ECLI:NL:GHSHE:2024:4115

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
19 december 2024
Publicatiedatum
19 december 2024
Zaaknummer
200.306.757_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van zorgregeling tussen minderjarige en vader met nadruk op zelfbepaling van het contact

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om de zorgregeling tussen de vader en zijn minderjarige dochter [minderjarige 2]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft een verzoek ingediend om de bestaande zorgregeling te herzien. De zaak is ontstaan na een eerdere beschikking van de rechtbank Oost-Brabant, waarin een zorgregeling was vastgesteld. Het hof heeft in een eerdere tussenuitspraak de beslissing aangehouden in afwachting van een rapport van de kinderbehartiger. Tijdens de mondelinge behandeling op 22 november 2024 is de moeder gehoord, evenals de vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming. De vader is niet verschenen, wat het hof heeft genoteerd.

Het hof heeft vastgesteld dat [minderjarige 1] inmiddels meerderjarig is en dat de zaak zich enkel richt op [minderjarige 2]. De moeder heeft het hof geïnformeerd over het hulpverleningstraject, waar de vader niet meer aan meewerkt. Dit heeft geleid tot een situatie waarin [minderjarige 2] en haar zussen zelf het contact met de vader organiseren. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd dat [minderjarige 2] zelf de ruimte moet krijgen om het contact met haar vader in te vullen.

Het hof oordeelt dat de huidige situatie, waarbij [minderjarige 2] in overleg met haar moeder zelf kan beslissen over het contact met haar vader, het meest in haar belang is. Daarom heeft het hof de beschikking van de rechtbank vernietigd voor zover deze een zorgregeling tussen [minderjarige 2] en de vader vaststelde. Het hof heeft bepaald dat er geen zorgregeling wordt vastgelegd, maar dat [minderjarige 2] zelf, in overleg met haar moeder, het contact met de vader kan vormgeven. De overige delen van de beschikking zijn bekrachtigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 19 december 2024
Zaaknummer: 200.306.757/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/01/345436 / FA RK 19-1775
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. L. Stam,
tegen
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader.
Betreffende:
-
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2006 te [geboorteplaats] ;
-
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 2010 te [geboorteplaats] .
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio [regio] , locatie [locatie] ,
hierna te noemen: de raad.
Vooraf
Partijen zijn de ouders van drie kinderen ( [minderjarige 1] , [minderjarige 3] en [minderjarige 2] ). Deze zaak gaat over de vraag op welke wijze het contact tussen de vader en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] invulling dient te krijgen.

9.De beschikking van 13 april 2023

Bij die beschikking heeft het hof iedere beslissing aangehouden tot 13 oktober 2023 PRO FORMA in afwachting van een bericht van de moeder en de vader over het verloop van het hulpverleningstraject vanuit de gemeente waarbij een kinderbehartiger is benoemd. Deze kinderbehartiger zal als vertrouwenspersoon samen met de kinderen (ook [minderjarige 3] ) onderzoeken wat er mogelijk is aan contact tussen de vader en de kinderen.

10.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

10.1.
De voortzetting van de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 22 november 2024. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
-de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] .
10.2.
De vader is behoorlijk opgeroepen maar zonder bericht van verhindering niet op de mondelinge behandeling verschenen.
10.3.
Het hof heeft [minderjarige 2] in de gelegenheid gesteld haar mening kenbaar te maken. Zij heeft hiervan gebruik gemaakt en zij is voorafgaand aan de mondelinge behandeling buiten aanwezigheid van partijen en overige belanghebbenden gehoord. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de voorzitter de inhoud van dit gesprek zakelijk weergegeven, waarna alle aanwezigen de gelegenheid hebben gekregen daarop te reageren.
10.4.
Het hof heeft kennisgenomen van de inhoud van:
- het V8-formulier met bijlage namens de moeder, ingekomen ter griffie op 28 november 2023;
- het V8-formulier met bijlage namens de moeder, ingekomen ter griffie op 30 april 2024.

