3.1.De rechtbank heeft in r.o. 2.1 t/m 2.28 van het bestreden vonnis de feiten vastgesteld die zij voor haar beoordeling van belang achtte. Volgens de eerste grief is dit feitenoverzicht onjuist, althans onvolledig. Het hof zal hierna uitgebreid, maar niet uitputtend, de relevante feiten vermelden, die als enerzijds gesteld en anderzijds niet voldoende betwist vaststaan.
3.1.1.[appellant] is radioloog. Hij werkt vanaf 2003 als arts in het ziekenhuis in Heerlen, welk ziekenhuis thans wordt geëxploiteerd door Stichting Zuyderland Medisch Centrum (hierna: Zuyderland). Zuyderland is ontstaan uit een fusie tussen het Atrium Medisch Centrum Parkstad (hierna: Atrium), waartoe het Heerlense ziekenhuis behoorde, en het Orbis Medisch Centrum te Sittard (hierna: Orbis). Via zijn praktijkvennootschap [de vennootschap] ( [de B.V.] ) is [appellant] lid van de maatschap radiologie.
3.1.2.Mitralis Diagnostisch Centrum B.V. (hierna: Mitralis) is in 2008 opgericht als een joint venture van destijds in Heerlen werkzame radiologen en Atrium.
De aandelen in Mitralis waren vanaf de oprichting in 2008 tot 5 oktober 2017 voor 80% in handen van het op 31 januari 2008 opgerichte Diagnostisch Centrum Parkstad B.V. (hierna: DCP). Enkele radiologen die (via hun praktijkvennootschappen) lid waren van de maatschap radiologie, hebben aandelen in de vennootschap DCP. Eén van die aandeelhouders in DCP is [de B.V.] . De overige 20% van de aandelen in DCP was in handen van Mitralis Zuyderland Klinieken B.V. (hierna: ZBC), een 100% dochter van Stichting Zuyderland Medisch Centrum.
3.1.3.Mitralis bood, buiten de muren van het ziekenhuis, radiologie in de regio Heerlen aan ten behoeve van de eerste lijn. Zij werkte in opdracht van ZBC. ZBC is een toegelaten instelling als bedoeld in de WTZi en via haar kon Mitralis haar werkzaamheden declareren bij zorgverzekeraars.
3.1.4.MSB is een coöperatie waarin alle medisch specialisten werkzaam in en verbonden aan Zuyderland en hun praktijkvennootschappen verenigd zijn. MSB heeft met de Stichting Atrium-Orbis Medisch Centrum per 1 januari 2015 een samenwerkingsovereenkomst gesloten.
3.1.5.[appellant] oefende zijn praktijk tot 1 januari 2015 uit in maatschapsverband in Heerlen (hierna: de maatschap radiologie). Per die datum hebben de radiologen hun (ziekenhuis)praktijk ingebracht in MSB en is tussen MSB, als opdrachtgever, en [appellant] en zijn praktijkvennootschap, als opdrachtnemers, een Ledenovereenkomst, tevens houdende opdracht tot medisch specialistische zorgverlening, gesloten. Vanaf 1 januari 2015 zijn de leden van de maatschap radiologie tevens lid van de vakgroep radiologie Heerlen.
3.1.6.In januari 2015 heeft de Commissie Radiologie (ook “Commissie [commissie] ”), die is ingesteld naar aanleiding van een gesprek tussen de maatschap radiologie en de Raad van Bestuur van Atrium, gerapporteerd dat sprake is van verstoorde relaties tussen de radiologen in de maatschap. Het rapport houdt onder meer het volgende in:
“De thans gesuggereerde onevenredige verdeling van de aandelen schept wantrouwen in de groep. Opvallend zijn de verschillen in perceptie van de maatschapleden en aandeelhouders ten aanzien van de ongelijke verdeling van de aandelen. Sommige aandeelhouders begrijpen niet dat andere aandeelhouders en maatschapleden deze ongelijkheid als een probleem zien. Het probleem is deels emotioneel nl het gevoel van ongelijkheid. Daarnaast kunnen besluiten in de AVA van DCP in de toekomst rechtstreekse gevolgen hebben op de revenuen van de maatschapleden. (…)
Er is onderling wantrouwen en achterkamertjespolitiek. (…) De Commissie acht het vertrouwen tussen de radiologen ernstig verstoord. (…)
Van belang is dat de onderlinge machtsverhouding hersteld wordt en alle radiologen weer gelijk zijn aan elkaar. Daarnaast moet het financiële vertrouwen herwonnen worden door transparantie te creëren over transacties met de aandelen van DCP, de managementfee stromen en de maatschapcontractwijzigingen. Hierin hebben [appellant] / [persoon A] / [persoon B] / [persoon C] / [persoon D] als leidende personen de sleutels in handen. Zij moeten volle openheid geven van alle zaken, ook aan diegene[n] die (nog) geen aandeelhouder zijn. (…)
Indien verdere escalatie niet voorkomen wordt dan voorziet de Commissie grote risico’s en problemen voor de maatschap radiologie met alle mogelijke consequenties van dien. De problemen zijn door het gedrag van de radiologen veroorzaakt zodat daar ook de oplossing gezocht moet worden. (…)
Er dient duidelijkheid te komen over de relatie tussen de maatschap en het DCP. De huidige situatie is zeer onwenselijk en veroorzaakt problemen. Er dient een keuze gemaakt te worden uit 2 scenario’s:
Alle leden van de maatschap hebben dezelfde zeggenschap binnen het DCP.
De relatie tussen de maatschap en DCP wordt volledig ontkoppeld waardoor besluitvorming binnen het DCP geen enkele invloed heeft op de maatschap, noch financieel noch emotioneel noch positioneel, nu en in de toekomst.”
3.1.7.Op 19 maart 2015 hebben het bestuur van MSB en de Raad van Bestuur van Zuyderland de vakgroep radiologie in Heerlen een aanwijzing gegeven om het plan van aanpak met betrekking tot de omgangsregels binnen de vakgroep uit te voeren. Tevens voorziet de aanwijzing in de aanstelling van een externe voorzitter voor de vakgroep. Voorts houdt de brief van het bestuur van MSB en de Raad van Bestuur van Zuyderland het volgende in:
“Los staand van de aanwijzing, adviseren Raad van Bestuur en Bestuur van het MSB ten stelligst DCP te ontvlechten van de maatschap radiologie in Heerlen in zowel juridische, financiële als personele zin (werkzaamheden radiologen). In financiële zin adviseren wij een bindende uitspraak te laten doen over de waarde van het aandelenpakket en een afrekening te laten plaatsvinden. Gezien de ontstane situatie verzoeken beide besturen met klem de lopende juridische conflicten op te schorten en een werkbare oplossing overeen te komen.”
