ECLI:NL:GHSHE:2022:3904

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
10 november 2022
Publicatiedatum
10 november 2022
Zaaknummer
200.312.357_02
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroepschrift in hoger beroep en de gevolgen van overschrijding van het maximum aantal bladzijden

In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van een beroepschrift in hoger beroep dat door de werknemer is ingediend tegen een beschikking van de kantonrechter. De werknemer had eerder een beroepschrift ingediend dat het maximum aantal toegestane bladzijden overschreed, wat leidde tot de weigering van dit processtuk door het hof. Het hof bood de werknemer een hersteltermijn van twee weken om een aangepast beroepschrift in te dienen dat voldeed aan de eisen. De werknemer diende op 11 juli 2022 een ingekort beroepschrift in, dat door het hof als tijdig werd beschouwd. De werkgever verzocht om niet-ontvankelijk verklaring van de werknemer, maar het hof oordeelde dat de werknemer ontvankelijk was in zijn beroep. Het hof verwierp het verzoek van de werkgever en oordeelde dat de overschrijding van het aantal bladzijden niet automatisch leidde tot niet-ontvankelijkheid, mits er een hersteltermijn was geboden. De beslissing van het hof bevestigt dat de werknemer zijn procesrechten niet heeft verloren door de eerdere overschrijding van het aantal bladzijden, en dat de procedure voortgezet kan worden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Team Handelsrecht
Uitspraak : 10 november 2022
Zaaknummer : 200.312.357/02
Zaaknummer eerste aanleg : 9598858 AZ VERZ 21-102
in de zaak in hoger beroep van:
[de werkgever] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
verzoekster in het incident,
hierna aan te duiden als [de werkgever],
advocaat: mr. A.J. Hendriks te 's-Hertogenbosch,
tegen
[de werknemer],
wonende te [woonplaats],
verweerder in het incident,
hierna aan te duiden als [de werknemer],
advocaat: mr. P. Caris te Eindhoven.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beschikking van de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Tilburg, van 25 maart 2022 (9598858 AV VERZ 21-102).

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met incidenteel verzoek van [de werkgever] tot niet-ontvankelijk verklaring van [de werknemer] in zijn hoger beroep in de hoofdzaak met zaaknummer 200.312.357/01, ingekomen ter griffie op 8 juli 2022;
  • het verweerschrift in het incident van [de werknemer] met productie, ingekomen ter griffie op 25 juli 2022;
- de op 29 september 2022 gehouden mondelinge behandeling, waarbij zijn gehoord:
- [HR-manager], HR-manager bij [de werkgever] en [directeur], directeur van [de werkgever], bijgestaan door mr. Hendriks;
- [de werknemer], bijgestaan door mrs. P. Caris en H. Vermeulen.
- de ter zitting door beide partijen voorgedragen en overgelegde spreekaantekeningen.
In de hoofdzaak wordt heden bij afzonderlijke beschikking eveneens uitspraak gedaan.
2.2.
Het hof heeft daarna een datum voor beschikking bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken.

3.De beoordeling

3.1.
In dit incident kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
3.1.1.
Bij het hof is op 24 juni 2022 in de hoofdzaak een beroepschrift van [de werknemer] met daarin de gronden van beroep binnengekomen. Het beroepschrift is gericht tegen de beschikking van de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Tilburg, van 25 maart 2022 (9598858 AV VERZ 21-102).
3.1.2.
Bij brief van 28 juni 2022 heeft het hof aan [de werknemer] bericht:

Op 24 juni 2022 ontving ik van u een beroepschrift waarmee u hoger beroep instelde tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland West-Brabant (…)van 25 maart 2022.
Deze zaak is bij het hof ingeschreven onder zaaknummer 200.312.357/01.
Het beroepschrift omvat 51 bladzijden en overschrijdt daarmee het maximum toegestane aantal bladzijden van 25. Het hof verwijst naar het Procesreglement verzoekschriftprocedures handels- en insolventiezaken gerechtshoven, onderdeel 1.1.1.5 (en 5.5 Bijlage V). Nu voor de overschrijding geen toestemming is gevraagd, weigert het hof de indiening van de grieven en stuurt het hof het beroepschrift aan u terug. U krijgt tot uiterlijk 12 juli 2022 de gelegenheid om (…) een (aangepast) beroepschrift in te dienen dat het maximum aantal bladzijden (25) niet overschrijdt en dat bovendien geen nieuwe grieven bevat. (…)
Na ontvangst van (…) het (aangepaste) beroepschrift, wordt de zaak pas verder in behandeling genomen. (...)”
3.1.3.
[de werknemer] heeft op 11 juli 2022 een ingekort beroepschrift ingediend. Daarop heeft het hof een stempel gezet dat het eerste exemplaar is ontvangen op 24 juni 2022.
3.2.1.
[de werkgever] heeft verzocht om het beroep van [de werknemer] niet-ontvankelijk te verklaren vanwege – samengevat – het volgende.
Op grond van de artikelen 358 lid 2, 359 en 278 lid 1 Rv, moet een beroepschrift binnen drie maanden, te rekenen vanaf de dag van de uitspraak, worden ingediend en dient het de gronden te bevatten waarop het verzoek berust.
Het processtuk dat [de werknemer] op 24 juni 2022 heeft ingediend, is geweigerd. Het processtuk dat op 11 juli 2022 is ingediend is buiten de appeltermijn van drie maanden en daarmee te laat ingediend. De Hoge Raad heeft in een uitspraak van 3 juni 2022 (ECLI:NL:HR:2022:824) bepaald dat de overschrijding van het aantal pagina’s kan worden hersteld mits dat binnen drie maanden na de uitspraak in eerste instantie is gebeurd en dat is hier niet het geval.
3.2.2.
[de werknemer] heeft verweer gevoerd. [de werknemer] wijst erop dat het (eerste) beroepschrift met gronden binnen de appeltermijn is ingediend. In de door [de werkgever] bedoelde uitspraak heeft de Hoge Raad geoordeeld dat gezien de ingrijpende gevolgen die het weigeren van een processtuk kan hebben, partijen voldoende de gelegenheid moet worden geboden om te voorkomen dat de gevolgen intreden. De hersteltermijn van twee weken geldt daarom ook in verzoekschriftprocedures en het hof heeft deze termijn ook daadwerkelijk geboden. Het tweede, ingekorte, beroepschrift is binnen termijn van twee weken en daarom tijdig ingediend.
3.3.1.
Het hof oordeelt als volgt. In het procesreglement verzoekschriftprocedures handels- en insolventiezaken van de gerechtshoven staat onder meer het volgende:

