ECLI:NL:GHSHE:2023:1222

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
13 april 2023
Publicatiedatum
13 april 2023
Zaaknummer
200.306.757_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake zorg- en opvoedingstaken van minderjarigen met betrekking tot de ouders

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om een hoger beroep van de moeder tegen de vader met betrekking tot de zorg- en opvoedingstaken van hun minderjarige kinderen. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. L. Stam, heeft in hoger beroep een verzoek ingediend. De zaak betreft twee minderjarigen, geboren in 2006 en 2010, en de Raad voor de Kinderbescherming is betrokken in de procedure. De moeder heeft eerder een verzoek gedaan tot schorsing van een beschikking, maar dit werd afgewezen. Het hof heeft de beslissing op de verzoeken aangehouden in afwachting van een rapport van de raad over het hulpverleningstraject. Tijdens de mondelinge behandeling op 7 maart 2023 zijn zowel de ouders als de raad gehoord. De raad heeft aangegeven dat er behoefte is aan ondersteuning voor de vader en dat er een kindbehartiger moet worden aangesteld. Het hof heeft besloten om de beslissing op de verzoeken aan te houden voor zes maanden, in afwachting van de resultaten van het hulpverleningstraject. De ouders zijn verzocht om vóór 13 oktober 2023 schriftelijk verslag uit te brengen over de voortgang van het traject.

Uitspraak

GERECHTSHOF ‘s-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 13 april 2023
Zaaknummer: 200.306.757/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/01/345436 / FA RK 19-1775
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. L. Stam,
tegen
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader.
Betreffende de minderjarigen:
- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2006 te [geboorteplaats] ;
- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2010 te [geboorteplaats] .
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio [regio] , locatie [locatie] ,
hierna te noemen: de raad.

5.De beschikking van dit hof van 21 juli 2022

Bij die beschikking heeft het hof het verzoek van de moeder met betrekking tot de schorsing van de bestreden beschikking ten aanzien van de zorg- en vakantieregeling, afgewezen.
Daarnaast heeft het hof iedere beslissing op de verzoeken in deze zaak aangehouden tot
21 oktober 2022 pro forma in afwachting van het bericht van de raad over het verloop van het hulpverleningstraject bij [instantie] . In de tussentijd is de invulling van het contact tussen de vader en de kinderen overgelaten aan [instantie] , in die zin dat [instantie] daarin het voortouw neemt en de wijze waarop het contact tot stand moet komen, vorm geeft.

6.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

6.1.
Het hof heeft nadien ontvangen:
- het V6-formulier van de advocaat van de moeder, van 24 oktober 2022, met bijlagen, ingekomen bij het hof op diezelfde datum;
- de brief van de raad van 28 oktober 2022, ingekomen bij het hof op 31 oktober 2022;
- de brief van de raad van 11 november 2022, ingekomen bij het hof op 7 december 2022.
6.2.
De voortzetting van de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 7 maart 2023. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de vader;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] .