3.1.8.Per 1 mei 2015 is de heer [persoon E] aangesteld als externe voorzitter. Hij heeft in augustus 2015 het voorzitterschap neergelegd omdat hij, als gevolg van de attitude van maatschapslid/radioloog [persoon C] , zijn opdracht niet tot een goed einde kon brengen.
3.1.9.Eind 2015 is door Zuyderland besloten om de in Mitralis ingebrachte eerstelijns radiologische zorg binnen het ziekenhuis te halen. Bij brief van 22 december 2015 heeft Zuyderland de uitbestedingsovereenkomst met haar dochter, ZBC, met ingang van 1 januari 2017 opgezegd en ZBC heeft op haar beurt op 30 december 2015 per dezelfde datum de overeenkomst met Mitralis opgezegd, met als gevolg dat deze eindigde per 1 januari 2017.
3.1.10.Eind april 2016 is door Zuyderland en ZBC een eerste bod uitgebracht op de aandelen van DCP in Mitralis. Dat bod is toen niet geaccepteerd door de algemene vergadering van aandeelhouders van DCP, zijnde de praktijkvennootschappen van de radiologen.
3.1.11.De heer [persoon F] (hierna: [persoon F] ) is de heer [persoon E] als tweede externe voorzitter opgevolgd. Om te komen tot de vorming van één fusievakgroep hebben tot en met begin 2016 diverse besprekingen plaatsgevonden tussen de vakgroepen radiologie in Heerlen en Sittard zonder dat deze resultaat hebben opgeleverd. Een mailbericht van 11 december 2015 omtrent deze fusiebesprekingen van [ persoon N] , radioloog binnen de maatschap Sittard, aan [persoon F] houdt onder meer het volgende in:
“De afgelopen jaren hebben er ettelijke gesprekken plaatsgevonden tussen de 2 maatschappen allen in het kader van samenwerking en toenadering. Dit is allesbehalve soepel verlopen. Herhaaldelijk werden we geconfronteerd met zeer wisselende geluiden vanuit de maatschap afhankelijk van welk poppetje je sprak en herhaaldelijk bleek dat Heerlen vooral vanuit eigenbelang de gesprekken aanvloog. (…). De spindocters waren destijds [persoon C] , [appellant] en [persoon D] . (…) In feite kwam het [er] op neer dat je Heerlen (in de vorm van de vorige 3 poppetjes) alleen zag als Heerlen een vraag of een probleem had. Waarbij met name het waarborgen van de setting rondom hun kindje Mitralis tot zeer grote hoogte opliep. Met name rondom de mamma-werkgroep is dit uitermate vervelend gebleken. (…) Van begin af aan heeft radiologie Heerlen zeer duidelijk zijn antipathie tegen deze werkgroep uitgesproken, vanzelfsprekend voor een groot deel ingegeven door het feit dat het een mogelijke bedreiging voor Mitralis vormde aangezien men daar over de 1ste lijns mammo zou kunnen beslissen. (…) Echter als er vervolgens bepaalde zaken vanuit de werkgroep werden gecommuniceerd dan was Heerlen altijd wel bereid om vrij ongenuanceerd commentaar te leveren in de persoon van [persoon C] of [appellant] . Met het dalen van de productie en het inkomen van de radiologen in huis en de budgettering die zowel op ziekenhuis maar vooral ook op Mitralis effect had is de neiging van Heerlen om koste wat kost Mitralis uit de wind te houden alleen maar geëscaleerd. Er was een heel sterke financiële drijfveer bij vooral [persoon C] en [appellant] aantoonbaar. Dit heeft tot zulke bizarre praktijken geleid binnen de maatschap maar ook in het ziekenhuis dat de RVB en MSB dit een halt hebben toegeroepen. (…) ik weet niet of je het rapport van de commissie [hof: bedoeld wordt het rapport van de Commissie Radiologie, 3.1.6] hebt gelezen maar daar staan dingen in waar de honden geen brood van lusten. En het belangrijkste is dat met name het trio hierin wordt beschreven als een groep die regeert door liegen bedriegen en bedreigen vanuit een zeer zwaar financieel motief met de meest prominente rol voor [persoon C] . De maatschap Sittard heeft het allemaal zien gebeuren en vooral ook de klaagzang vanuit de andere kant van de maatschap (…).
Maar goed omwille van de samenwerking (…) maakt dat we bereid zijn over veel dingen heen te stappen en achter ons te laten en trachten alsnog er een vakgroep van te maken (…). Echter er zijn nu eenmaal zaken die van dusdanig belang zijn om überhaupt tot een goede verstandhouding te komen dat hier eerst duidelijkheid over verschaft dient te worden aangezien deze punten in de voorgeschiedenis altijd tot hoog oplopende discussies hebben geleid. Vooral ook omdat de maatschap Sittard geen zin heeft om opnieuw er veel tijd en energie in te steken als blijkt dat punten “onbespreekbaar” blijven (zoals in voorgaande maanden, jaren…). (…).”
3.1.12.Bij e-mail van 19 mei 2016 heeft [persoon F] de besturen van MSB en het ziekenhuis bericht dat hij zijn opdracht als beëindigd beschouwt. Hij heeft zorggedragen voor de versterking van de radiologen maatschap in Sittard en het weer op de rails brengen van de radiologen maatschap in Heerlen. Zijn laatste opdracht, de fusie realiseren, is in die zin volbracht dat er, aldus [persoon F] , een praktisch samenwerkingsverband bestond; zo was er een Dagelijks Bestuur. De financiële ineenvlechting was nog in afwachting van de afwikkeling in Mitralis. [persoon F] heeft MSB en het ziekenhuis in overweging gegeven om het verscherpt toezicht (de aanwijzing) op te heffen nu er een voortdurende verbetering was geweest in de maatschap in Heerlen en er meer en meer een constructieve houding richting het ziekenhuis was ontwikkeld.
3.1.13.MSB en het ziekenhuis hebben op 14 oktober 2016 besloten hun oordeel of aan de aanwijzing is voldaan opgeschort. Weliswaar wordt een positief beeld geschetst van het functioneren van de vakgroep, maar de besturen vragen zich af hoe bestendig de sinds het vertrek van [persoon C] gerealiseerde verbeteringen zijn.