1.1.1.5 Maximumomvang processtukken
Het beroepschrift en het verweerschrift beslaan ieder niet meer dan 25
bladzijden. Wordt bij verweerschrift incidenteel hoger beroep ingesteld, dan
beslaan het beroepschrift in incidenteel hoger beroep en het verweerschrift in
incidenteel hoger beroep ieder niet meer dan 15 bladzijden. Andere
processtukken, bijvoorbeeld na getuigenverhoor of deskundigenbericht, beslaan
niet meer dan 15 bladzijden.
(…)
Een partij kan bij V8-formulier vanwege bijvoorbeeld de juridische of feitelijke
complexiteit van de zaak gemotiveerd verzoeken een processtuk van een grotere
omvang te mogen indienen. Op het verzoek wordt zo spoedig mogelijk beslist.
Als het processtuk het maximum aantal bladzijden overschrijdt zonder dat
daarvoor toestemming is gegeven, wordt het processtuk geweigerd en kan de
partij uiterlijk binnen twee weken een aangepast processtuk indienen dat het
maximum aantal bladzijden niet overschrijdt. Als het beroepschrift het
maximumaantal bladzijden overschrijdt zonder dat daarvoor toestemming is
gegeven, wordt de indiening van de grieven geweigerd en kan de partij uiterlijk
binnen twee weken een beroepschrift indienen dat het maximumaantal
bladzijden niet overschrijdt en dat bovendien geen nieuwe grieven bevat.(…)”
3.3.2.
De Hoge Raad heeft in de door partijen aangehaalde uitspraak van 3 juni 2002 (ECLI:NL:HR:2022:824) onder meer overwogen:

