In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van de vader tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant. De vader verzoekt om wijziging van de zorgregeling voor zijn drie minderjarige kinderen, geboren in 2011, 2013 en 2017. De vader stelt dat de huidige regeling, die is vastgesteld tijdens de echtscheiding, niet in het belang van de kinderen is en leidt tot onrust en spanningen. Hij vraagt om een ruimere omgangsregeling en een deskundigenonderzoek, bij voorkeur in de vorm van forensische mediation.
De moeder verzet zich tegen de verzoeken van de vader en stelt dat de huidige zorgregeling goed functioneert en in het belang van de kinderen is. De rechtbank heeft eerder de verzoeken van de vader afgewezen, en de moeder betoogt dat de vader niet in staat is om meer tijd met de kinderen door te brengen vanwege zijn werkverplichtingen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 13 september 2022 zijn beide partijen gehoord, evenals de Raad voor de Kinderbescherming. Het hof heeft de argumenten van beide partijen afgewogen en is tot de conclusie gekomen dat de huidige zorgregeling het beste aansluit bij de belangen van de kinderen. Het hof oordeelt dat er geen noodzaak is voor een wijziging van de regeling en dat de communicatie tussen de ouders verbeterd moet worden. De vader's verzoek om een deskundigenonderzoek wordt afgewezen. De beschikking van de rechtbank wordt bekrachtigd, en de proceskosten worden gecompenseerd.