3.1.14.In een verslaglegging IMFS Radiologie Zuyderland van 22 november 2016 staan de bevindingen omtrent een traject Individueel Functioneren Medisch Specialist en het functioneren van de vakgroep Radiologie als volgt vermeld:
“De radiologen geven aan dat in de afgelopen periode de communicatie is verbeterd en dat men beter naar elkaar luistert en dat de communicatie qua vorm rustiger verloopt. Uit de gevoerde gesprekken wordt echter duidelijk dat nog niet alle problemen zijn opgelost. Over bepaalde thema’s lopen de meningen sterk uiteen. Het valt op dat de communicatie binnen de vakgroep weinig respectvol is: er worden vrij snel beschuldigingen geuit, aannames gedaan en conclusies getrokken. (…) Zeker in deze fase waarin er sprake is van beschadigd vertrouwen is het essentieel om eerst deze basis op orde te krijgen. (…)
Een ander punt van zorg is dat er zeer beperkt samenwerking plaatsvindt. Enerzijds is dit het gevolg van specialismen binnen de vakgroep, anderzijds wordt de samenwerking weinig opgezocht waarbij de reden te vinden is in ondermeer de werkdruk en beperkte behoefte elkaar op te zoeken. Bovengenoemde punten zijn reden tot zorg voor de psycholoog. De volgende risico’s bestaan:
- Grote kans op ziekte/verzuim/uitval;
- Beschadiging van personen;
- Verkokering binnen de vakgroep;
- Weinig bereidheid tot extra taken;
- Focus op individuele belangen i.p.v. vakgroep/ZH belang.
(…).”
3.1.15.Bij brief van 30 november 2016 berichten MSB en het ziekenhuis aan mr. [raadsvrouw] , raadsvrouw van DCP, dat bij gebreke van overeenstemming over de overdracht van het Mitralis-belang van DCP aan Zuyderland, Zuyderland in samenwerking met het MSB vanaf 2017 de eerstelijns diagnostische zorg zelf ter hand zal nemen en niet langer zal uitbesteden aan Mitralis.
3.1.16.De activiteiten in Mitralis op het gebied van eerstelijns diagnostiek waren daarmee vanaf 1 januari 2017 concurrerend met die van het MSB en Zuyderland, aldus laatstgenoemden.
3.1.17.Bij brief van 1 december 2016 aan de aandeelhouders doen het ziekenhuis en ZBC een finaal bod op de aandelen in Mitralis. Bij acceptatie van het aanbod zal ZBC de eerstelijns radiologie (blijven) uitbesteden aan Mitralis, aldus het ziekenhuis.
3.1.18.In de periode juli 2016 tot januari 2017 is het besluit tot verkoop van de aandelen vier maal geagendeerd voor de algemene vergadering van aandeelhouders van DCP. [appellant] en de mede-aandeelhouders [persoon C] en [persoon G] , althans hun praktijkvennootschappen, hebben steeds tegen de verkoop gestemd. De overige aandeelhouders hebben uiteindelijk voor de verkoop gestemd. Het besluit tot verkoop is genomen op de algemene vergadering van aandeelhouders van 4 januari 2017. [appellant] , [persoon C] en [persoon G] waren op deze vergadering niet aanwezig.
3.1.19.[appellant] , [persoon C] en [persoon G] hebben zich vervolgens op het standpunt gesteld dat er geen rechtsgeldig meerderheidsbesluit tot stand is gekomen. Zij zijn door (de praktijkvennootschappen van) de mede-aandeelhouders [persoon A] en [persoon D] op 27 januari 2017 aansprakelijk gesteld voor de waardevermindering van de aandelen in DCP en de terugloop van inkomsten uit DCP, die eventueel zouden kunnen optreden als gevolg van hun handelingen om de overdracht van de aandelen te vertragen en/of tegen te houden.
3.1.20.De praktijkvennootschappen van [appellant] , [persoon C] en [persoon G] hebben DCP op
28 februari 2017 gedagvaard en hebben onder meer gevorderd dat de rechtbank voor recht verklaart dat sprake is van een non-existent besluit, althans van een nietig besluit. Zuyderland en ZBC hebben zich aan de zijde van DCP gevoegd, de overige aandeelhouders van DCP zijn tussengekomen.
3.1.21.De praktijkvennootschappen van [appellant] , [persoon C] en [persoon G] hebben ook twee enquêteprocedures ingesteld bij de Ondernemingskamer betreffende de gang van zaken binnen DCP en Mitralis.
3.1.22.In februari 2017 is de heer [persoon H] als derde externe voorzitter van de vakgroep radiologie Heerlen aangesteld.
3.1.23.Buiten aanwezigheid van [appellant] , [persoon C] en [persoon G] - zij waren niet uitgenodigd - hebben de overige radiologen van de fusievakgroep in wording op 13 februari 2017 een vergadering gehouden teneinde het fusieproces nieuw leven in te blazen. In deze vergadering zijn de volgende aanvullende voorwaarden voor participatie van [appellant] , [persoon C] en [persoon G] geformuleerd:
“4. Aanvullende voorwaarden voor participatie van [persoon G] , [appellant] en [persoon C] :
a. Verkoop Mitralis onder dezelfde voorwaarden zoals geaccepteerd door [persoon A] , [persoon D] en [persoon I] .
b. Stop zetten van alle lopende rechtszaken t.a.v. (oud-)vakgroepleden rondom Mitralis.
c. Verplichting geen nieuwe rechtszaken aan te spannen tegen vakgroepleden.”
3.1.24.Deze voorwaarden zijn aan [appellant] , [persoon C] en [persoon G] toegezonden. Op 24 maart 2017 zijn deze door het dagelijks bestuur van de fusievakgroep in wording ( [persoon H] , [persoon J] en [persoon K] ) met [appellant] , [persoon C] en [persoon G] besproken. [appellant] , [persoon C] en [persoon G] hebben in die bespreking gezegd niet in te stemmen met de alleen voor hen geldende aanvullende voorwaarden.
