Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer 7725934 CV EXPL 19-1858)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep;
- het tussenarrest van 14 april 2020, waarbij een comparitie van aanbrengen is gelast;
- het proces-verbaal van de comparitie na aanbrengen van 29 juni 2020, op welke zitting geen schikking is bereikt;
- de memorie van grieven van [appellante] , met als producties het procesdossier van de bodemprocedure (in eerste aanleg en hoger beroep) en het procesdossier van deze schadestaatprocedure in eerste aanleg alsmede producties C11 t/m C16);
- de memorie van antwoord van [geïntimeerde] ;
- de mondelinge behandeling van 18 november 2021, bij welke gelegenheid mrs. Veldhuizen en Buijsman-Kip aan de hand van overgelegde notities het woord hebben gevoerd;
- de bij brief van 16 november 2021 door mr. Veldhuizen toegezonden productie C19, die bij voormelde mondelinge behandeling bij akte in het geding is.
3.De beoordeling
Op 5 februari 2017 heeft [appellante] ontdekt dat Arava zich op het standpunt stelt dat Arava de overeenkomsten van 5 en 19 augustus 2015 niet kent.
[geïntimeerde] heeft vervolgens erkend dat hij de handtekeningen van de CEO van Arava onder de overeenkomsten heeft vervalst, evenals de stempel van Arava onder de overeenkomst van 19 augustus 2015 en de begeleidende mails van de CEO en CFO van Arava.
“6.7.6. Naar het oordeel van het hof staat niet vast in hoeverre het bedrag ad € 400.000,-- onverschuldigd door [appellante] aan Arava is betaald en dat [appellante] tot dat bedrag schade heeft geleden.
a.
“ 2.4. (…) Als en voor zover [appellante] met de betaling terecht openstaande facturen van Arava heeft voldaan, is van schade geen sprake. Het komt er dus op neer dat [appellante] moet aantonen dat zij onverschuldigd aan Arava heeft betaald”.
“2.5. De kantonrechter neemt tot uitgangspunt het overzicht van Arava van 8 juli 2015. (…) Op het overzicht heeft Arava opgesomd welke facturen van dat seizoen (2014-2015, hof) nog niet (volledig) door [appellante] waren voldaan. Haar conclusie is dat [appellante] nog € 472.301,27 moet voldoen (dit is exclusief hetgeen [appellante] nog verschuldigd is aan Arava Holland; niet in geschil is dat dat nog € 61.810,40 is).2.6. (…)Kennelijk was er op dat moment tussen haar(Arava, hof)
en [appellante] geen overeenstemming over vermindering van factuurbedragen. Al hetgeen [appellante] in de hoofdprocedure en nu in de schadestaatprocedure stelt over afspraken tussen beide bedrijven over welk bedrag uiteindelijk per levering moest worden betaald, rekening houdend met producten die niet goed waren, de zogenaamde credit requests, mist bevestiging van de zijde van Arava. [appellante] legt per partij geleverde producten invoices over met daarop door [geïntimeerde] geschreven lagere bedragen dan op de invoice vermeld. Daaruit blijkt slechts, zoals ook door [geïntimeerde] gesteld, dat hij voor de onderhandelingen met Arava over de uiteindelijke prijs een richtbedrag noteerde, maar niet dat over dat bedrag met Arava ook overeenstemming was bereikt. De onderhandelingen moesten nog plaatsvinden. [appellante] verwijst verder naar e-mailverkeer tussen [geïntimeerde] en Arava (productie C5), maar uit deze productie blijkt alleen dat per e-mail is gecorrespondeerd, niet wat de inhoud was van die correspondentie en ook niet wat door partijen was afgesproken. [appellante] baseert haar stelling dat zij niet de volledige facturen die op het overzicht van 8 juli 2015 staan verschuldigd was, slechts op haar eigen administratie, terwijl daarvoor toch ook de instemming van Arava is vereist. Dit blijkt negens uit.Daarbij komt dat [appellante] in feite met haar stelling dat zij en Arava het seizoen 2014-2015 hebben afgemaakt op het bedrag van € 150.000,-- ook erkent dat tussen hen geen overeenstemming was over de credit requests en nog verschuldigde bedragen. Die stelling komt erop neer dat zij aan dat geschil nu juist een einde hebben gemaakt met de afspraak dat [appellante] nog € 150.000,-- zou betalen.Uit het voorgaande volgt dat [appellante] niet heeft aangetoond dat het overzicht van 8 juli 2015 van Arava niet klopt, zodat ervan moet worden uitgegaan dat Arava op dat moment nog € 472.301,27 (+ € 61.810, 40) van [appellante] te vorderen had.2.7. Aan de orde is dan of [appellante] haar, ook al in de bodemprocedure ingenomen stelling, dat zij met Arava op 9 juli 2015 is overeengekomen dat met de betaling van € 150.000,-- het gehele seizoen 2014-2015 is afgedaan, nu wel voldoende heeft onderbouwd. De kantonrechter merkt op dat [appellante] nergens met zoveel woorden stelt dat zij met Arava is overeengekomen dat haar betaling van € 150.000,-- voor de nog openstaande facturen finale kwijting werd verleend. Verder heeft het hof in r.o. 6.7.6(in de aan deze schadestaat voorafgegane bodemprocedure, hof)
overwogen dat [appellante] tijdens het pleidooi voor het hof heeft meegedeeld dat ook Arava het bestaan van een dergelijke overeenkomst betwist. Arava heeft daar ook niet naar gehandeld. Uit de e-mail van 7 oktober 2015 met het betalingsoverzicht van de CFO van Arava, [persoon A] , blijkt dat Arava de betaalde € 400.000,-- op de openstaande facturen over 2014-2015 heeft afgeboekt, alsmede Arava Holland heeft voldaan en € 15.888,33 als aanbetaling op het seizoen 2015-2016 heeft aangemerkt. [persoon A] schrijft in die e-mail: “Attached please find the details for the previous season. The balance in Global’s favour is 15.888,33 Euro. I would like to point out that the above-mentioned balance does not include interest on late payments which according to Arava’s terms and conditions we are entitled to charge”. Het enkele feit dat deze mail naar [geïntimeerde] is gestuurd, maakt niet dat de inhoud niet klopt.
