ECLI:NL:GHSHE:2023:988

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
22 maart 2023
Publicatiedatum
27 maart 2023
Zaaknummer
20-000293-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake valsheid in geschrift en opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 22 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg. De verdachte, geboren in 1992, was eerder vrijgesproken van het voorhanden hebben van een vuurwapen, maar werd wel veroordeeld voor valsheid in geschrift en opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De verdachte had een koopovereenkomst valselijk opgemaakt en was in het bezit van amfetamine. Het hof heeft het hoger beroep van de verdachte tegen de vrijspraak van het vuurwapen niet-ontvankelijk verklaard, omdat hiertegen geen hoger beroep openstond. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd voor zover het nog aan het oordeel van het hof onderworpen was. De verdachte werd schuldig bevonden aan valsheid in geschrift en opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, en kreeg een gevangenisstraf van 31 dagen opgelegd. Het hof overwoog dat de verdachte door zijn handelen het vertrouwen in de juistheid van documenten heeft geschaad en dat het bezit van harddrugs ernstige maatschappelijke problemen met zich meebrengt. De redelijke termijn voor berechting was overschreden, wat leidde tot een matiging van de straf.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000293-21
Uitspraak : 22 maart 2023
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 29 januari 2021 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken met parketnummers 03-204951-19 en 03-160391-20, tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1992,
thans uit anderen hoofde verblijvende in Penitentiaire Inrichting Dordrecht te Dordrecht.
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte door de politierechter vrijgesproken van het in de
zaak met parketnummer 03-160391-20 onder 3 tenlastegelegde feit (het voorhanden hebben
van een vuurwapen) en is hij ter zake van:
‒ valsheid in geschrift (zoals tenlastegelegd in de zaak met parketnummer 03-204951-19);
‒ opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven
verbod (zoals tenlastegelegd onder feit 1 in de zaak met parketnummer 03-160391-20);
‒ opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven
verbod (zoals tenlastegelegd onder feit 2 in de zaak met parketnummer 03-160391-20),
veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden, waarvan 2 maanden
voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting van 17 augustus 2022 gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen. Ter terechtzitting van 8 maart 2023 heeft de advocaat-generaal bij deze eerder gedane vordering gepersisteerd.
De verdediging heeft in de zaak met parketnummer 03-204951-19 integrale vrijspraak van
het tenlastegelegde bepleit. In de zaak met parketnummer 03-160391-20 is primair verzocht
om het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in de vervolging van de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde dan wel om de verdachte daarvan vrij te
spreken. Subsidiair is ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde (op een andere grond)
vrijspraak bepleit en heeft de verdediging zich ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde
gerefereerd aan het oordeel van het hof.
In geval van enkel een veroordeling van het in de zaak met parketnummer 03-160391-20
onder 2 tenlastegelegde feit, heeft de verdediging het hof verzocht om toepassing te geven
aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht en de verdachte schuldig te
verklaren zonder oplegging van straf. Voor het overige is verzocht om oplegging van een
voorwaardelijke straf dan wel een taakstraf, binnen de mogelijkheden die het taakstrafverbod toelaat.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
De verdachte is door de politierechter vrijgesproken van hetgeen aan hem in de zaak met parketnummer 03-160391-20 onder 3 is tenlastegelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen deze in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis, voor zover nog aan het oordeel van het hof onderworpen, zal worden vernietigd, omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is, voor zover thans nog aan de orde, tenlastegelegd dat:
onder parketnummer 03-204951-19:hij op of omstreeks 23 juli 2018 te Blerick en/of Venlo, althans in Nederland, een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een koopovereenkomst, valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst, immers heeft hij, verdachte, dit geschrift, valselijk, immers in strijd met de waarheid doen vermelden, dat de daarin genoemde motor is gekocht van verkoper voor een koopsom van 9800 euro, terwijl de vermelde koop in die koopovereenkomst in werkelijkheid nooit heeft plaatsgevonden (met de in die koopovereenkomst genoemde verkoper) omdat geen sprake was van een koopovereenkomst, maar van een schijnconstructie, met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
of
hij op of omstreeks 23 juli 2018 te Blerick en/of Venlo, althans in Nederland en/of Duitsland, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van het hierna te noemen geschrift, althans kopieën/afschriften daarvan, te weten, een koopovereenkomst, zijnde een geschrift bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen, bestaande die valsheid hierin dat in strijd met de waarheid was vermeld dat de daarin genoemde motor is gekocht van verkoper voor een koopsom van 9800 euro, terwijl de vermelde koop in die koopovereenkomst in werkelijkheid nooit heeft plaatsgevonden (met de in die koopovereenkomst genoemde verkoper) omdat geen sprake was van een koopovereenkomst, maar van een schijnconstructie, en bestaande dat gebruikmaken hierin dat dit genoemde geschrift is overgelegd aan [getuige] te Duitsland, terwijl hij, verdachte, wist dat dit geschrift bestemd was tot gebruik als ware dit geschrift echt en onvervalst;
onder parketnummer 03-160391-20:1.