3.1.25.Op 12 januari 2017 is er een voorval geweest in verband met de ziekte van een van de radiologen. Daardoor zijn patiënten naar huis gestuurd, die waren ingepland voor een tweedelijns mammografie (inclusief punctie), omdat er geen gekwalificeerde radioloog beschikbaar was. Op 3 februari 2017 is hierover met [appellant] en zijn raadsvrouw gesproken door de Raad van Bestuur van het ziekenhuis en door het bestuur van MSB. Op 10 maart 2017 is [appellant] schriftelijk een waarschuwing toegezonden namens de Raad van Bestuur van het ziekenhuis en namens MSB. Deze waarschuwing houdt onder meer het volgende in:
“(…) In de eerste plaats zijn wij van oordeel dat u vanuit uw verantwoording voor de planning een eenvoudig te vermijden risico hebt genomen door (…) in te delen zonder uzelf of een ander beschikbaar te hebben als back-up. (…)
In de tweede plaats zijn wij van oordeel dat het niet zo kan zijn dat u als lid van de vakgroep niet bereikbaar bent voor uw collega’s in een geval waarin een gezamenlijke inspanning verwacht mag worden om te zorgen dat patiënten die ingeboekt staan, geholpen kunnen worden. Daarbij is het feit dat u niet bereikbaar was geen onfortuinlijke toevalligheid, maar een bewuste keuze geweest. (…) Daarna, toen duidelijk was dat er een probleem was, heeft u ervoor gekozen om uw collega’s niet meer te woord te staan. Dat vinden wij onacceptabel.
In de derde plaats zijn wij van oordeel dat de door u gesuggereerde oplossing van een ouderejaars AIOS die het mammaprogramma zou moeten overnemen twee ernstige bezwaren ontmoet.
Allereerst is een AIOS niet geautoriseerd om dat te doen. De door u voorgestelde oplossing levert geen veilige patiëntenzorg en brengt de opleiding in gevaar. Als medeopleider had u zulks moeten weten.
Daarnaast heeft u een voor de hand liggender oplossing gemist: u had natuurlijk zelf naar het ziekenhuis moeten komen en het mammaprogramma moeten verslaan. Door uw collega’s bent u er al op gewezen dat screeningswerkzaamheden ook op een later tijdstip hadden kunnen plaatsvinden. In werkelijkheid waren zelfs de screeningswerkzaamheden geen beletsel om naar het ziekenhuis te komen. U gaf zelf aan die werkzaamheden de avond ervoor al te hebben afgerond.
De reden dat u niet naar het ziekenhuis kon komen (…) was omdat u werkzaam was in Mitralis DC. Dit was niet overeenkomstig het door u opgestelde rooster, en in zoverre heeft u uw collega’s verkeerd ingelicht. Niet minder belangrijk is het feit dat u ermee bekend bent dat vanaf 1 januari 2017 werkzaamheden in Mitralis DC niet meer zijn toegestaan voor de radiologen verbonden aan het MSB en werkzaam in Zuyderland.
(…)
Desondanks zet u die concurrerende werkzaamheden voort, niet zichtbaar voor uw collega’s in de roosters. U laat zich daarbij op geen enkele manier leiden door de belangen van het ziekenhuis en het MSB waar u lid van bent, en geeft aan die werkzaamheden voorrang boven een vol tweedelijnsprogramma in het ziekenhuis. Dat vinden wij onacceptabel.
Tot slot stellen wij, mede op basis van ons gesprek, vast dat wij de ernst van de situatie met verschillende intensiteit beleven. U wijst op het feit dat er wel eens vaker programma’s uitvallen en dat het geen acute patiënten waren. Dat vinden wij voor een professioneel hulpverlener een onbegrijpelijk lakse houding. Dat er wel vaker een programma in het ziekenhuis uitvalt, is natuurlijk een feit. Maar iedere keer dat dat gebeurt, doen wij onze patiënten tekort. Dat het geen spoedgevallen waren, doet niet af aan het feit dat het gaat om patiënten (…) met een zorgvraag waarover zij zo spoedig mogelijk uitsluitsel wilden ontvangen. In uw e-mail (…) lezen wij niet het verantwoordelijkheidsgevoel dat wij van onze medisch specialisten verwachten. Dat het naar huis sturen van patiënten “Niet ideaal” is, is een kwalificatie die de lading niet dekt.
De Raad van bestuur en het bestuur vinden de gang van zaken op 12 januari 2017 onaanvaardbaar en zijn van mening dat u daarin onjuist gehandeld heeft en wel als volgt:
U had, gegeven de ontstane situatie op de afdeling en het feit dat u daar van op de hoogte was, telefonisch bereikbaar moeten zijn voor het secretariaat en uw collega’s;
U had toen het probleem voor u duidelijk werd naar het ziekenhuis moeten komen om de patiënten die ingeboekt stonden voor een tweedelijns mammografie te helpen;
U had voorrang moeten geven aan uw werk voor de patiënten in het ziekenhuis boven de screeningswerkzaamheden en de concurrerende werkzaamheden in Mitralis DC.
Ter zake geven wij u een waarschuwing.
U heeft tijdens ons overleg van 3 februari ook erkend dat u nog altijd in Mitralis DC werkt. Dit doet u ondanks dat het u bekend is dat wij dit als concurrerende werkzaamheden kwalificeren. Wij beschouwen dit als een schending van uw contractuele verplichtingen jegens het MSB en Zuyderland. De gang van zaken op 12 januari laat zien dat als het u uitkomt u ook voorrang geeft aan uw werkzaamheden in Mitralis DC.
(…)
In artikel 14 van de Ledenovereenkomst is een concurrentiebeding opgenomen. Artikel 14.3 bepaalt dat het Lid en de Medisch Specialist zich, behoudens voorafgaande schriftelijke toestemming van het MSB en met in acht name van eventuele reeds verstrekte goedkeuringen voor ten tijde van het ondertekenen van de Ledenovereenkomst bestaande participaties, onthoudt van directe of indirecte participatie in het zorgaanbod binnen of buiten de onderneming van het MSB en een Opdrachtgever dat concurreert met het zorgaanbod van MSB of een Opdrachtgever. U bent daarmee in verzuim bij de nakoming van uw verplichtingen uit de Ledenovereenkomst.
Op grond van het voorgaande geven wij u een waarschuwing ter zake van uw werkzaamheden in Mitralis DC.”
3.1.26.Op 13 april 2017 heeft wederom een fusiebespreking plaatsgevonden. In deze bespreking is door [persoon C] , [appellant] en [persoon G] te kennen gegeven dat zij niet met de aanvullende voorwaarden akkoord gaan. Door hen wordt medegedeeld dat de rechtszaak uitsluitsel moet geven ongeacht de consequenties die daaruit voortvloeien.
