling van) de kinderen?
9. in hoeverre komen er uit het onderzoek bevindingen naar voren, die niet aan de orde zijn gekomen in de onderzoeksvragen, maar die wel van belang zijn met betrekking tot de ontwikkeling en opvoeding van de kinderen en/of bij eventueel te nemen beslissingen?