Uitspraak
wonende te [woonplaats],
gevestigd te Leiden,
wonende te [woonplaats],
2.Uitgangspunten en feiten
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
13 mei 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 mei 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [de voorzitter] tegen de Stichting Rederij De Drie Geuzen en [het bestuurslid]. De zaak betreft de rechtsgeldigheid van het ontslag van [de voorzitter] als bestuurder van de Stichting. De rechtbank had eerder het verzoek van [het bestuurslid] om [de voorzitter] als bestuurder te ontslaan afgewezen, maar de rechtbank oordeelde ook dat [de voorzitter] al rechtsgeldig was ontslagen. Dit oordeel werd door het hof bekrachtigd, waarbij het hof oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de beschikking gezag van gewijsde had gekregen. De Hoge Raad bevestigde dit oordeel en oordeelde dat [de voorzitter] voldoende belang had bij het instellen van een rechtsmiddel, ondanks dat de beschikking in zijn voordeel was. De Hoge Raad verwerpt het cassatieberoep en legt de kosten van het geding op aan [de voorzitter].