Voorzitter [persoon H] heeft kenbaar gemaakt dat het fusieproces doorgaat, maar dat [appellant] , [persoon C] en [persoon G] niet actief zullen kunnen participeren in verschillende werkgroepen, terwijl door hen uitkomsten van overleg niet opnieuw bediscussieerd zullen kunnen worden. De hoop wordt uitgesproken dat [appellant] , [persoon C] en [persoon G] zich op een later moment wel zullen aansluiten. [persoon C] en [appellant] hebben daarna de vergadering verlaten. [persoon G] was al eerder vertrokken omdat zij dienst had.
3.1.27.Bij brief van 18 mei 2017 kondigt [persoon L] , een radioloog uit de vakgroep Heerlen, haar vertrek aan en verzoekt “gezien de uitzonderlijke situatie waarin wij als groep zitten en ook gezien het effect dit op mij persoonlijk heeft” haar opzegtermijn te verkorten naar drie maanden en haar niet meer te betrekken “bij alles wat met het gedoe/aandelen/ruzies te maken heeft”.
3.1.28.Op 19 juni 2017 schrijven [appellant] , [persoon C] en [persoon G] aan de Raad van Bestuur van Zuyderland en het bestuur van MSB dat zij voor geen enkele fusiebespreking worden uitgenodigd en dringen zij aan op deelname aan het fusieproces.
In een reactie van 7 juli 2017 schrijven de beide besturen geen aanleiding te zien om “vanuit het oogpunt van kwaliteit en continuïteit van zorg” te interveniëren. Zij geven ook te kennen het “invoelbaar” te vinden dat gesprekken over vakgroepvorming ernstig belast worden door de door [appellant] , [persoon C] en [persoon G] aanhangig gemaakte procedures. Aangegeven wordt dat er geen formele instrumenten zijn om in te grijpen inzake de fusievakgroep in wording.
Beide besturen constateren dat [appellant] , [persoon C] en [persoon G] nog altijd worden betrokken bij de vakgroep radiologie ter zake van relevante operationele besluiten.
3.1.29.Bij de beoordeling ten behoeve van de hernieuwde erkenning van de opleiding radiologie van het Zuyderland te Heerlen van 30 juni 2017 wordt door de Registratiecommissie geneeskundig specialisten het volgende opgemerkt:
“De redenen voor het verlenen van een erkenning voor een beperkte duur zijn als volgt:
(…)
Er is sprake van een lopend zakelijk conflict waarbij leden van de vakgroep radiologie Heerlen en de vakgroep medische beeldvorming Sittard partij zijn evenals de opleidingsinrichting. Afgewacht zal moeten worden of en hoe dit conflict opgelost wordt en welke invloed dit conflict uiteindelijk zal hebben op de vorming van één gezamenlijke opleidingsgroep, de fusie met de locatie Sittard-Geleen en het opleidingsklimaat.
(…).”
3.1.30.Bij e-mail van 13 juli 2017 aan (het bestuur van) MSB heeft het dagelijks bestuur van de fusievakgroep in wording grote zorgen uitgesproken over de situatie binnen de vakgroep radiologie Heerlen. Het bericht houdt onder meer in:
“Wij ervaren dat de verhoudingen binnen de groep met de dag verslechteren waarbij de emotionele druk bij een groot deel van de leden onhoudbaar is thans. (…) Het nemen van vrijwel iedere beslissing wordt maximaal vertraagd, in verband met conflicterende belangen die jullie allen bekend zijn. Thans treft het de continuïteit van zorg en komt indirect ook de patiënt veiligheid in het gedrang: het aannemen van twee chef de clinics en 1 fellow wordt door een deel van de Heerlense vakgroep tegen gehouden, ondanks serieuze onderbezetting.”
Diezelfde dag vindt een overleg plaats tussen het dagelijks bestuur, MSB en Zuyderland. Van dat overleg is een verslag gemaakt, dat onder meer het volgende inhoudt:
“Het DB heeft in zijn brief zijn zorgen uitgesproken over de continuïteit van zorg en de veiligheid van de zorg. [persoon H] licht toe dat sprake is van maximale oppositie door 3 vakgroepleden van locatie Heerlen in de vergaderingen van de vakgroep Heerlen. Zij blokkeren alle besluiten waardoor de continuïteit en veiligheid in gedrang komen. Laatstelijk (10 juli) is het aanstellen van tijdelijke artsen tegen gehouden die nodig waren om in de continuïteit te voorzien. Er is een onhoudbare situatie ontstaan. Twee vakgroepleden, [persoon D] en [persoon A] , trekken dat niet langer. Drie vakgroepleden – [appellant] , [persoon G] en [persoon C] – hebben vanuit de juridische procedures die zij zijn gestart, geen baat bij een goed lopende zorg in de eerste en tweede lijn. Om die zorg te kunnen garanderen, moet capaciteit uitgebreid worden. Daar zijn 20 radiologen en nucleair geneeskundigen het over eens, maar 3 radiologen zijn er tegen. Met het oog op fusie worden dit soort besluiten gezamenlijk genomen. [appellant] bestrijdt besluitvorming in fusieverband omdat er nog twee aparte vakgroepen zijn. Hij eist dat besluiten in aparte locatiegebonden vakgroepvergaderingen worden genomen.
[persoon H] licht de vraag om vacaturestelling toe. [persoon L] vertrekt per 1 september a.s. Het verzoek is gedaan haar te vervangen. In de tweede en eerste lijn ontstaan uiterlijk per september continuïteitsproblemen. Lateralisatie vraagt het werken op alle locaties. Daar kan nu niet aan voldaan worden. Ook op deelgebieden is te weinig capaciteit. In Mitralis worden Weertse radiologen ingezet om de continuïteit te kunnen borgen.
[persoon G] , [persoon C] en [appellant] zijn tegen elke vorm van lateralisatie omdat verschuiving van zorg hun honorarium raakt. Elke vorm van lateralisatie zien zij als omzetverlies.
(…)
[persoon H] geeft aan dat [appellant] het brein is achter de acties van de groep van drie. (…) [appellant] kent alle dossiers uit en te na en obstrueert hierin. Als penningmeester van de vakgroep en de enige tekeningsbevoegde in bankzaken, heeft hij de mogelijkheid om voorschotten niet uit te keren aan de leden evenals de goodwill op te schorten van oud-radiologen. (…) [persoon H] verzoekt het bestuur MSB om de vergoedingen van de individuele leden aan hun BV’s over te maken zodat zij in ieder geval hun inkomen hebben gegarandeerd. Vanaf de fusie kan het voorschot op de bankrekening van de nieuwe vakgroep worden overgemaakt.”
