Uitspraak
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- het verzoekschrift met incidenteel verzoek van [de werkgever] tot niet-ontvankelijk verklaring van [de werknemer] in zijn hoger beroep in de hoofdzaak met zaaknummer 200.312.357/01, ingekomen ter griffie op 8 juli 2022;
- het verweerschrift in het incident van [de werknemer] met productie, ingekomen ter griffie op 25 juli 2022;
3.De beoordeling
Op 24 juni 2022 ontving ik van u een beroepschrift waarmee u hoger beroep instelde tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland West-Brabant (…)van 25 maart 2022.
1.1.1.5 Maximumomvang processtukken
3.3.9 De procesreglementen houden in dat als een memorie het maximumaantal bladzijden overschrijdt zonder dat daarvoor toestemming is gegeven, de memorie wordt geweigerd en dat de partij uiterlijk binnen twee weken een memorie kan indienen die het maximumaantal bladzijden niet overschrijdt. Uit de bevoegdheid van de rechter om grenzen te stellen aan de omvang van processtukken (zie hiervoor in 3.3.1), vloeit voort dat de rechter bevoegd is om stukken die de gestelde omvang overschrijden, te weigeren. De procesreglementen stellen op overschrijding van het maximale aantal bladzijden niet de sanctie van niet-ontvankelijkheid. Wel kan aan de weigering van het te omvangrijke stuk en het vervolgens uitblijven van een stuk dat wel aan de limiet voldoet, de consequentie verbonden zijn dat het recht vervalt om de desbetreffende proceshandeling te verrichten. Voor de dagvaardingsprocedure volgt dat uit art. 133 lid 4 Rv en geldt dat de appellant in beginsel niet-ontvankelijk is indien geen grieven zijn geformuleerd. Voor de verzoekschriftprocedure volgt uit de wettelijke termijn waarbinnen hoger beroep moet worden ingesteld in samenhang met het voorschrift dat het beroepschrift de gronden van het hoger beroep moet bevatten (art. 359 Rv), dat weigering van een beroepschrift kan leiden tot niet-ontvankelijkheid van de appellant. Indien de appellant nalaat tijdig een processtuk van toegestane lengte in te dienen, kan dat dus zowel in de dagvaardings- als in de verzoekschriftprocedure leiden tot niet-ontvankelijkheid, maar dat betekent niet dat de bevoegdheid van de rechter om een stuk te weigeren een andere wettelijke grondslag vergt dan de bevoegdheid om grenzen te stellen aan de omvang van processtukken.
niet de sanctie stellen van niet-ontvankelijkheiden dat aan de weigering van het te omvangrijke stuk
en het vervolgens uitblijven van een stuk dat wel aan de limiet voldoet, de consequentie verbonden kan worden dat het recht vervalt om de desbetreffende proceshandeling te verrichten.
tijdigin rechtsoverweging 3.3.9. heeft daarmee naar het oordeel van het hof betrekking op de door de gerechtelijke instantie geboden termijn voor herstel.
4.De beslissing in het incidenteel verzoek
€ 1.114,00 aan salaris advocaat.