Uitspraak
Arrest van de economische kamer van het gerechtshof 's-Hertogenbosch
[verdachte] ,
BESLISSING
betaling aan de Staatter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van
€ 90.000,00 (negentigduizend euro).
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze ontnemingszaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 18 januari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van 30 juli 2018. De zaak betreft de vordering ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, waarbij het wederrechtelijk verkregen voordeel van de betrokkene is vastgesteld op € 96.400,00. De betrokkene heeft op 13 augustus 2018 hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de terechtzittingen in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof het eerdere vonnis zou bevestigen, maar met een aanpassing van de hoogte van het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel naar € 90.000,00, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak.
Het hof heeft vastgesteld dat de behandeling van de zaak in hoger beroep meer dan twee jaar en vijf maanden heeft geduurd, wat een overschrijding van de redelijke termijn betekent. Dit heeft het hof doen besluiten om de betalingsverplichting aan de Staat te verlagen naar € 90.000,00. Het hof heeft het eerdere vonnis vernietigd voor wat betreft de betalingsverplichting, maar het vonnis voor het overige bevestigd. De beslissing is genomen in het belang van een eerlijke rechtsgang, zoals gewaarborgd in artikel 6 van het EVRM.
De uitspraak is gedaan door de economische kamer van het gerechtshof, waarbij de voorzitter en twee raadsheren betrokken waren. De griffier heeft de uitspraak genoteerd en het arrest is op 18 januari 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.