3.1.31.Op 1 augustus 2017 heeft MSB aan de individuele leden van de vakgroepen de aanwijzing opgelegd waarmee de fusievakgroep tot stand is gebracht. In een brief van die datum aan de leden van de vakgroep schrijft de heer [persoon M] , voorzitter van MSB, namens het bestuur van MSB en het ziekenhuis dat naar hun mening vakgroepvorming een noodzakelijke stap is om de problemen in de vakgroep Heerlen op te lossen en de bijdrage van de medische beeldvorming aan het zorgaanbod in huis te optimaliseren. Tegelijkertijd is ook duidelijk dat meer nodig is: herstel van onderling vertrouwen en goede verhoudingen en het eindigen van de reeks juridische procedures die zijn gestart door drie leden. Daarvoor is meer tijd nodig en de besturen zullen in de tussentijd het nodige doen om bij te dragen aan het goede functioneren van deze vakgroep, aldus [persoon M] .
3.1.32.De rechtbank Limburg heeft bij vonnis in incident ex artikel 223 Rv van 30 augustus 2017, ECLI:NL:RBLIM:2017:8661, de door (de praktijkvennootschappen van) [persoon C] , [appellant] en [persoon G] gevorderde voorlopige voorziening (strekkende tot een verbod op het uitvoeren van handelingen ter voorbereiding en uitvoering van een verkoop en/of overdracht van de aandelen) afgewezen en de beslissing in de hoofdzaak aangehouden. Bij beschikking van 4 mei 2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:1678, had de Ondernemingskamer de door dezen gevorderde voorlopige voorzieningen reeds afgewezen. 3.1.33.Op 4 oktober 2017 heeft de algemene vergadering van aandeelhouders van DCP gestemd over de uitvoering van het besluit van 4 januari 2017. De rechtsgeldigheid van dit besluit is eveneens door de praktijkvennootschappen van [appellant] , [persoon C] en [persoon G] in de procedure voor de rechtbank Limburg betrokken. Op 5 oktober 2017 zijn de aandelen die DCP in Mitralis hield, verkocht en geleverd aan Zuyderland (48%) en ZBC (32%).
3.1.34.De enquêteprocedures zijn medio december 2017 door de praktijkvennootschappen van [appellant] , [persoon C] en [persoon G] ingetrokken naar aanleiding van de overdracht van het belang van DCP in Mitralis.
3.1.35.Een mailbericht van het oud-lid van de Sittardse maatschap [ persoon N] aan de vakgroepleden en gericht aan [appellant] van 6 december 2017 houdt het volgende in:
“Beste [appellant] ,
Op de vakgroepvergadering [hof: van 8 november 2017] is jou in het bijzijn van de aanwezige vakgroepleden expliciet gevraagd om de financiële gegevens oud Heerlen aan te leveren zodat [persoon O] een objectieve beoordeling financiële afwikkeling kan opstellen. (…) Ik begrijp dat tot op heden niets door jou is aangeleverd en [persoon O] derhalve nog niets heeft kunnen doen. (“on the side”: een fenomeen mbt MdB dat bij mij in ieder geval een repetitief/herkenbaar karakter oproept zodra het om cruciale getallen en/of gegevens gaat.)
Ik vind het uitermate vervelend en vooral van weinig respect richting de vakgroep getuigen dat het voor jou blijkbaar een sport is om jan en alleman inclusief het DB te wijzen op dingen waarvan jij vindt dat ze te kort komen / hun ding niet goed doen en dat terwijl jou 1 dingetje is gevraagd om aan te leveren dat van belang is om de financiële zaken (waar jij nota bene zelf sterk op aan hebt gedrongen) naar behoren te kunnen afhandelen en jij dit tot op heden nog niet hebt gedaan.
(…)”.
3.1.36.Een mailbericht van [persoon P] aan de vakgroepvoorzitter [persoon Q] en (onder andere) de oud-leden van de maatschap Sittard, naar aanleiding van een bericht van [appellant] van 4 januari 2018:
“Namens mijn persoonlijke naam, maar indirect voor wellicht de gehele kascommissie, uit ik met deze mijn volledig wantrouwen naar collega [appellant] , in verband met onderliggend schrijven. De stellingname dat de 2 diensten van de vakgroep niet financieel met elkaar verbonden zijn, is onaanvaardbaar. Dit heeft tot gevolg dat Sittard met deze zijn voorstel om alsnog solidair met oud Heerlen te zijn voor overgangsmaatregel tav Mitralis, is hiermede volledig van de baan. We kunnen nog wel kijken overwegen een zekere solidariteit naar bepaalde leden (niet als groep).
Dit is een duidelijke verharding van de standpunten.”.
3.1.37. (De praktijkvennootschappen van) [appellant] , [persoon C] en [persoon G] hebben op
16 januari 2018 (de praktijkvennootschappen van) onder meer de nog werkzame radiologen [persoon I] , [persoon A] en [persoon D] aansprakelijk gesteld voor de schade die zij hebben geleden als gevolg van het handelen van [persoon A] , als bestuurder van DCP, en als gevolg van de gedragingen van [persoon I] , [persoon A] en [persoon D] als (indirecte) aandeelhouders van DCP. De schade, aldus de aansprakelijkstelling, bestaat onder meer uit het verschil tussen de huidige volgens [appellant] , [persoon C] en [persoon G] veel te lage opbrengst van de verkoop van het belang in Mitralis en de opbrengst die behaald had kunnen worden.
[appellant] , [persoon C] en [persoon G] hebben in de brief van 16 januari 2018 het bestuur van DCP ook gesommeerd om tijdens de algemene vergadering van DPC van 18 januari 2018 de definitieve documentatie te verstrekken met betrekking tot de verkoop van het belang in Mitralis.
