Uitspraak
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2006 te [geboorteplaats] ;
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 2010 te [geboorteplaats] .
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om de zorgregeling tussen de vader en zijn minderjarige dochter [minderjarige 2]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft een verzoek ingediend om de bestaande zorgregeling te herzien. De zaak is ontstaan na een eerdere beschikking van de rechtbank Oost-Brabant, waarin een zorgregeling was vastgesteld. Het hof heeft in een eerdere tussenuitspraak de beslissing aangehouden in afwachting van een rapport van de kinderbehartiger. Tijdens de mondelinge behandeling op 22 november 2024 is de moeder gehoord, evenals de vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming. De vader is niet verschenen, wat het hof heeft genoteerd.
Het hof heeft vastgesteld dat [minderjarige 1] inmiddels meerderjarig is en dat de zaak zich enkel richt op [minderjarige 2]. De moeder heeft het hof geïnformeerd over het hulpverleningstraject, waar de vader niet meer aan meewerkt. Dit heeft geleid tot een situatie waarin [minderjarige 2] en haar zussen zelf het contact met de vader organiseren. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd dat [minderjarige 2] zelf de ruimte moet krijgen om het contact met haar vader in te vullen.
Het hof oordeelt dat de huidige situatie, waarbij [minderjarige 2] in overleg met haar moeder zelf kan beslissen over het contact met haar vader, het meest in haar belang is. Daarom heeft het hof de beschikking van de rechtbank vernietigd voor zover deze een zorgregeling tussen [minderjarige 2] en de vader vaststelde. Het hof heeft bepaald dat er geen zorgregeling wordt vastgelegd, maar dat [minderjarige 2] zelf, in overleg met haar moeder, het contact met de vader kan vormgeven. De overige delen van de beschikking zijn bekrachtigd.