11.De verdere beoordeling

11.1.
Nu [minderjarige 1] inmiddels meerderjarig is geworden hoeft er ten aanzien van haar geen zorgregeling meer te worden vastgesteld. Het onderhavige hoger beroep heeft enkel nog betrekking op [minderjarige 2] .
11.2.
De moeder heeft het hof tussentijds bericht over het verloop van het hulpverleningstraject. De eerste aangestelde kindbehartiger was geen succes. Vervolgens is door de gemeente een nieuwe kindbehartiger, [instantie] , voorgesteld. Het hulpverleningstraject met [instantie] is medio december 2023 opgestart. Op 22 april 2024 heeft een gesprek plaatsgevonden bij [instantie] waarbij de vader heeft aangegeven dat hij de huidige regeling goed vindt. [minderjarige 2] en haar zussen zien hem af en toe en alle drie hebben daarnaast regelmatig contact met de oma van vaderszijde. De hulpvraag van [instantie] verandert daardoor. Onderzocht wordt in hoeverre [minderjarige 2] en haar twee zussen gesprekken nodig hebben die gaan over het verleden. Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft de moeder toegelicht dat de vader inmiddels niet meer meewerkt aan het traject bij [instantie] . Dit voelt voor [minderjarige 2] en haar zussen opnieuw als een afwijzing na alle moeite die zij erin hebben gestoken. Op dit moment organiseren [minderjarige 2] en haar zussen zelf het contact met de vader waardoor zij hem af en toe zien. Er is geen sprake van een vaste zorgregeling.
11.3.
De raad ziet dat er sprake is van een patroon bij de vader. De vader zegt toe mee te werken aan het hulpverleningstraject maar haakt vervolgens af. Deze handelswijze van de vader is niet in het belang van [minderjarige 2] . [minderjarige 2] moet daarom zelf de ruimte krijgen om het contact met de vader invulling te geven. De raad staat om die reden ten aanzien van [minderjarige 2] achter het inleidende verzoek van de moeder.
11.4.
Het hof oordeelt als volgt.
11.4.1.
De ouders hebben samen het gezag over [minderjarige 2] . Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter worden voorgelegd. In het geval van een geschil omtrent de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken kan de rechter, gelet op artikel 1:253a lid 2 aanhef en sub a BW, een regeling vaststellen. De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
11.4.2.
Met de raad constateert het hof dat de vader het heeft laten afweten in die zin dat niet althans onvoldoende wordt meegewerkt aan de hulpverleningstrajecten die zijn opgestart. Daar komt bij dat [minderjarige 2] zelf heeft aangegeven dat de situatie zoals die nu is, waarbij zij in overleg met haar moeder zelf kan beslissen hoe en wanneer zij contact heeft met haar vader, het prettigst vindt. Alles overwegende is het hof van oordeel dat toewijzing van het primaire verzoek van de moeder het meest tegemoet komt aan het belang van [minderjarige 2] op dit moment.
11.5.
Op grond van het vorenstaande zal het hof de beschikking waarvan beroep vernietigen, uitsluitend voor zover dit betreft de vastgestelde reguliere zorgregeling tussen [minderjarige 2] en de vader. Voor het overige wordt de bestreden beschikking bekrachtigd.

12.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 12 november 2021, uitsluitend voor zover de rechtbank een zorgregeling tussen [minderjarige 2] en de vader is vastgesteld;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
bepaalt dat er geen zorgregeling wordt vastgelegd tussen de vader en [minderjarige 2] maar dat het aan [minderjarige 2] is om, in overleg met de moeder, het contact met de vader vorm te geven;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep voor het overige;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.J.F. Manders, E.M.C. Dumoulin, E.P. de Beij en is in het openbaar uitgesproken op 19 december 2024 door mr. E.M.D.M. van der Linden in tegenwoordigheid van de griffier.