ECLI:NL:GHSHE:2022:3023

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
24 juni 2022
Publicatiedatum
30 augustus 2022
Zaaknummer
20-001518-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep wegens gebrekkige volmacht

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 24 juni 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, dat op 14 juni 2021 was gewezen. De verdachte, geboren in 1992 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, had hoger beroep ingesteld tegen het eerder genoemde vonnis. Het hof heeft het onderzoek in hoger beroep verricht en kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdachte.

De advocaat-generaal had de ontvankelijkheid van het hoger beroep ter discussie gesteld. Het hof heeft vastgesteld dat de schriftelijke volmacht van de verdachte aan de griffiemedewerker niet voldeed aan de eisen die de Hoge Raad in zijn arrest van 22 december 2009 had geformuleerd. De volmacht bevatte niet de noodzakelijke verklaringen, zoals de instemming van de verdachte met het in ontvangst nemen van de oproeping voor de terechtzitting en het adres voor de toezending van de appeldagvaarding.

Als gevolg van deze gebreken heeft het hof de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep. De beslissing is genomen door de meervoudige kamer voor strafzaken, onder leiding van voorzitter mr. drs. M.C.C. van de Schepop, en de raadsheren mr. M.L.P. van Cruchten en mr. R.G.A. Beaujean, in aanwezigheid van griffier mr. A.R. Veldt. De uitspraak is gedaan ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001518-21
Uitspraak : 24 juni 2022
VERSTEK dnip

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 14 juni 2021, in de strafzaak met parketnummer 02-072758-21 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1992,
Zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
Hoger beroep
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De vordering van de advocaat-generaal houdt in dat het hof:
  • primair verdachte niet-ontvankelijk zal verklaren in het hoger beroep;
  • subsidiair het beroepen vonnis zal bevestigen.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
In zijn arrest HR 22 december 2009, ECLI:NL:HR:2009:BJ7810, NJ 2010/102 heeft de Hoge Raad eisen geformuleerd waaraan een schriftelijke volmacht van een advocaat aan een griffiemedewerker om hoger beroep in te stellen dient te voldoen. Zo moet die volmacht inhouden:
( i) de verklaring van de advocaat dat hij door de verdachte bepaaldelijk is gevolmachtigd tot het instellen van hoger beroep (art. 450, eerste lid sub a, Sv);
(ii) de verklaring van de advocaat dat de verdachte instemt met het door de medewerker ter griffie aanstonds in ontvangst nemen van de oproeping voor de terechtzitting in hoger beroep (art. 450, derde lid, Sv);
(iii) het adres dat door de verdachte is opgegeven voor de toezending van het afschrift van de appeldagvaarding (art. 450, derde lid, Sv).
Het hof stelt vast dat de inhoud van de namens verdachte verleende schriftelijke volmacht van 15 juni 2021 tot het instellen van hoger beroep aan de medewerker ter griffie niet voldoet aan deze eisen, nu uit die volmacht niet volgt dat wordt ingestemd met het namens de verdachte aanstonds in ontvangst nemen van de oproeping voor de terechtzitting in hoger beroep door de medewerker van de griffie en ook niet is aangegeven naar welk adres een afschrift van de appeldagvaarding moet worden gezonden.
Het hof zal verdachte als gevolg hiervan niet-ontvankelijk verklaren in het hoger beroep.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Aldus gewezen door:
mr. drs. M.C.C. van de Schepop, voorzitter,
mr. M.L.P. van Cruchten en mr. R.G.A. Beaujean, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.R. Veldt, griffier,
en op 24 juni 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.