3.1.38.Naar aanleiding van die aansprakelijkstelling heeft op 8 februari 2018 een gesprek plaatsgevonden tussen [appellant] , [persoon G] en [persoon C] en hun advocaten, en de heer
[persoon R] (voorzitter MSB), mevr. [persoon S] (directeur MSB), de heer [persoon T] (Raad van Bestuur Zuyderland) en de advocaat van MSB en Zuyderland. Op dezelfde datum schrijven de ‘Sittardse’ leden van de fusievakgroep aan het bestuur:
“Sinds 2014 zijn we namens de vakgroepen van beide ziekenhuizen met elkaar in gesprek over de fusie die dient plaats te vinden tussen die groepen. Naast enkele positieve ontwikkelingen, verloopt dit proces op diverse cruciale fronten nauwelijks of niet. Sterker nog, met name het laatste jaar overheerst het gevoel dat we eerder achteruit lopen dan dichter bij elkaar komen, zelfs na opdracht van het MSB die “de vorming van een nieuwe vakgroep” heeft opgelegd. Dit leidt tot torenhoge spanningen in de onderlinge verhoudingen en werkrelaties, niet alleen fysiek op locatie Heerlen, maar ook bij de overige radiologen en nucleair geneeskundigen, waardoor het onderling vertrouwen en werkvreugd tot een dieptepunt is gedaald. Er is aangegeven dat men bang is fouten te maken en emotioneel/mentaal niet veel meer aan te kunnen. Hierdoor worden basale zorgprocessen zodanig verstoord dat het zorgproces in het geding komt.
De problemen bij de “Radiologie Heerlen” zijn zeer omvangrijk en overschrijden zakelijke en persoonlijke grenzen. De diverse rechtszaken rondom Mitralis verzieken het werkproces volledig. Deze ontwikkelingen hebben een schisis [hof: schisma] veroorzaakt tussen de vakgroepen en 3 radiologen, te noemen Dhr [persoon C] , Dhr [appellant] en Mevr [persoon G] , en hebben naast op de Heerlen gebaseerde radiologen, ook een duidelijke impact op de totale groep ‘Radiologie Sittard/Nucleaire Geneeskunde’.”
3.1.39.Bij brief van 20 februari 2018 heeft [persoon R] namens MSB aan [appellant] het voornemen van MSB tot opzegging van de ledenovereenkomst kenbaar gemaakt.
3.1.40.Bij brief aan MSB van 20 februari 2018 van achttien leden van de fusievakgroep (deze brief van de fusievakgroep was gevoegd bij de hiervoor genoemde brief van MSB van 20 februari 2018) schrijven deze leden onder meer:
“(…) Het DB heeft ten behoeve van het gesprek op 6 februari de opvattingen van de vakgroepleden die niet betrokken zijn in het geschil geïnventariseerd. Daaruit komt de breed gedragen opvatting dat er een totaal verziekt werkklimaat heerst en er absoluut geen vertrouwen is in deze 3 oud-Heerlense collega’s [hof: [appellant] , [persoon G] en [persoon C] ]. Bij de inventarisatie is aan ons de vraag voorgelegd of wij deze situatie bijvoorbeeld zouden kunnen volhouden tot ons pensioen. Daarop kwam unaniem een ontkennend antwoord. (…)
De hele vakgroep wordt door het geschil over Mitralis gegijzeld. De vakgroep staat stil. (…)
Wij hebben aangegeven dat het vertrouwen in [appellant] , [persoon G] en [persoon C] volledig weg is, de situatie niet meer werkbaar is en dat zelfs een toekomst met deze drie binnen de vakgroep niet mogelijk wordt geacht. (…)
U heeft de vraag voorgelegd of het de patiëntenzorg raakt. Wij hebben daar geen concrete voorbeelden van. Niettemin kan het niet anders dan dat de stapeling van conflicten het functioneren van de meest direct betrokkenen raakt. Je kunt in een conflict over miljoenen niet samenwerken alsof er niets aan de hand is. (…)
Het conflict in het Heerlense smaldeel is oud en reeds beschreven door de commissie [commissie] in januari 2015. Daarop is in maart 2015 een aanwijzing gegeven en zijn drie interimmers, [persoon E] , [persoon F] en [persoon H] , aangesteld. Dat heeft niet geleid tot een verbetering van de verhoudingen, sterker nog, volgens ons zijn de verhoudingen alleen maar verslechterd. De aansprakelijkstelling die aanleiding was voor het gesprek is ook niet meer dan een symptoom in een door en door verziekt werkklimaat. De verhoudingen zijn naar onze waarneming duurzaam ontwricht en het alleen wegnemen van de zichtbare conflicthaarden zal er hoogstwaarschijnlijk niet toe leiden dat er geen nieuwe zullen ontstaan. (…)
Bij dit alles speelt ook een rol dat wij uit uw terugkoppeling van het gesprek met [appellant] , [persoon C] en [persoon G] hebben begrepen dat zij menen dat de samenwerking niet geraakt wordt door de geschillen. (…)”
Deze brief van de fusievakgroep was gevoegd bij de hiervoor in nr. 3.1.39 genoemde brief van [persoon R] .
3.1.41.Bij ongedateerde brief (volgens MSB van 20 februari 2018) van [persoon Q] , voorzitter vakgroep medische beeldvorming, aan [persoon R] , voorzitter bestuur MSB Zuyderland, laat [persoon Q] weten:
“(…)
In de afgelopen maanden heb ik als voorzitter echter een nog duidelijker beeld gekregen van de volstrekt verstoorde verhoudingen binnen de vakgroep.
Er heerst een angst cultuur waarbij leden elkaar zonder overleg controleren, maar ook beschuldigen van onvoldoende werklust en inzet. Hierbij zie ik in deze zeer regelmatig mails van met name dhr. [appellant] en dhr. [persoon C] .
Er is tussen beide heren en de rest van de vakgroep geen sprake van intercollegiaal overleg, waarbij moeilijke casussen met elkaar besproken worden.
Vragen mijnerzijds ten aanzien van diverse onderwerpen (financiën , opleiding e.d.) aan beide heren worden, ondanks herhaald verzoek, alleen beantwoord als het hen uitkomt. Er is geen sprake van constructief overleg met mij.
Tijdens vergaderingen vormen zij samen met collega [persoon G] één front en tonen geen positieve houding naar de rest.
Grondslag van dit alles is ontstaan door een diepgaand conflict betreffende de afhandeling van het Mitralis dossier.
Hierbij nemen de collegae [appellant] , [persoon C] en [persoon G] een positie in die voor de rest van de
vakgroep niet acceptabel is.
Als klap op de vuurpijl mochten we recent kennis nemen van de aansprakelijkstelling door collegae [appellant] , [persoon G] en [persoon C] van enkele goedwillende leden van de vakgroep.