7.De verdere beoordeling

7.1.
De raad heeft bij brief van 28 oktober 2022 het hof geïnformeerd dat het niet mogelijk is om geaccordeerde informatie over het hulpverleningstraject bij [instantie] te verkrijgen. Het daarop door de raad verzochte uitstel van drie weken is door het hof verleend.
7.2.
Uit de brief van de raad van 11 november 2022 valt op te maken dat [instantie] de ouders heeft doorverwezen naar de gemeente en dat deze hulpverlening op dat moment in de opstartende fase zat. De raad wil graag tijdens de mondelinge behandeling geïnformeerd worden over het verloop van het traject en bezien of het hof een opdracht voor een beschermingsonderzoek dient te gelasten.
7.3.
De moeder voert – samengevat – het volgende aan. De moeder is direct na de tussenbeschikking van het hof aan de slag gegaan. De vader daarentegen heeft pas een week voorafgaand aan de mondelinge behandeling zijn toestemming aan de gemeente verleend om het hulpverleningstraject te starten. Tot die tijd heeft hij zijn toestemming geweigerd, ondanks herhaalde verzoeken. De moeder twijfelt daarom aan de intrinsieke motivatie van de vader. De moeder krijgt hulpverlening vanuit [instantie] die de moeder en de kinderen (niet alleen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] maar ook dochter [minderjarige 3] ) voorbereidt op het herstellen en uitbouwen van de contacten met de vader. Daarnaast is het plan om vanuit de gemeente een kindbehartiger aan te stellen die als vertrouwenspersoon voor de kinderen moet gaan fungeren.
7.4.
De vader voert – samengevat – het volgende aan. De vader is verbaasd over de aantijgingen van de moeder, omdat hij pas zeer recent het verzoek van de gemeente heeft ontvangen om zijn toestemming te verlenen voor het door de moeder genoemde hulpverleningstraject. De vader heeft hiervoor zijn toestemming verleend. De vader betreurt het dat het contact met de kinderen op dit moment moeizaam verloopt. De kinderen vinden bellen niet fijn en op appjes wordt niet gereageerd. De vader vraagt om hulp, omdat hij niet weet hoe hij dit verder aan moet pakken en wel graag goed contact met de kinderen wil.
7.5.
De raad voert – samengevat – het volgende aan. De raad ondersteunt het door de gemeente voorgestelde traject. Daarnaast is het nodig dat de vader individuele ondersteuning krijgt. Ook dit dient via de gemeente ingezet te worden.
7.6.
Het hof overweegt als volgt.
7.6.1.
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter worden voorgelegd.
In het geval van een geschil omtrent de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken kan de rechter, gelet op artikel 1:377e BW in samenhang met artikel 1:253a lid 4 BW, een eerdere beslissing dienaangaande of een door de ouders onderling getroffen zorgregeling wijzigen op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd, of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
7.6.2.
Tijdens de mondelinge behandeling bij het hof is gebleken dat de ouders recent voorafgaand aan de mondelinge behandeling overeenstemming hebben bereikt over het door de gemeente voorgestelde hulpverleningstraject waarbij er een kindbehartiger wordt benoemd. De kindbehartiger zal als vertrouwenspersoon samen met de kinderen (dus ook met dochter [minderjarige 3] ) onderzoeken wat er mogelijk is aan contact tussen de vader en de kinderen. De kindbehartiger is onafhankelijk, is er voor de kinderen en zal als een soort intermediair fungeren tussen de kinderen, de moeder en de vader.
Verder is tijdens de mondelinge behandeling gebleken dat er in de afgelopen periode enkele malen contact is geweest tussen de vader en de kinderen, en dat (in ieder geval) [minderjarige 1] en [minderjarige 2] volgens de moeder ook behoefte hebben aan contact met de vader.
7.6.3.
Het hof ziet gelet hierop aanleiding om de beslissing op de verzoeken nogmaals aan te houden voor de duur van zes maanden pro forma, in afwachting van de resultaten van de hulpverlening zoals hierboven beschreven. Het hof gaat er daarbij vanuit dat [instantie] de moeder blijft ondersteunen en dat er vanuit de gemeente ook individuele hulpverlening zal komen om de vader te ondersteunen, mede gelet op de hulpvraag die hij heeft geuit ten aanzien van contactherstel met de kinderen.
7.6.4.
Het hof houdt de beslissing op de verzoeken aan tot
13 oktober 2023 pro formaen verzoekt de ouders om vóór die datum schriftelijk bericht uit te brengen aan het hof over het verloop van het hulpverleningstraject. Het hof gaat er daarbij vanuit dat indien er vóór voornoemde pro forma datum reeds sprake zou zijn van een (afsluitende) rapportage van de hulpverlening dan wel overeenstemming tussen partijen, de ouders het hof reeds bij die gelegenheid schriftelijk informeren en niet de pro forma termijn afwachten.

8.De beslissing

Het hof:
houdt iedere beslissing aan tot
13 oktober 2023 PRO FORMAin afwachting van bericht van de moeder en de vader;
verzoekt de moeder en de vader tijdig vóór de hiervoor genoemde pro forma datum schriftelijk bericht uit te brengen aan het hof over het verloop van het hulpverleningstraject vanuit de gemeente, onder gelijktijdige verstrekking van een afschrift daarvan aan de andere partij en de raad en het gewenste verdere verloop van de procedure kenbaar te maken.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.J.F. Manders, C.D.M. Lamers en E.P. de Beij en is op 13 april 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.