Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2011 te [geboorteplaats],
hierna te noemen: [minderjarige].
[de moeder],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de moeder.
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 27 januari 2022;
- de brief met bijlagen van de advocaat van de vader van 31 mei 2022.
3.De beoordeling
3.8.3. Het hof stelt voorop dat degene die het rechtsmiddel van hoger beroep aanwendt, daarbij voldoende belang moet hebben (artikel 3:303 BW). Bij gebrek aan voldoende belang volgt een niet-ontvankelijkverklaring.
3.9. Daarbij komt dat het hof sterk de indruk heeft dat de vader slechts hoger beroep heeft ingesteld tegen de bestreden beschikking om contactherstel met [minderjarige] te bewerkstelligen. De Hoge Raad heeft in onder andere uitspraken van 13 april 2001 (ECLI:NL:HR:2001:AB1009) en 19 februari 2016 (ECLI:NL:HR:2016:295) geoordeeld dat de ondertoezichtstelling daar niet voor bedoeld is. Daarvoor zijn bijkomende omstandigheden nodig die een ernstige ontwikkelingsbedreiging tenminste aannemelijk maken. Van dergelijke bijkomende omstandigheden is het hof niet gebleken. Uit de overgelegde stukken en het verhandelde tijdens de mondelinge behandeling is niet gebleken dat het niet goed gaat met [minderjarige]. Er zijn geen zorgen over haar verzorging en opvoeding en ze doet het goed op school. Ook in de visie van de GI is de ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] niet erg groot, nu ze tegen de bestreden beschikking niet in appèl zijn gekomen.
4.De beslissing
H.J.M. van Arkel-Gasselt en is op 28 juli 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van mr. R. Jelicic, griffier.