Uitspraak
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
[verdachte] ,
- primair verdachte niet-ontvankelijk zal verklaren in het hoger beroep;
- subsidiair het beroepen vonnis zal bevestigen.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 24 juni 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, dat op 14 juni 2021 was gewezen. De verdachte, geboren in 1992 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, had hoger beroep ingesteld tegen het eerder genoemde vonnis. Het hof heeft het onderzoek in hoger beroep verricht en kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdachte.
De advocaat-generaal had de ontvankelijkheid van het hoger beroep ter discussie gesteld. Het hof heeft vastgesteld dat de schriftelijke volmacht van de verdachte aan de griffiemedewerker niet voldeed aan de eisen die de Hoge Raad in zijn arrest van 22 december 2009 had geformuleerd. De volmacht bevatte niet de noodzakelijke verklaringen, zoals de instemming van de verdachte met het in ontvangst nemen van de oproeping voor de terechtzitting en het adres voor de toezending van de appeldagvaarding.
Als gevolg van deze gebreken heeft het hof de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep. De beslissing is genomen door de meervoudige kamer voor strafzaken, onder leiding van voorzitter mr. drs. M.C.C. van de Schepop, en de raadsheren mr. M.L.P. van Cruchten en mr. R.G.A. Beaujean, in aanwezigheid van griffier mr. A.R. Veldt. De uitspraak is gedaan ter openbare terechtzitting.