ECLI:NL:GHSHE:2022:4020

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
16 november 2022
Publicatiedatum
22 november 2022
Zaaknummer
20-001272-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Limburg inzake openlijk geweld in vereniging

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 16 november 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Limburg, dat op 28 april 2021 was gewezen. De verdachte, geboren in 1990 en wonende te Venlo, was in eerste aanleg veroordeeld voor openlijk geweld in vereniging tegen [slachtoffer 1]. Het hof heeft het hoger beroep behandeld na onderzoek op de terechtzitting, waarbij de advocaat-generaal heeft gevorderd het vonnis te bevestigen. De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit en subsidiair een beroep op noodweer gedaan. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 7 februari 2016 betrokken was bij een vechtpartij in Venlo, waarbij [slachtoffer 1] werd mishandeld. De verdachte heeft met een stofzuigerbuis geslagen en was betrokken bij de geweldshandelingen. Het hof heeft de bewijsconstructie van de rechtbank gevolgd, maar kwam tot een andere bewezenverklaring. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd, maar de verdachte alsnog veroordeeld tot een taakstraf van 90 uren, met een vervangende hechtenis van 45 dagen. Het hof heeft ook overwogen dat er sprake was van een overschrijding van de redelijke termijn in de procedure, wat heeft geleid tot een lagere straf.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001272-21
Uitspraak : 16 november 2022
TEGENSPRAAK (ex art. 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 28 april 2021, in de strafzaak met parketnummer 03-661166-16, tegen:

[verdachte] (roepnaam: [verdachte] ),

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1990,
wonende te [adres 1] .
Hoger beroep
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis tijdig hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep (integraal) zal bevestigen.
De verdediging heeft primair bepleit dat het hof de verdachte zal vrijspreken van het primair tenlastegelegde. De verdediging heeft zich – zo begrijpt het hof – gerefereerd aan het oordeel van het hof voor de bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair en 1 meer subsidiair tenlastegelegde. Subsidiair is bepleit dat het hof de verdachte zal ontslaan van alle rechtsvervolging, nu aan hem een geslaagd beroep op noodweer toekomt.
Vonnis waarvan beroep
Het hof kan zich niet met het beroepen vonnis verenigen omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank en omdat sprake is van een tegenstrijdigheid tussen enerzijds de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen en anderzijds de overwegingen omtrent het beroep op noodweer. Meer in het bijzonder is de op pagina 4 van het vonnis opgenomen aanvullende verklaring van de verdachte, inhoudende dat hij de stofzuigerstang heeft gepakt nadat [slachtoffer 1] een groter mes had gehaald, tegenstrijdig met de verwerping van het beroep op noodweer van de verdachte, in welk verband de rechtbank overweegt dat uit het bewijs blijkt dat hij de stofzuigerstang had gepakt voordat [slachtoffer 1] het grotere mes had gepakt.
Gelet op het vorengaande zal het hof het vonnis waarvan beroep vernietigen. Dat laat onverlet dat het hof zich in grote mate kan verenigen met de bewijsconstructie van de rechtbank, zodat het hof het vonnis van de rechtbank tot uitgangspunt zal nemen en onderdelen daaruit zal overnemen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 7 februari 2016 in de gemeente Venlo openlijk, te weten op of aan de openbare weg, de [locatie 3] , in elk geval op of aan een openbare weg, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] , welk geweld bestond uit het meermalen, althans eenmaal, slaan en/of schoppen en/of trappen en/of het slaan met een staaf, o.a. tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] .
subsidiair
hij op of omstreeks 7 februari 2016 in de gemeente Venlo, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, meermalen, althans eenmaal, met een staaf, o.a. tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] , heeft geslagen en/of met die staaf heeft gedreigd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
meer subsidiair
hij op of omstreeks 7 februari 2016 in de gemeente Venlo, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door meermalen, althans eenmaal, te slaan en/of schoppen en/of trappen en/of te slaan met een staaf, o.a. tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] .
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
primair
hij op 7 februari 2016 in de gemeente Venlo openlijk, te weten op of aan de openbare weg, de [locatie 3] , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] , welk geweld bestond uit het meermalen slaan en/of trappen en het slaan met een staaf tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] .
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen [1]
Op 6 februari 2017 vond aan de [locatie 1] te Venlo een vechtpartij plaats tussen meerdere personen, waarbij een van die personen steekletsel heeft bekomen. Het onderzoek door de politie leidde tot het vermoeden dat vijf personen betrokken waren bij deze vechtpartij, te weten:
  • de verdachte (hierna: [verdachte] , zijnde de roepnaam van de verdachte);
  • [betrokkene 1] (hierna: [betrokkene 1] );
  • [betrokkene 2] (hierna: [betrokkene 2] );
  • [betrokkene 3] (hierna: [betrokkene 3] );
  • [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ).
Alle betrokkenen in deze zaak hebben meerdere verklaringen afgelegd. Hoewel deze verklaringen op punten van elkaar afwijken en de afzonderlijke personen ook in hun eigen verhoren niet altijd consistent hebben verklaard, heeft het hof op grond van de navolgende verklaringen de overtuiging bekomen dat zich heeft afgespeeld hetgeen hierna onder ‘Vaststaande feiten en omstandigheden’ is weergegeven. Het hof is hierbij – evenals de rechtbank – uitgegaan van die bewijsmiddelen die elkaar onderling steunen en waaraan het hof geloof hecht.