3.3.9 De procesreglementen houden in dat als een memorie het maximumaantal bladzijden overschrijdt zonder dat daarvoor toestemming is gegeven, de memorie wordt geweigerd en dat de partij uiterlijk binnen twee weken een memorie kan indienen die het maximumaantal bladzijden niet overschrijdt. Uit de bevoegdheid van de rechter om grenzen te stellen aan de omvang van processtukken (zie hiervoor in 3.3.1), vloeit voort dat de rechter bevoegd is om stukken die de gestelde omvang overschrijden, te weigeren. De procesreglementen stellen op overschrijding van het maximale aantal bladzijden niet de sanctie van niet-ontvankelijkheid. Wel kan aan de weigering van het te omvangrijke stuk en het vervolgens uitblijven van een stuk dat wel aan de limiet voldoet, de consequentie verbonden zijn dat het recht vervalt om de desbetreffende proceshandeling te verrichten. Voor de dagvaardingsprocedure volgt dat uit art. 133 lid 4 Rv en geldt dat de appellant in beginsel niet-ontvankelijk is indien geen grieven zijn geformuleerd. Voor de verzoekschriftprocedure volgt uit de wettelijke termijn waarbinnen hoger beroep moet worden ingesteld in samenhang met het voorschrift dat het beroepschrift de gronden van het hoger beroep moet bevatten (art. 359 Rv), dat weigering van een beroepschrift kan leiden tot niet-ontvankelijkheid van de appellant. Indien de appellant nalaat tijdig een processtuk van toegestane lengte in te dienen, kan dat dus zowel in de dagvaardings- als in de verzoekschriftprocedure leiden tot niet-ontvankelijkheid, maar dat betekent niet dat de bevoegdheid van de rechter om een stuk te weigeren een andere wettelijke grondslag vergt dan de bevoegdheid om grenzen te stellen aan de omvang van processtukken.
3.3.10
Gelet op de ingrijpende gevolgen die de weigering van een processtuk kan hebben, moet aan partijen voldoende gelegenheid worden geboden om te voorkomen dat die gevolgen intreden. Afgezien van de mogelijkheid om toestemming te verzoeken een processtuk van grotere omvang in te dienen, houden de procesreglementen in dat, na weigering van een processtuk, de partij binnen twee weken een aangepast processtuk kan indienen dat de maximale omvang niet overschrijdt. Daarmee geven de reglementen een in beginsel toereikende gelegenheid om de overschrijding van de in de reglementen gestelde maximale omvang te herstellen en een weigering van het processtuk met de daaraan verbonden gevolgen te voorkomen.
Denkbaar is dat zich omstandigheden voordoen die meebrengen dat strikte handhaving van de genoemde termijn van twee weken niet aanvaardbaar is, mede gelet op de ingrijpende gevolgen die de weigering van het processtuk kan hebben. In dat geval dient toepassing te worden gegeven aan de regel dat indien de omstandigheden van het geval daartoe aanleiding geven, het gerechtshof van het procesreglement kan afwijken (art. 1.16 van het procesreglement dagvaardingzaken en art. 1.1.1.22 van het procesreglement verzoekschriftprocedures). Die mogelijkheid om af te wijken strookt met het uitgangspunt dat een procesreglement als vorm van zelfbinding geen afbreuk kan doen aan de bevoegdheid van de rechter om in een individuele zaak af te wijken van het procesreglement.”
3.3.3.
In het procesreglement en in de brief van het hof van 28 juni 2022 staat weliswaar dat het hof de indiening van de grieven weigert als het beroepschrift het maximum aantal bladzijden overschrijdt, zonder dat daarvoor toestemming is gegeven, maar dat is niet wat er volgens het hof in deze procedure is gebeurd. Dat de beroepsgronden feitelijk niet zijn geweigerd, blijkt uit het feit dat in de brief van 28 juni 2022 ook staat dat de zaak na ontvangst van het aangepaste beroepschrift in behandeling wordt genomen, dat op het aangepaste beroepschrift is genoteerd dat dit processtuk voor het eerst is binnengekomen op 24 juni 2022, dat ook in ReIS (het intern registratiesysteem van de hoven) 24 juni 2022 staat genoteerd als datum waarop het beroepschrift is binnengekomen en dat het hof een zitting heeft bepaald.
Daarbij is weigering van een beroepschrift omdat het meer pagina’s bevat dan voorgeschreven in het procesreglement, naar het oordeel van het hof ook niet toegestaan zonder dat eerst een hersteltermijn van tenminste twee weken is geboden. De Hoge Raad heeft in de hiervoor aangehaalde uitspraak expliciet overwogen dat de procesreglementen op overschrijding van het maximale aantal bladzijden
niet de sanctie stellen van niet-ontvankelijkheiden dat aan de weigering van het te omvangrijke stuk
en het vervolgens uitblijven van een stuk dat wel aan de limiet voldoet, de consequentie verbonden kan worden dat het recht vervalt om de desbetreffende proceshandeling te verrichten.
Hieruit maakt het hof op dat de enkele overschrijding van het maximale aantal bladzijden niet reeds tot niet-ontvankelijkheid leidt, maar dat dit pas aan de orde kan zijn indien geen herstel plaatsvindt binnen de geboden termijn. Het woord
tijdigin rechtsoverweging 3.3.9. heeft daarmee naar het oordeel van het hof betrekking op de door de gerechtelijke instantie geboden termijn voor herstel.
De lezing van [de werkgever] zou tot gevolg hebben dat de wettelijke appeltermijn door het procesreglement zou kunnen worden verkort. Bovendien overweegt de Hoge Raad in overweging 3.3.10. dat de hersteltermijn onder omstandigheden ook langer kan zijn dan twee weken, waardoor in de lezing van [de werkgever] onzekerheid zou bestaan over de lengte van de appeltermijn. Het hof verwerpt deze lezing.
3.3.4.
Samenvattend is het hof van oordeel dat [de werknemer] met de indiening van het ingekorte beroepschrift heeft voldaan aan de vereisten rond het maximum aantal bladzijden uit het procesreglement. Voor zover nodig wijkt het hof af van dit vereiste zoals in het procesreglement omschreven.
Daarmee staat vast dat [de werknemer] ontvankelijk is in zijn beroep in de hoofdzaak.
3.3.5.
Het hof wijst het verzoek van [de werkgever] af en veroordeelt [de werkgever] in de proceskosten van het incidenteel verzoek.

4.De beslissing in het incidenteel verzoek

Het hof:
wijst het verzoek van [de werkgever] tot niet-ontvankelijkverklaring van [de werknemer] in zijn beroep in de hoofdzaak af;
veroordeelt [de werkgever] in de proceskosten van [de werknemer] in dit incident, tot op heden begroot op
€ 1.114,00 aan salaris advocaat.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.L. Bervoets, C.E.L.M. Smeenk-van der Weijden en D.J.B de Wolff en is in het openbaar uitgesproken op 10 november 2022.