ECLI:NL:GHSHE:2023:404

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
2 februari 2023
Publicatiedatum
2 februari 2023
Zaaknummer
200.319.410_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het verzoek tot uithuisplaatsing van een minderjarige in hoger beroep

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om een hoger beroep van de Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg (hierna: de GI) tegen een beschikking van de rechtbank Limburg, waarin een verzoek tot uithuisplaatsing van de minderjarige [minderjarige] werd aangehouden. De minderjarige, geboren op [geboortedatum] 2015, is onder toezicht gesteld van de GI voor een periode van twaalf maanden, tot 31 augustus 2023. De GI heeft op 30 november 2022 een beroepschrift ingediend, waarin zij verzocht om vernietiging van de eerdere beschikking en om een machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige in een 24-uurszorgaccommodatie.

De mondelinge behandeling vond plaats op 19 januari 2023, waarbij de GI vertegenwoordigd was, maar de ouders en de Raad voor de Kinderbescherming niet verschenen. Het hof heeft kennisgenomen van de relevante correspondentie, waaronder brieven van de GI en de Raad. De GI heeft in haar grieven aangevoerd dat de rechtbank het verzoek tot uithuisplaatsing ten onrechte niet heeft toegewezen en heeft verwezen naar een eerdere uitspraak van de Hoge Raad.

Het hof heeft echter geoordeeld dat de GI niet-ontvankelijk is in haar verzoek, omdat er geen sprake is van een eindbeschikking, maar van een zuivere tussenbeschikking. De rechtbank had de beslissing op het verzoek aangehouden, wat betekent dat er geen definitieve uitspraak is gedaan. Hierdoor is de bestreden beschikking niet vatbaar voor hoger beroep, conform artikel 358 lid 4 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De verwijzing naar de uitspraak van de Hoge Raad werd door het hof als niet relevant beschouwd, aangezien de omstandigheden in die zaak niet vergelijkbaar zijn met de huidige situatie.

De beslissing van het hof was dat de GI niet-ontvankelijk werd verklaard in haar verzoek in hoger beroep, wat op 2 februari 2023 openbaar werd uitgesproken door mr. A.M. Bossink.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak : 2 februari 2023
Zaaknummer : 200.319.410/01
Zaaknummer 1e aanleg : C/03/310156 / JE RK 22-1765
in de zaak in hoger beroep van:
Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg,
gevestigd te [vestigingsplaats] en mede kantoorhoudende te [kantoorplaats],
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de GI.
Deze zaak gaat over [minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2015 te [geboorteplaats].
Als belanghebbenden worden aangemerkt:
- [de vader] (hierna te noemen: de vader);
- [de moeder] (hierna te noemen: de moeder);
wonend op een bij het hof bekend adres,
advocaat: mr. B.H.S. Brinkman.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio: Zuidoost Nederland, locatie [locatie],
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 22 november 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 30 november 2022, heeft de GI verzocht voormelde beschikking te vernietigen en, rechtdoende, alsnog een machtiging te verlenen om de minderjarige [minderjarige] primair voor de duur van de ondertoezichtstelling en subsidiair tot 22 maart 2023, uit huis te plaatsen in een 24-uurszorgaccommodatie, zo nodig onder aanvulling en/of verbetering van de gronden.
2.2.
Er is geen verweerschrift ingekomen.
2.3.
De mondelinge behandeling – die alleen de ontvankelijkheid betrof – heeft plaatsgevonden op 19 januari 2023. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de GI, vertegenwoordigd door mevrouw [vertegenwoordiger van de GI], bijgestaan door mr. I. Gelissen.
2.3.1.
De vader, de moeder en de raad zijn niet tijdens de mondelinge behandeling verschenen.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • de brief van de raad d.d. 20 december 2022, waarin de raad meedeelt niet voornemens te zijn om ter zitting te verschijnen;
  • de brief van de GI d.d. 12 januari 2023, met bijlage 7.

3.De beoordeling

3.1.
Uit de relatie van de moeder en de vader is op [geboortedatum] 2015 te [geboorteplaats] [minderjarige] (hierna te noemen: [minderjarige]) geboren.
3.2.
[minderjarige] is bij beschikking van de rechtbank Limburg (Maastricht) van 31augustus 2022 onder toezicht gesteld van de GI voor de duur van twaalf maanden, derhalve tot 31 augustus 2023.
3.3.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie van de rechtbank Limburg (Maastricht) op 11 oktober 2022, heeft de GI verzocht een machtiging te verlenen om [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een verblijf pleegouder 24-uurs voor de duur van de ondertoezichtstelling.
3.4.
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de rechtbank:
  • de beslissing op het verzoek aangehouden voor de duur van vier maanden, derhalve tot 22 maart 2023;
  • bepaald dat de GI uiterlijk op 22 februari 2023 middels overzichtelijke en onderbouwde verslaglegging informatie verstrekt over de stand van zaken en waarbij wordt ingegaan op de voortgang van de betrokken hulpverlening;
  • bepaald dat de advocaat van de ouders uiterlijk op 22 februari 2023 zijn verhinderdata opgeeft over de periode tot 22 maart 2023.
3.5.
De GI is in hoger beroep gekomen van die beschikking en heeft verzocht zoals hiervoor in rechtsoverweging 2.1 is weergegeven.
3.6.
De door de GI geformuleerde grieven zien op het feit dat de rechtbank het verzoek tot uithuisplaatsing niet heeft toegewezen. De GI heeft ter zitting bepleit dat zij in dit verzoek kan worden ontvangen en wijst in dit verband op de uitspraak van de Hoge Raad van 13 mei 2022 (ECLI:NL:HR:2022:683). Nu sprake is van een dragende overweging waarop het dictum mede berust, is in feite sprake van een afwijzing van het verzoek voor de periode tot 22 maart 2023, aldus de GI.
3.7.
Het hof is van oordeel dat de GI niet-ontvankelijk is in zijn verzoek, nu er geen sprake is van een eindbeschikking, maar van een zuivere tussenbeschikking. Er is immers slechts sprake van een eindbeschikking wanneer door een uitdrukkelijk dictum aan het gehele geding dan wel een gedeelte daarvan een einde is gemaakt; dat wil zeggen dat het dictum een uitspraak bevat, waarbij de rechter door toe- of afwijzing van het verzochte of een gedeelte daarvan de zaak wat de betrokken instantie betreft geheel of gedeeltelijk heeft afgedaan. Nu de rechtbank de beslissing op het verzoek tot uithuisplaatsing heeft aangehouden, is van een eindbeschikking geen sprake. Gelet op het bepaalde in artikel 358 lid 4 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is de bestreden beschikking op dit punt, nu de rechter niet anders heeft bepaald en artikel 75 lid 1 Rv in dit geval niet van toepassing is, dan ook niet vatbaar voor hoger beroep.
Ook de verwijzing van de GI naar de uitspraak van de Hoge Raad van 13 mei 2022 (ECLI:NL:HR:2022:683) kan de GI niet baten, nu in die zaak geen sprake was van een zuivere tussenbeschikking en derhalve sprake is van een niet met deze zaak te vergelijken situatie.

4.De beslissing

Het hof:
verklaart de GI niet-ontvankelijk in haar verzoek in hoger beroep.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.D.M. Lamers, A.M. Bossink en M.J.C. van Leeuwen en in het openbaar uitgesproken op 2 februari 2023 door mr. A.M. Bossink in tegenwoordigheid van de griffier.