[getuige 1] heeft, voor zover hier van belang, het volgende verklaard:

Ik begrijp dat ik als getuige gehoord word inzake een mishandeling welke zich eerder vanavond heeft afgespeeld op [adres 2] . Ik verbleef vandaag bij mijn ouders op de [locatie 1] . Vanuit hun woning heb ik zicht op het stuk groenvoorziening gelegen tussen de [locatie 1] en de [locatie 2] te Venlo. Aan deze groenvoorziening zijn woningen gelegen die zijn gehuisnummerd aan de [locatie 1] . Aan de overzijde van deze woningen en de daar gelegen groenvoorziening liggen de achtertuinen van de woningen die gelegen zijn aan de [locatie 3] te Venlo. Op enig moment hoorde ik erg veel lawaai vanaf de groenvoorziening. Ik zag dat er een grote groep mensen bij elkaar stond. Ik zag dat in deze groep onderling geduwd en getrokken werd. Hierbij werd heel veel geschreeuwd. Er waren erg veel mensen op straat. Ik heb gezien dat er een groep mensen betrokken was die uit een woning aan de [locatie 3] kwam. De groepen op straat bleven echter steeds naar elkaar toelopen. Op enig moment werd er echt gevochten. Ik zag dat een aantal personen met stokken sloegen. Een van hen had een stuk ijzer vast. Dit was een staaf van circa een meter lang en grijs van kleur. Ik zag dat er mensen in en uit de woning renden tegenover die waar ik mij bevond. [2]

[betrokkene 3] heeft, voor zover hier van belang, het volgende verklaard:

Op 7 februari 2016 waren wij bij onze woning op [adres 3] . Ik stond in mijn achtertuin. Toen ik [slachtoffer 1] zag, liep ik via mijn achtertuin de straat op. Ik zag dat [slachtoffer 1] mij zag. Vervolgens zag ik dat [slachtoffer 1] naar binnen liep. Toen ik zag dat [slachtoffer 1] naar binnen liep, praatte ik met [betrokkene 1] . Ik wilde weten waarom ik nu die kopstoot van [slachtoffer 1] had gekregen. [betrokkene 1] gaf aan dat hij van niets wist. Ik liep toen samen met [betrokkene 1] naar de geparkeerde auto’s in de straat. Ik liep terug naar mijn achterom. Toen ik weer bij mijn achterom was, hoorde ik dat er een deur open ging. Ik hoorde en zag dat [slachtoffer 1] naar mijn achterom kwam gelopen. Ik weet niet wat hij precies zei, maar ik hoorde hem in ieder geval roepen: “Ik maak je kapot. Ik maak jullie allemaal kapot”. Ik zag dat [slachtoffer 1] zwaaiende bewegingen maakte met zijn armen. Ik zag dat [slachtoffer 1] een klein mes in zijn handen vasthield. Ik pakte een kleine zwarte honkbalknuppel en liep hiermee naar buiten. Ik deed dit ter bescherming. Ik zwaaide met de knuppel naar [slachtoffer 1] . Vervolgens zag ik dat [slachtoffer 1] naar mijn neefje [verdachte] rende. Ik zag dat [slachtoffer 1] zwaaiende en stekende bewegingen maakte naar [verdachte] . Ik rende hen achterna. Ik probeerde mijn neefje te ontzetten. Ik maakte wederom zwaaiende bewegingen met de kleine honkbalknuppel in de richting van [slachtoffer 1] . Toen voelde ik dat ik naar achteren werd getrokken. Ik voelde dat ik met kracht op de grond werd gegooid. Ik zag dat mijn vrouw [betrokkene 1] van mij aftrok. Op dat moment probeerde ik op te krabbelen en toen zag ik in een flits dat [slachtoffer 1] achter mij langs schoot aan de rechterzijde. Ik voelde toen pijn aan mijn rechterpols. Ik keek en zag dat mijn pols helemaal open lag. Ik zag toen [slachtoffer 1] wegrennen met een groot mes in zijn handen. In die ene flits dat ik [slachtoffer 1] voorbij zag schieten, zag ik dat hij stekende en zwaaiende bewegingen maakte. Het blijkt dat ik in de rug en in mijn rechter schouder ben gestoken. Ik kan u vertellen dat, indien de steekwond in de rug anderhalve centimeter naar links was geweest, ik verlamd was geraakt. Tevens ben ik in mijn rechterpols gestoken en heb ik daardoor twee doorgesneden pezen. [3]
[betrokkene 3]heeft aanvullend, voor zover hier van belang, het volgende verklaard:
Ik droeg op 7 februari 2016 een bruin colbertje, een glitterhoed, een Heineken shirt en een spijkerbroek. [verdachte] had een camouflagepak aan. Ik stond buiten met [betrokkene 2] en [verdachte] . Als [slachtoffer 1] het heeft over een vrij jonge blonde jongen en een kleine Thai, dan heeft hij het over [betrokkene 2] en [verdachte] . [slachtoffer 1] kwam aan en toen ben ik naar hem toegelopen. Ik wilde hem gewoon vragen waarom hij mij die kopstoot gegeven heeft. Ik liep naar hem toe en zijn vrouw liep bij hem met het kind op de arm. Zijn broer was er ook bij. Ik liep met hem mee richting hun voordeur en vroeg waarom hij zo deed. Toen ze naar binnen liepen, ben ik nog met de broer van [slachtoffer 1] naar zijn auto gelopen en ik vroeg hem waarom [slachtoffer 1] zo deed. Zijn broer zei dat hij van niets wist. Ik heb [verdachte] later wel met een stofzuigerbuis zien lopen. Ik heb hem met die buis zien rennen richting de straat. [4]
[betrokkene 3]heeft aanvullend, voor zover hier van belang, het volgende verklaard:
Zijn broer is toen met mij meegelopen richting zijn auto. Daarna zag ik [slachtoffer 1] achterom aan komen rennen met een zilverkleurig iets in zijn hand. Het was een klein voorwerp en ik dacht dat het een mes was. Toen ben ik naar binnen gegaan en heb ik een kleine knuppel gepakt. [5]
Medische informatieomtrent [betrokkene 3] vermeldt onder meer dat er drie steekverwondingen in zijn lichaam zijn. Een steekverwonding in de rechterpols met peesletsel, een in de schouder en een in de onderrug tot op het bot. [6]