onverschuldigd hebben gedaan, zodat de vraag rijst waarom zij haar aldus op Arava ontstane vordering niet met nog openstaande facturen over 2015-2016 heeft verrekend. Hiertoe had zij, zo blijkt uit de door haar overgelegde administratie, wel de gelegenheid. Haar stelling dat zij dat niet kon, omdat Arava haar aansprakelijk dreigde te stellen voor het frauduleuze handelen van [geïntimeerde] onderbouwt ze niet. (…)2.9. Daarbij komt dat [appellante] ook in een later stadium niet heeft gepoogd hetgeen zij onverschuldigd zou hebben betaald, van Arava terug te vorderen. Uit niets blijkt dat zij Arava zelfs maar heeft aangeschreven (…).
De stelling dat er nog rekening moet worden gehouden met Malou suggestions acht het hof derhalve niet onderbouwd en doet niet af aan de vaststelling dat niet is gebleken dat over meer credit requests overeenstemming is bereikt dan de vermelde crediteringen op het betreffende overzicht van Arava.
Het had op zijn minst op de weg van [appellante] gelegen om de hoogte van die niet door Arava geaccepteerde credit requests per factuur nader toe te lichten. De hoogte van de openstaande credit requests is niet onderbouwd.
Ook de verwijzing naar de gebruikelijke wijze van werken tussen [appellante] en Arava, die er, aldus [appellante] , kort gezegd op neer komt dat [appellante] vaak (intern) een lager bedrag dan het factuurbedrag noteerde als verschuldigd, waarna over het definitieve bedrag tussen partijen werd onderhandeld, leidt in het licht van hetgeen hiervoor is overwogen niet tot een ander oordeel.
Relevant is of [appellante] met Arava is overeengekomen dat [appellante] met de betaling van € 150.000,-- finaal gekweten was voor de openstaande facturen over 2014-2015. Het hof is met de kantonrechter van oordeel dat van een dergelijke overeenkomst met Arava niet is gebleken. Voor zover [appellante] stelt dat een dergelijke overeenkomst op 9 juli 2015 is gesloten, geldt het volgende. Bij die bespreking waren [geïntimeerde] , [persoon C] en [persoon B] aanwezig. [geïntimeerde] en [persoon C] betwisten dat een dergelijke overeenkomst is gesloten. [geïntimeerde] stelt dat over andere partijen (paprika’s) overeenstemming is bereikt. Ook [persoon B] (die bij delen van dit gesprek aanwezig is geweest) is geen getuige geweest van een dergelijke afspraak, zo blijkt uit diens als productie 11 bij memorie van grieven in de bodemprocedure overgelegde verklaring. Een specifiek hierop betrekking hebbend bewijsaanbod is niet gedaan door [appellante] . Dat een dergelijke overeenkomst is gesloten, staat derhalve niet vast.
voert nog aan dat door Arava niet is gereageerd of geprotesteerd tegen de betaling van € 150.000,-- onder vermelding van “final account sales 2014-2015” en van 2 keer € 200.000,-- onder vermelding van “advance payment”. Die stelling mist feitelijke grondslag. Allereerst stelt de raadsman van [geïntimeerde] ter zitting in hoger beroep dat [geïntimeerde] ook na de betaling van € 150.000,-- door Arava werd bestookt met verzoeken om de openstaande vordering te betalen. Maar daarnaast staat vast dat Arava na deze betalingen niet enkel stil heeft gezeten, maar ook schriftelijk heeft gereageerd bij mailbericht van 7 oktober 2015 van [persoon A] aan [geïntimeerde] , waarbij een betalingsoverzicht is verzonden waaruit blijkt dat de betreffende betalingen zijn afgeboekt op de volgens Arava openstaande facturen over 2014-2015. [geïntimeerde] was op dat moment ook de contactpersoon van Arava bij [appellante] .