Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
5.Het verloop van de procedure
- het tussenarrest van 13 oktober 2020 waarbij het hof een comparitie na aanbrengen heeft gelast;
- het proces-verbaal van comparitie van 17 maart 2021;
- de memorie van grieven met producties en een eiswijziging;
- de memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in incidenteel hoger beroep, met producties;
- de memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep;
- de mondelinge behandeling, waarbij beide partijen pleitnotities hebben overgelegd;
- de met een H12-formulier door [geïntimeerde] toegestuurde productie 8 die tijdens de mondelinge behandeling in het geding is gebracht.
6.De beoordeling in principaal en incidenteel hoger beroep
“Er is sprake van arbeidsongeschiktheid als de (aspirant) deelnemer een beschikking van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen aan ASR kan overleggen, waaruit blijkt dat hij recht heeft op een WIA-uitkering en de mate van arbeidsongeschiktheid 35% of meer bedraagt.”. Aan [appellant] is pas met ingang van 22 maart 2019 een IVA uitkering verstrekt. Uit het pensioenreglement valt niet af te leiden dat het recht op premievrijstelling al ontstaat vanaf de eerste dag van ziekte. [appellant] heeft dat wel aangevoerd, maar niet kunnen uitleggen waarop hij dat baseert (anders dan het hierna te bespreken convenant en de overgelegde e-mails).
“Als echter tijdens het deelnemerschap vrijstelling van premiebetaling is verleend, wordt de vrijstelling voortgezet, met inachtneming van het bepaalde in het artikel “Wijziging van de mate van arbeidsongeschiktheid”.Die bepaling had volgens het pensioenreglement niet toegepast kunnen worden, omdat [appellant] geen deelnemer meer was (vanwege het eindigen van de arbeidsovereenkomst per 24 augustus 2017) op het moment dat hij arbeidsongeschikt werd in de zin van het pensioenreglement.
“Convenant over dekking van arbeidsongeschiktheidspensioen en premievrijstelling in pensioenregelingen”, ondertekend op 23 januari 2013. Uit dat convenant volgt dat in een situatie zoals die van [appellant] , de dekking zo zou moeten zijn dat ook premievrijstelling wegens arbeidsongeschiktheid wordt verleend indien de werknemer deelnemer was op de eerste ziektedag, ook wanneer de wachttijd voor de WIA nog niet is verstreken wanneer het dienstverband eindigt.
“Als op de eerste ziektedag uw cliënt nog in dienst was bij zijn werkgever dan kan er aanspraak worden gemaakt op de premievrijstelling”.Dat zou erop kunnen duiden dat ASR het convenant heeft geïmplementeerd en het pensioenreglement van 1 december 2012 in dit opzicht heeft aangepast. Het hof is echter van oordeel dat de e-mail te vaag is om daaruit te kunnen afleiden dat dit is gebeurd.
“Na voldoening hiervan zal [geïntimeerde] jegens [appellant] finaal gekweten zijn terzake de loonaanspraken in hoger beroep.”Het hof is met de kantonrechter van oordeel dat deze finale kwijting niet in de weg staat aan de aansprakelijkheid van [geïntimeerde] ter zake misgelopen pensioenaanspraken, omdat deze kwijting alleen zag op het recht op loon vanaf 24 maart 2017. Het hof verenigt zich met hetgeen de kantonrechter hierover heeft overwogen (rov. 5.11 en 5.17).