[getuige 2] heeft, voor zover hier van belang, het volgende verklaard:

Ik vroeg mijn vader of ik verhaal moest halen bij [slachtoffer 1] [
het hof begrijpt [slachtoffer 1]]. Hij zei (eerst), doe maar niet, dat doen we als we nuchter zijn. Hij zei dat we het maar moesten laten rusten. Mijn vader vertelde mij (later) dat hij verhaal wilde gaan halen bij [slachtoffer 1] . Ik denk dat hij gezien heeft dat hij thuiskwam. [7]

[verdachte] heeft, voor zover hier van belang, het volgende verklaard:

Op 7 februari 2016 stond ik bij mijn oom thuis, achterom, een sigaret te roken. Ik hoorde diezelfde jongen die [betrokkene 3] bij het café een kopstoot gaf, schreeuwen. Ik wilde verhaal gaan halen bij hem waarom hij mijn oom [
het hof begrijpt: [betrokkene 3]] een kopstoot had gegeven. Vervolgens liep die jongen naar binnen en even later kwam hij terug met een mes in zijn hand. De broer van die jongen stond op dat moment nog buiten met mijn oom te praten. Voordat [betrokkene 3] gestoken was, is die jongen op een gegeven moment ook op mij af komen lopen met een mes. Dat was een wat kleiner mes dan het mes waarmee mijn oom later is gestoken. Hierop ben ik de woning van [betrokkene 3] binnen gegaan en heb ik ook een mes gepakt om hem op afstand te kunnen houden. [8]
[verdachte]heeft aanvullend, voor zover hier van belang, het volgende verklaard:
Ik ben de persoon geweest met een ijzeren staaf en een mes in mijn hand die tegenover [slachtoffer 1] heeft gestaan. Ik heb die staaf bij mijn oom binnen gehaald. Dat was een deel van een stofzuiger. [9]

[betrokkene 2] heeft, voor zover hier van belang, het volgende verklaard:

Een achterbuurman van [betrokkene 3] heeft hem in zijn rug gestoken en in de pols gesneden. Ik heb daarvan niet veel gezien want ik werd zelf ook aangevallen door die man met dat mes. Ik heb gezien dat [betrokkene 3] door die achterbuurman geraakt werd met dat mes en dat deze man achter [betrokkene 3] aanrende. Eerst had die man een kleiner mes in zijn handen. Dat was een mes aan een sleutelhanger of zoiets. Het rammelde iets. Het was een mes ter grootte van een vinger, een zakmesje of keukenmesje. Daarna kwam die man met een groter mes naar buiten. Ik zag dat [betrokkene 3] zich wilde afweren en zijn armen omhoog deed en toen geraakt werd aan zijn onderarm en aan zijn schouder. Het klopt dat ik een legerkleurig pak aan heb gehad met lichtkleurige vlekken. [10]

[getuige 3] heeft, voor zover hier van belang, het volgende verklaard:

[verdachte] droeg een groen legerpak. [betrokkene 2] droeg ook een legerpak in de kleuren zwart, grijs en wit. [11]
[getuige 3]heeft aanvullend, voor zover hier van belang, het volgende verklaard:
Na die paar minuten zijn [getuige 2] en ik weer naar zijn huis toe gelopen. Ik ben dat huis ingelopen. Ik weet niet of [getuige 2] ook dat huis in is gelopen. Ik heb [getuige 2] ’s vader naar buiten zien lopen, de achtertuin uit. Ik heb hem richting het huis van [slachtoffer 1] zien gaan. Hij liep eerst alleen, maar toen er geschreeuw was zijn [betrokkene 2] en [verdachte] ook naar achteren gelopen. [betrokkene 2] had een keukenmesje gepakt en meegenomen. Dat heb ik zelf gezien. [12]

[getuige 4] heeft, voor zover hier van belang, het volgende verklaard:

Mijn man is [betrokkene 3] . Op 7 februari 2016 stond ik in de tuin een sigaret te roken met mijn neefje [verdachte] . Ik hoorde dat [verdachte] riep: “Hij komt”. Hiermee bedoelde hij mijn achterbuurman, [slachtoffer 1] . Mijn man hoorde van [verdachte] dat de achterbuurman aan het schreeuwen was. Mijn man is toen naar buiten gegaan om te vragen waarom hij nu een kopstoot had gekregen. [verdachte] , mijn man en ik liepen naar buiten. Buiten loopt mijn man naar onze achterbuurman. Ik hoorde ineens geschreeuw van de achterbuurman. Hij schreeuwde “kom maar ik maak je af”. Toen mijn man dit hoorde, is hij teruggegaan naar [slachtoffer 1] om te vragen waarom hij dit riep. Ik ben er ook achteraan gegaan. Ik zag dat [slachtoffer 1] een sleutelbos vasthield. Aan deze sleutelbos zat ook een mesje. [13]

[slachtoffer 1] heeft, voor zover hier van belang, het volgende verklaard:

Op zondag 7 februari 2016 ben ik met mijn vrouw, kind en twee nichtjes naar Blerick gegaan. Mijn broer heeft ons gebracht. Ik heb mijn broer [
het hof begrijpt: [betrokkene 1]] gebeld of die ons weer naar huis wilde brengen. Vervolgens is hij op de [locatie 4] [
het hof begrijpt: te Venlo] gestopt ter hoogte van de rij woningen waar ook onze woning aan ligt. Wij zijn uit de auto gestapt. Ik nam mijn zoontje op de arm en we hebben nog afscheid genomen van mijn broer. Op het moment dat mijn vrouw en ik met mijn zoontje op de arm naar onze woning liepen, kwamen ineens vier mannen vanuit de achtertuin van [betrokkene 3] . Wij waren volgens mij net vanaf de straat de stoep opgelopen. Ik zag [betrokkene 3] , een blanke jonge jongen met blonde haren en die kleine Thai [
het hof begrijpt hier en hierna telkens: de verdachte]. Ook heb ik de vrouw van [betrokkene 3] gezien. Ik kreeg een slag tegen mijn gezicht. Ik heb toen naar mijn broer geroepen dat het fout liep en omdat ik de huissleutels in mijn handen had, ben ik snel naar de voordeur van onze woning gelopen, zodat mijn vrouw naar binnen kon. Ik zag dat de mannen zich op mijn broer richtten en ik hoorde dat iemand tegen onze deur trapte. Ik ben toen dus weer naar buiten gegaan. Ik heb gevochten met die blanke jongen, en die kleine Thai stond achter die blanke jongen met die staaf te zwaaien. Volgens mij heeft die kleine Thai mij met die staaf vanaf mijn linkerzijde geslagen. Hierdoor ben ik op de grond gevallen. Ik ben een tijdje buiten bewustzijn geweest. Mijn vrouw heeft mij toen onze woning ingeloodst. Onderweg naar onze woning ben ik kennelijk, omdat ik zo duizelig was, ook nog tegen de deur bij de buren gevallen. Eenmaal in onze woning heeft mijn vrouw me op de bank gelegd. Ik ben op een bepaald moment weer bijgekomen. Ik kan mij vaag herinneren dat ik een mes heb gepakt. Ik kan mij alleen herinneren dat ik achter die jongens ben aangerend om mij te verdedigen en te zorgen dat ze weggingen. Ik heb alleen met die blanke jongen en de kleine Thai gevochten. De KNO-arts heeft vastgesteld dat mijn neus op twee plekken is gebroken en dat er een scheurtje in het neusbeen zit. Ik heb hier veel pijn aan en ook hoofdpijn. [14]
[slachtoffer 1]heeft aanvullend, voor zover hier van belang, het volgende verklaard:
Ik zag toen die kleine Thai, met een staaf in de hand, rondjes om ons heen rennen. Ik zag en voelde toen dat hij mij met die staaf tegen mijn hoofd sloeg. Hij raakte me aan de linker zijkant van mijn hoofd. Omdat ik afweerde en opzij stapte, raakte hij mij gelukkig niet vol op mijn gezicht. Hij heeft mij op mijn jukbeen of neus geraakt. Dat deed goed pijn. [15]
[slachtoffer 1]heeft aanvullend, voor zover hier van belang, het volgende verklaard:
Ik heb die blanke jongen en die Thaise jongen geslagen met mijn vuisten. Ik heb beide jongens ook geschopt. Het was een rommelige vechtpartij. Ja ik heb met dat keukenmes gezwaaid. Ik was naar binnen gegaan. Ik heb op de koelkast in mijn keuken dat mes gepakt en ben met dit mes naar buiten gerend. Terwijl ik naar buiten liep, kwamen die blanke jongen en die Thaise jongen op mij af. Ik werd geslagen met een loden pijp door die Thaise jongen
(het hof begrijpt: de verdachte). Ik werd geraakt aan de linkerzijde van mijn gezicht. Ik zwaaide met dat mes. Beide personen renden weg. Ik heb allebei een stukje achterna gerend. Het was een chaotische toestand. Ik weet niet meer of ik ook de overbuurman achterna ben gerend met dat mes. Ik denk dat ik in een uithaalmoment met dat mes per ongeluk iemand kan hebben geraakt. [16]
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2]relateren in een proces-verbaal van bevindingen onder meer als volgt:
Wij zagen dat de neus van [slachtoffer 1] gezwollen was, verse schaaf- cq snijwonden vertoonde en dat deze opvallend scheef stond. Verder zagen wij diverse bulten op het hoofd van [slachtoffer 1] . [17]
Medische informatieomtrent het letsel van [slachtoffer 1] vermeldt onder meer dat zijn neus(been) gebroken is. [18]

[betrokkene 1] heeft, voor zover hier van belang, het volgende verklaard:

Op 7 februari 2016 werd ik gebeld door [slachtoffer 1] . We spraken toen af dat ik hem zou ophalen in het centrum van Blerick. Wij zijn toen naar [adres 2] gereden. [slachtoffer 1] , [getuige 5] en [betrokkene 4] stapten uit en liepen in de richting van hun woning. Vrij snel erna hoorde ik dat de naam [betrokkene 1] geroepen werd. Ik zag op dat moment dat drie mannen en een vrouw op [slachtoffer 1] afliepen. Ik hoorde dat tussen hen een woordenwisseling plaatsvond. Ik heb [slachtoffer 1] , [getuige 5] en [betrokkene 4] naar hun woning geleid, zo goed en slecht als het ging. Zij zijn naar binnen gegaan. De drie mannen en die vrouw riepen van alles. Ik heb nog geroepen: “Je hebt gedronken, ga naar binnen, ik ben er niet bij geweest, ik heb mijn kinderen bij me.” Ik liep toen naar de auto en de drie mannen en vrouw liepen terug naar de overkant naar hun woning. Ik was nog half in discussie met die mensen. Wij hebben over en weer naar elkaar geroepen. Ik zag toen dat [slachtoffer 1] weer buiten was gekomen en een schermutseling had met de jongen met de witte bodywarmer met vlekken. De jongen met het drukwerkpetje droeg iets in zijn hand. Ik zag dat hij een slaande beweging maakte met dat voorwerp. Ik rende naar die persoon toe en heb hem met een rugbygreep omver geduwd. Ik zag dat er over en weer slaande bewegingen werden gemaakt tussen [slachtoffer 1] en de jongen in de witte bodywarmer. Ik zag dat mijn broer op de grond lag en ik zag dat die jongen in de witte bodywarmer hem nog natrapte tegen zijn lichaam. De jongen met het donkerkleurige mutsje zag ik iets kleins in zijn hand hebben. De Aziatische jongen (
het hof begrijpt: de verdachte)droeg een stofzuigerstang volgens mij. Ik heb de jongen met het mutsje horen roepen dat hij van [slachtoffer 1] een kopstoot had gehad. [19]
[betrokkene 1]heeft aanvullend, voor zover hier van belang, het volgende verklaard:
Ik zag dat drie jongens naast elkaar op [slachtoffer 1] afliepen. Een stukje achter die jongens liep een vrouw. Ik zag dat de drie jongens aan het duwen en trekken waren. Ik weet niet wat [slachtoffer 1] schreeuwde toen hij naar buiten was gekomen. Ik weet ook niet waarom [slachtoffer 1] naar buiten is gekomen. Ik zag dat die jongen met het Harry Slinger petje iets in zijn hand droeg en de arm ophief. Hij had een knuppelachtig iets in zijn hand. Ik zag dat [slachtoffer 1] door de jongen met de bodywarmer tegen zijn hoofd werd geslagen. Volgens mij deed hij dat met een vuist. [slachtoffer 1] ging toen tegen de vlakte. [20]

[getuige 5] heeft, voor zover hier van belang, het volgende verklaard:

Op 7 februari 2016 was ik samen met mijn man [slachtoffer 1] en onze zoon in Blerick. Wij werden door [betrokkene 1] gebracht naar ons huis, gelegen aan [adres 2] . Ik zag dat wij direct omsingeld werden door vier jongens. Dit was naar aanleiding van de ruzie in het café in Blerick. De jongen in het camouflagepak [
het hof begrijpt hier en hierna telkens: [verdachte] , de verdachte] bleef maar lastig doen en terugkomen. Ik kon gelukkig [slachtoffer 1] meetrekken naar huis. Toen ik boven in de woning was, zag ik [slachtoffer 1] naar buiten gaan. [betrokkene 1] zat in de auto. Ik zag dat de jongen met het camouflagepak tegenover [slachtoffer 1] stond met in de linkerhand een groot mes en in de andere hand een rechte buis. Ik zag dat de jongen in het camouflagepak een slaande beweging maakte met de staaf richting het hoofd van [slachtoffer 1] en dat [slachtoffer 1] hierdoor op de grond viel met het hoofd op het trottoir. [21]
Verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4]relateren in een proces-verbaal ontvangen sporendragers onder meer als volgt:
Een van de verdachten van het steekincident op de [locatie 1] te Venlo was zojuist aangehouden. De verdachte [
het hof begrijpt: [betrokkene 1]] was voorafgaand aan zijn aanhouding opgetreden als bestuurder van een personenauto. In deze personenauto zaten de twee dochters van de verdachte. Deze zouden zo worden opgehaald door hun moeder. Toen moeder arriveerde, hoorden wij dat zij onder andere het navolgende tegen hun moeder verklaarden:
- Dat hun oom [slachtoffer 1] [
het hof begrijpt: [slachtoffer 1]] in Blerick ruzie had gekregen met een andere man en deze een kopstoot had gegeven;
- Dat ze daarna met hun oom waren opgehaald door hun vader;
- Dat ze naar de woning van hun oom waren gereden om hem thuis te brengen;
- Dat het bij die woning wederom tot een vechtpartij was gekomen;
- Dat dit dezelfde groep personen betrof, die in Blerick was geweest;
- Dat deze groep personen hun oom en vader geslagen hadden met takken en stokken. [22]
Bewijsoverwegingen
Algemene bewijsoverweging
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Bijzondere bewijsoverwegingen
De verdediging heeft bepleit dat het hof de verdachte zal vrijspreken van de tenlastegelegde openlijke geweldpleging nu zijn bijdrage aan de geweldshandelingen niet van voldoende gewicht is geweest om tot een bewezenverklaring van openlijke geweldpleging te komen en hij bovendien niet het voorwaardelijk opzet heeft gehad op het in vereniging plegen van openlijk geweld.
Het hof overweegt als volgt.
Vaststaande feiten en omstandigheden
Op grond van de voorgaande bewijsmiddelen stelt het hof – met de rechtbank – de navolgende feiten en omstandigheden vast.
Op 7 februari 2016 heeft een vechtpartij plaatsgevonden op de [locatie 1] te Venlo naar aanleiding van een ruzie eerder op de dag bij een café in Blerick, waarbij [slachtoffer 1] [betrokkene 3] een kopstoot had gegeven.
Omstreeks 18.30 uur zijn [slachtoffer 1] , [getuige 5] en hun zoontje thuis op de [locatie 1] met de auto afgezet door [betrokkene 1] en zijn twee dochtertjes. [slachtoffer 1] , [getuige 5] liepen met hun zoontje op de arm naar hun woning toe. [verdachte] en [getuige 4] zijn vervolgens naar buiten gelopen. [betrokkene 3] is naar [slachtoffer 1] toegelopen om verhaal voor de kopstoot te halen. [betrokkene 2] kwam ook naar buiten gelopen. Hij heeft daarbij een mes meegenomen.
Eenmaal aangekomen bij [slachtoffer 1] ontstond tussen de twee groepen ruzie. [betrokkene 1] heeft vervolgens [slachtoffer 1] , [getuige 5] en hun zoontje hun woning in geholpen. Vervolgens is hij teruggelopen naar zijn auto. Hij was nog half in discussie met [betrokkene 3] , [verdachte] , [betrokkene 2] en [getuige 4] , die daarbij in de richting van de woning van [betrokkene 3] liepen.
Op dat moment is [slachtoffer 1] zijn woning uitgekomen met zijn sleutelbos met daaraan een klein mes in zijn hand. Hij heeft toen gevochten met [betrokkene 2] en [verdachte] . [slachtoffer 1] kreeg daarbij een klap in zijn gezicht. Ook rende hij achter [betrokkene 3] , [verdachte] en [betrokkene 2] aan, waarbij hij met het mes zwaaide. [betrokkene 3] en [verdachte] zijn de woning van [betrokkene 3] ingegaan. [betrokkene 3] kwam terug naar buiten met een kleine honkbalknuppel en [verdachte] met een mes. [betrokkene 3] zwaaide met de honkbalknuppel om zich heen, waarop hij door [betrokkene 1] in een rugbygreep werd genomen en naar de grond gewerkt.
[slachtoffer 1] was ondertussen in gevecht met [betrokkene 2] en [verdachte] . [verdachte] heeft daarbij op enig moment een stofzuigerbuis in zijn handen gehad en heeft [slachtoffer 1] daarmee in het gezicht geslagen, waarna deze op de grond viel. [betrokkene 2] heeft [slachtoffer 1] geslagen en nagetrapt toen hij op de grond lag. [getuige 5] heeft [slachtoffer 1] de woning in geloodst. Daarop is hij weer zijn woning uitgekomen met een ander, groter mes.
[getuige 4] heeft [betrokkene 1] van [betrokkene 3] afgetrokken, waarna [betrokkene 3] probeerde op te staan. [betrokkene 3] zag [slachtoffer 1] toen stekende en zwaaiende bewegingen maken. [slachtoffer 1] heeft hem met het mes in zijn pols geraakt en hem ook in zijn schouder en rug gestoken.
Bijdrage van voldoende gewicht
Voor de beantwoording van de vraag of sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking ten aanzien van het openlijk plegen van geweld tegen personen of goederen – een en ander in de zin van artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht – kan van belang zijn dat openlijke geweldpleging in vereniging zich, gelet op de aard van het delict, in verschillende vormen kan voordoen.
Voor de vraag of sprake is van openlijk gepleegd geweld in de zin van artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht, zal moeten worden nagegaan of sprake is van nauwe en bewuste samenwerking ten aanzien van het openlijk geweld tegen personen of goederen. Daarbij kan van belang zijn dat openlijke geweldpleging in vereniging zich, gelet op de aard van het delict, in verschillende vormen kan voordoen. Er kan sprake zijn van evident nauw en bewust samenwerken, maar deze strafbaarstelling is mede toepasselijk op – en wordt ook frequent toegepast bij – openlijk geweld dat bestaat uit een meer diffuus samenstel van uiteenlopende, tegen personen of goederen gerichte geweldshandelingen en dat plaatsvindt binnen een ongestructureerd, mogelijk spontaan samenwerkingsverband met een eigen – soms moeilijk doorzichtige – dynamiek. De voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking kan dus ook bij dit delict verschillende verschijningsvormen hebben. Een bijdrage van voldoende gewicht kan onder omstandigheden ook geheel of ten dele bestaan uit het verrichten van op zichzelf niet-gewelddadige handelingen (vgl. HR 5 juli 2016, ECLI:NL:HR:2016:1320).