Diverse vakgroepleden zowel uit de oude vakgroep Heerlen, als uit de oude vakgroep Sittard, hebben aangegeven dat in alle opzichten naar hun idee er geen werkbare situatie meer is. Tevens is voor enkele leden de situatie zodanig ernstig dat uitval dreigt.
(…)
Wil Zuyderland MC werken aan een goed functionerende opleiding vakgroep medische
beeldvorming, zullen er naar mijn mening definitieve stappen gezet moeten worden. Helaas lijkt me hierbij een afscheid nemen van de drie collegae onontkoombaar.”.
3.1.42.Bij brief van 7 maart 2018 heeft [appellant] c.s. zienswijzen ten aanzien van de voorgenomen opzegging kenbaar gemaakt. Op 13 maart 2018 heeft vervolgens een zienswijzegesprek plaatsgevonden.
3.1.43.Op 14 maart 2018 heeft MSB [appellant] c.s. verzocht om informatie over Rad-doc B.V. Bij brief van 17 maart 2018 laat de advocaat van [appellant] c.s. MSB weten dat het informatieverzoek wordt opgevat als een “fishing expedition” met als doel een additionele opzeggingsgrond te creëren.
3.1.44.Op 26 maart 2018 heeft vervolgens weer een zienswijzegesprek plaatsgevonden. In het (op schrift gestelde) openingswoord van de advocaten van [appellant] , [persoon C] en [persoon G] en hun praktijkvennootschappen is gesteld dat de betreffende zes (rechts)personen niet bekend zijn met de door MSB gestelde verklaringen van vakgenoten waaruit zou zijn gebleken dat Rad-Doc B.V. is opgericht en ingezet om in 2017 te voorzien in radiologen bij Mitralis (zijnde de basis voor de gestelde schending van het concurrentiebeding) en dat MSB voor dit verstrekkend verwijt geen enkele concrete onderbouwing heeft gegeven.
3.1.45.[persoon Q] , de fusievakgroepvoorzitter, schrijft op 30 maart 2018, onder verwijzing naar zijn vorige brief, en mede namens de 18 leden van de vakgroep dat zij menen dat er geen basis is voor verdere samenwerking met de drie en dat dit maakt dat zij volledig achter het voorgenomen besluit van het MSB staan om de Ledenovereenkomst met [appellant] , [persoon C] en [persoon G] op te zeggen.
3.1.46.Bij brief van 11 april 2018, ondertekend door [persoon R] , voorzitter MSB aan [appellant] en met als aanhef “Geachte heer [appellant] ” wordt hij in kennis gesteld van het besluit van het bestuur MSB tot opzegging met onmiddellijke ingang van de Ledenovereenkomst.
3.1.47.Bij vonnis van 29 augustus 2018 heeft de rechtbank Limburg alle vorderingen van de praktijkvennootschappen van [appellant] , [persoon C] en [persoon G] tegen DCP, Zuyderland, ZBC en de praktijkvennootschappen van de andere aandeelhouders als tussenkomende partij, afgewezen (ECLI:NL:RBLIM:2018:8245). Van dit vonnis is geen hoger beroep ingesteld. De procedure bij de rechtbank
3.2.1.In de onderhavige procedure vorderde [appellant] c.s. dat de rechtbank bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
a. voor recht verklaart dat het besluit van MSB d.d. 11 april 2018 strekkende tot beëindiging van de ledenovereenkomst niet op goede gronden is genomen en daarom niet tot beëindiging van de ledenovereenkomst leidt;
b. voor recht verklaart dat [appellant] en [de B.V.] vanaf 11 april 2018 onverminderd lid zijn gebleven van MSB en de ledenovereenkomst onverminderd van kracht is;
c. voor recht verklaart dat MSB haar verplichtingen jegens [appellant] en [de B.V.] op basis van de ledenovereenkomst vanaf 11 april 2018 onverminderd dient na te komen, totdat er een rechtsgeldig einde is gekomen aan de ledenovereenkomst;
d. MSB veroordeelt om - binnen twee dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis – [appellant] en [de B.V.] in staat te stellen het beroep van medisch specialist (radioloog) ongehinderd en in volle omvang bij MSB uit te oefenen, op straffe van een dwangsom van
€ 10.000,- per dag voor elke dag dat MSB hiermee in gebreke blijft tot een maximum van
€ 500.000,- is bereikt;
e. MSB veroordeelt, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [appellant] en [de B.V.] te vergoeden de schade die zij hebben geleden, lijden en nog zullen lijden, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
f. MSB veroordeelt in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de nakosten en te bepalen indien deze (na)kosten niet binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis zijn betaald, MSB daarover de wettelijke rente is verschuldigd vanaf dat moment tot aan de dag van algehele voldoening.
3.2.2.Aan deze vordering heeft [appellant] c.s., kort samengevat, het volgende ten grondslag gelegd.
De kapstok voor de opzegging is gelegen in de door [appellant] , [persoon C] en [persoon G] verstuurde aansprakelijkstelling van 16 januari 2018 en de echte reden voor de opzegging is dan ook dat MSB van mening is dat het onmogelijk is om (collegiaal) in één vakgroep samen te werken zolang de procedures werden doorgezet. De aansprakelijkstelling betreft echter een zakelijk geschil, dat geen invloed heeft gehad op het functioneren. MSB heeft niet tijdig bemiddeld en/of anderszins ingegrepen. [appellant] c.s. is verder van mening dat niet blijkt welk concreet gedrag aan hem wordt verweten, uit niets blijkt dat hij toerekenbaar is tekortgeschoten. De opzegging heeft verder zeer verstrekkende gevolgen en dient geen redelijk doel, mede omdat [appellant] uitstekend functioneerde en prettig in de omgang was. De opzegging is daarmee naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar.
[appellant] c.s. stelt dat een minder vergaande maatregel dan opzegging mogelijk was, gelet op art. 8 van de ledenovereenkomst, zeker indien MSB, zoals [appellant] c.s. mogen verwachten, zeer zorgvuldig zou zijn omgegaan met de belangen van [appellant] c.s.
Op basis van art. 5.4 van de ledenovereenkomst geldt dat bij opzegging door MSB een opzegtermijn van zes maanden in acht moet worden genomen, tenzij sprake is van een dringende reden die onverwijld moet zijn medegedeeld. In deze zaak is aan geen van beide voorwaarden voldaan,
3.2.3.MSB heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.
3.2.4.In het eindvonnis van 4 december 2019 heeft de rechtbank de vorderingen van [appellant] c.s. afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten.
De procedure in hoger beroep