Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[geïntimeerde sub 1] ,wonende te [woonplaats] ,
[geïntimeerde sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
5.Het verloop van de procedure
- het arrest in het incident van 7 december 2021 waarbij de tenuitvoerlegging van het bestreden vonnis op vordering van [appellant] is geschorst totdat in de hoofdzaak bij einduitspraak is beslist;
- de memorie van antwoord met producties;
- de op 15 september 2022 gehouden mondelinge behandeling en de pleitaantekeningen die [appellant] ter zitting heeft overgelegd;
- het rolbericht van [appellant] waaruit blijkt dat tussen partijen geen minnelijke regeling tot stand is gekomen.
6.De beoordeling
“private and confidential”aan [appellant] (prod. 3 bij inl. dagv.):
[appellant]
- Tussen [appellant] en [geïntimeerden] zijn eenzijdige overeenkomsten gesloten waarvan nakoming kan worden gevraagd. Op de overeenkomsten is Nigeriaans recht van toepassing.
- De rechtbank heeft het Internationaal Juridisch Instituut (IJI) gevraagd haar voor te lichten. Uit het rapport van het IJI van 16 oktober 2020 blijkt dat naar Nigeriaans recht een objectieve, strikte uitlegmethode wordt gehanteerd. Daaruit volgt dat degene die de overeenkomst tekent persoonlijk aan die overeenkomst is gebonden, tenzij uit de ondertekening blijkt dat de ondertekening heeft plaatsgevonden als vertegenwoordiger van een rechtspersoon of opdrachtgever, waarbij dan moet worden vermeld namens welke rechtspersoon of opdrachtgever de ondertekenaar handelde.
- [appellant] heeft geen enkele keer vermeld namens welke rechtspersoon hij ondertekende, zodat [appellant] (in privé) heeft te gelden als de contractspartij van [geïntimeerden]
“In the absence of any express or implied agreement, the general rule is that it is the debtor’s duty, his place of residence notwithstanding, to seek the creditor in order to pay him at his place of business or residence. In other words, money is paid to a creditor by the debtor where the creditor is”.
“(…) [implies] the concept of fair trial in principle the right for the parties to a trial to have knowledge of and comment on all evidence adduced or observations filed,”aldus EHRM 18 februari 1997, ECLI:NL:XX:1997:AD2686 rov. 24 (Nideröst-Huber / Zwitserland). In het Mantovanelliarrest (EHRM 18 maart 1997, ECLI:NL:XX:1997:AD4449 rov. 33) overweegt het Hof
“(…) each party [must] in principle have an opportunity not only to make known any evidence needed for his claims to succeed, but also to have knowledge of and comment on all evidence adduced or observations filed with a view to influencing the court’s decision.”Onder meer het arrest van de HR van 1 oktober 2021, ECLI:NL:HR:2021:1429 sluit hierbij aan.