Naar het oordeel van het hof is in de onderhavige zaak sprake van een voortdurende opeenvolging van geweldshandelingen waarbij telkens meer en zwaardere wapens uit de omliggende woningen werden gehaald. Telkens sloot de persoon die een woning in was gelopen zich later weer bij de geweldpleging aan. De personen bleven naar elkaar toe lopen.
Uit de eigen verklaringen van [betrokkene 3] en de verdachte leidt het hof af dat zij verhaal wilden halen voor de kopstoot die [slachtoffer 1] aan [betrokkene 3] had gegeven. Dat heeft [betrokkene 3] ook ter terechtzitting in eerste aanleg bevestigd.
Het hof leidt mede daaruit – evenals de rechtbank – het gezamenlijk opzet af op het plegen van geweld tegen [slachtoffer 1] . Dat ook [betrokkene 2] dit doel nastreefde, leidt het hof af uit de uiterlijke verschijningvormen, nu hij met een mes naar buiten is gelopen nadat het tot enig duw- en trekwerk was gekomen.
Allen hebben vervolgens op enig moment een wapen – honkbalknuppel, mes en/of stofzuigerbuis – vast gehad. [betrokkene 3] heeft gezwaaid met de honkbalknuppel en [betrokkene 2] en de verdachte hebben fysieke geweldshandelingen gepleegd door [slachtoffer 1] te slaan – met de vuist of de stofzuigerbuis – en te trappen.
Daarbij heeft [slachtoffer 1] op enig moment een gebroken neus opgelopen. Het hof kan niet precies vaststellen wanneer [slachtoffer 1] dit letsel heeft opgelopen en welke geweldhandeling(en) dat letsel heeft (hebben) veroorzaakt, omdat sprake was van een meer diffuus samenstel van uiteenlopende geweldshandelingen tegen [slachtoffer 1] . Het bestond uit een ongestructureerd samenwerkingsverband met een eigen – soms moeilijk doorzichtige – dynamiek.
Getuige [getuige 1] heeft gezien dat de groepen steeds naar elkaar toe bleven lopen. [slachtoffer 1] heeft het als een rommelige vechtpartij en een chaotische toestand omschreven. Naar het oordeel van het hof zijn [betrokkene 3] , [betrokkene 2] en de verdachte betrokken geweest bij de openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer 1] .
[betrokkene 3] heeft door met [betrokkene 2] en de verdachte verhaal te halen bij [slachtoffer 1] , het vervolgens ontstane duw- en trekwerk, het halen van een honkbalknuppel en het zwaaien daarmee bijgedragen aan het ontstaan en het voortduren van de geweldpleging tegen [slachtoffer 1] .
[betrokkene 2] en de verdachte [23] hebben eveneens door verhaal te halen, het vervolgens ontstane duw- en trekwerk, het voorhanden hebben van wapens, en in het bijzonder door het plegen van fysieke handelingen tegen [slachtoffer 1] , de geweldshandelingen van de ander ondersteund of anderszins bijgedragen aan het ontstaan of het voortduren daarvan.
De verdachte en medeverdachten hebben daarmee allemaal een voldoende significante of wezenlijke bijdrage geleverd aan het jegens [slachtoffer 1] gepleegde geweld.
Het verweer van de raadsman, inhoudende dat de bijdrage van de verdachte aan de geweldshandelingen niet van voldoende gewicht is geweest om tot een bewezenverklaring van openlijke geweldpleging te komen en de verdachte bovendien niet het voorwaardelijk opzet heeft gehad op het in vereniging plegen van openlijk geweld, vindt derhalve zijn weerlegging in de gebezigde bewijsmiddelen en in hetgeen hiervoor is overwogen.
Het hof is dan ook van oordeel dat zonder meer de conclusie gerechtvaardigd is dat de verdachte de groep niet alleen getalsmatig heeft versterkt maar ook een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het jegens [slachtoffer 1] gepleegde geweld en dat hij daarop bovendien – naar zijn uiterlijke verschijningsvorm en bij het ontbreken van contra-indicaties – minst genomen voorwaardelijk opzet heeft gehad op het in vereniging plegen van dat openlijk geweld.
Het hof verwerpt het tot vrijspraak van de primair tenlastegelegde openlijke geweldpleging strekkende verweer in al zijn onderdelen en acht de primair tenlastegelegde openlijke geweldpleging bewezen.
Verweren ten aanzien van de strafbaarheid
De verdediging heeft bepleit dat het hof de verdachte zal ontslaan van alle rechtsvervolging nu aan hem een geslaagd beroep op noodweer toekomt. Daartoe is – kort weergegeven – aangevoerd dat de verdachte weliswaar betrokken is geweest maar zich niet meer kon onttrekken. Daartoe bestond weliswaar in theorie de mogelijkheid maar niet in de praktijk. Er was sprake van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van zijn lijf dan wel van dat van anderen, waarbij de verdachte proportioneel heeft gehandeld door zich met een stofzuigerstang te wapenen tegenover het mes dat [slachtoffer 1] vast hield, en waarmee [slachtoffer 1] even later de oom van de verdachte – [betrokkene 3] – heeft gestoken.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof acht de feiten en omstandigheden die de verdediging aan het verweer ten grondslag heeft gelegd, niet aannemelijk geworden. De door de verdediging gegeven lezing van de gebeurtenissen vindt haar weerlegging in de feiten en omstandigheden zoals hierboven weergegeven bij de wettige bewijsmiddelen. Daaruit volgt immers dat de verdachte [slachtoffer 1] met de stofzuigerbuis heeft geslagen nog vóórdat [slachtoffer 1] met een groot mes de verdachte bedreigde en vóórdat [betrokkene 3] met dat mes door [slachtoffer 1] werd gestoken. Sterker, de verdachte heeft [slachtoffer 1] met de stofzuigerbuis geslagen zelfs voordat [slachtoffer 1] met dat mes naar buiten kwam.
Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat de verdachte de hem verweten gedraging niet heeft verricht in een situatie waarin – en op een tijdstip waarop – voor hem de noodzaak bestond tot verdediging van eigen of eens anders lijf tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding, dan wel het onmiddellijk dreigend gevaar daarvoor.
Het hof verwerpt het tot ontslag van alle rechtsvervolging strekkende verweer in al zijn onderdelen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het primair bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:

openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straf
De verdediging heeft – zo begrijpt het hof – bepleit dat het hof een lagere taakstraf aan de verdachte zal opleggen dan de rechtbank aan de verdachte heeft opgelegd. Daartoe is – kort weergegeven – aangevoerd dat de verdachte weliswaar getalsmatig de groep heeft versterkt maar dat dit niet zonder meer dezelfde straf als zijn mededaders rechtvaardigt. Bovendien is sprake van een forse overschrijding van de redelijke termijn van ruim drie jaren, aldus de verdediging.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straffen gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging. Door aldus te handelen heeft de verdachte tezamen en in vereniging met anderen een verregaande inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer 1] . Het hof rekent het de verdachte dan ook aan dat hij heeft gehandeld zoals is bewezenverklaard.
Het hof heeft bij de strafoplegging acht geslagen op de inhoud van het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 15 september 2022, betreffende het justitiële verleden van de verdachte. Hieruit blijkt dat hij eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van een soortgelijk strafbaar feit.
Ook heeft het hof kennisgenomen van het reclasseringsadvies d.d. 6 april 2021, waarin de reclassering adviseert een straf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden, nu zij geen opties ziet om met interventies of toezicht het risico op recidive te beperken.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Uit het onderzoek ter terechtzitting is hieromtrent gebleken dat de verdachte geen problemen heeft op het gebied van huisvesting en financiën. Verder zoekt de verdachte werk in de logistieke dienstverlening.
Overschrijding van de redelijke termijn
Ten slotte heeft het hof in aanmerking genomen dat elke verdachte recht heeft op een openbare behandeling van zijn strafzaak binnen een redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Deze waarborg strekt er onder meer toe te voorkomen dat een verdachte langer dan redelijk is, onder de dreiging van een strafvervolging zou moeten leven.
In dat kader heeft het hof het volgende geconstateerd.
In eerste aanleg is de redelijke termijn aangevangen op 13 februari 2016 met de inverzekeringstelling van de verdachte. De redelijke termijn in eerste aanleg is geëindigd op 28 april 2021 met het wijzen van het bestreden vonnis, zodat in eerste aanleg sprake is geweest van een overschrijding van de redelijke termijn van ongeveer 3 jaren, 2 maanden en 2 weken.
In hoger beroep is de redelijke termijn aangevangen op 11 mei 2021 met het instellen van hoger beroep namens de verdachte, en heden, 16 november 2022, geëindigd met het wijzen van arrest in de onderhavige zaak, zodat in hoger beroep geen sprake is geweest van een overschrijding van de redelijke termijn.
Gelet op het voorgaande is sprake geweest van een totale overschrijding van de redelijke termijn in eerste aanleg en in hoger beroep van ongeveer 3 jaren, 2 maanden en 2 weken.
Van bijzondere omstandigheden die deze overschrijding kunnen rechtvaardigen is niet gebleken.
Alles afwegende is het hof van oordeel dat gelet op de aard en ernst van het bewezenverklaarde, oplegging van een taakstraf voor de duur van 120 uur subsidiair 60 dagen hechtenis, passend en geboden zou zijn geweest zonder overschrijding van de redelijke termijn.
Gelet echter op voormelde overschrijding van de redelijke termijn, acht het hof passend en geboden een taakstraf voor de duur van 90 uren, indien niet (naar behoren) verricht te vervangen door 45 dagen hechtenis.
Bij het opleggen van deze taakstraf zal het hof op grond van artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, bevelen dat de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de op te leggen taakstraf daarop geheel in mindering zal worden gebracht, naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 63 en 141 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
90 (negentig) uren, indien niet (naar behoren) verricht te vervangen door
45 (vijfenveertig) dagen hechtenis;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door:
mr. S.C. van Duijn, voorzitter,
mr. drs. M.C.C. van de Schepop en mr. H.A.T.G. Koning, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.A.A. Vulto, griffier,
en op 16 november 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Tenzij anders vermeld wordt hierna verwezen naar pagina’s van het dossier van de politie, Eenheid Limburg-Noord, district Venlo, recherche Venlo, registratienummer 2016023613, gesloten d.d. 25 mei 2016 door verbalisant [verbalisant 5] , brigadier van Politie, districtsrecherche Noord- en Midden-Limburg (doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 318). Alle tot het bewijs gebezigde processen-verbaal zijn, voor zover niet anders vermeld, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten en alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
2.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] d.d. 7 februari 2016, p. 258 en 259.
3.Proces-verbaal van aangifte door aangever [betrokkene 3] d.d. 9 februari 2016, p. 234 tot en met 237.
4.Proces-verbaal van verhoor [betrokkene 3] d.d. 26 februari 2016, p. 151, 152 en 153.
5.Proces-verbaal verhoor van getuigen bij de rechter-commissaris (verhoor [getuige 3] ) d.d. 19 april 2017, p. 2.
6.Een geschrift, te weten medische informatie van de GGD Limburg-Noord d.d. 24 maart 2016, pagina 240.
7.Proces-verbaal van verhoor [getuige 2] d.d. 13 februari 2016, p. 107.
8.Proces-verbaal van verhoor [verdachte] d.d. 13 februari 2016, p. 133.
9.Proces-verbaal van verhoor [verdachte] d.d. 14 februari 2016, p. 140.
10.Proces-verbaal van verhoor [betrokkene 2] d.d. 13 mei 2016, p. 170 en 172.
11.Proces-verbaal van verhoor [getuige 3] d.d. 14 februari 2016, p. 278.
12.Proces-verbaal verhoor van getuigen bij de rechter-commissaris (verhoor [getuige 3] ) d.d. 28 maart 2019, p. 6.
13.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] d.d. 8 februari 2016, p. 263.
14.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer 1] d.d. 15 februari 2016 p. 249 en 250.
15.Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer 1] d.d. 8 februari 2016 p. 41 en 42.
16.Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer 1] d.d. 9 februari 2016 p. 48, 49 en 50.
17.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 februari 2016, p. 187.
18.Een geschrift, te weten medische informatie van de GGD Limburg-Noord d.d. 25 februari 2016, pagina 254.
19.Proces-verbaal van verhoor [betrokkene 1] d.d. 8 februari 2016, p. 74 tot en met 76.
20.Proces-verbaal van verhoor [betrokkene 1] d.d. 9 februari 2016, p. 80 tot en met 83.
21.Proces-verbaal [getuige 5] d.d. 7 februari 2016, p. 255 en 256.
22.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 februari 2016, p. 200.
23.Dossierpagina 133.