hij op of omstreeks 15 november 2019 te Venlo opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 27 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 15 november 2019 te Venlo opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 770 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof merkt op dat de officier van justitie ter terechtzitting in eerste aanleg nadrukkelijk heeft betoogd dat de tenlastelegging in de zaak met parketnummer 03-204951-19 gelezen dient te worden als een alternatieve tenlastelegging en niet als een cumulatieve tenlastelegging. De politierechter heeft de tenlastelegging vervolgens ook zo uitgelegd. Om daarover misverstanden te voorkomen heeft het hof in de weergave van de tenlastelegging hierboven de oorspronkelijke “en/of” tussen de twee alternatieven vervangen door “of”.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 03-160391-20
De verdediging heeft het hof overeenkomstig een door haar overgelegde pleitnota verzocht om het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in de vervolging van de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 03-160391-20 nu sprake is van een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv). Daartoe is, kort gezegd, aangevoerd dat op het moment van de doorzoeking van de woning van de verdachte geen sprake was van een redelijk vermoeden van schuld, nu de verdenking niet ziet op specifieke strafbare feiten.
Door het ontbreken van enige deugdelijke onderbouwing voor een redelijk vermoeden van schuld is doelbewust dan wel met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak tekortgedaan en dient het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Het dossier is – na heropening van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep – aangevuld met een proces-verbaal ‘aanvraag doorzoeking ter inbeslagneming’, ziende op de panden aan [adres 1] (het hof begrijpt: de woning van de verdachte) en [adres 2] en gedateerd 1 november 2019. Uit dit proces-verbaal komt de navolgende informatie naar voren.
Eind januari 2019 is er, naar aanleiding van een informatierapportage van het Landelijke Forensisch Coördinatie Team Ram- en Plofkraken van de Dienst Landelijke Informatie Organisatie, contact geweest met de Duitse politie in het kader van de problematiek rondom ram- en plofkraken. In Duitsland werden op grote schaal ram- en plofkraken op geldautomaten gepleegd. In verscheidene zaken werd daarbij gebruik gemaakt van motorscooters. Na Duits politieonderzoek is gebleken dat bij meerdere zaken de gebruikte motorscooters kort voor een gepleegde ram- of plofkraak waren geleverd door personen rondom het bedrijf [bedrijf] te Venlo. Bij vier in Duitsland gepleegde ram- en plofkraken en drie verschillende strafbare feiten in Nederland is gebruik gemaakt van motorscooters die in verband kunnen worden gebracht met het bedrijf [bedrijf] te Venlo, dan wel [verdachte] of [medeverdachte] . [verdachte] (verdachte) en [medeverdachte] waren destijds de vennoten van [bedrijf] Venlo.
Op 5 december 2018 is er in Duitsland een voertuig dat in verband werd gebracht met het plegen van ram- en plofkraken gecontroleerd en zijn vier personen aangehouden ter zake van het voorbereiden van een explosie of stralingsmisdrijf. Uit analyse van een inbeslaggenomen telefoon kwamen twee contacten naar voren. Het contact ‘ [betrokkene 1] Venlo” met telefoonnummer [telefoonnummer 1] is in gebruik bij [medeverdachte] . Het contact ‘ [betrokkene 1] Venlo 3’ met telefoonnummer [telefoonnummer 2] wordt gelinkt aan [verdachte] . Hij heeft dit telefoonnummer opgegeven tijdens een verklaring als getuige in verband met een overval op een juwelier in Venlo. Sinds 19 juli 2019 loopt er een zogenaamde printertap op de telefoonnummers die zijn afgebeeld op een visitekaartje van [bedrijf] Venlo (met daarop de namen van [medeverdachte] en [verdachte] ). Uit gegevens van deze printertap blijkt dat beide telefoonnummers meerdere keren contact hebben met Duitse telefoonnummer.
Het vermoeden bestond dat sprake was van een criminele organisatie die ram- en plofkraken pleegt of beraamt en dat de twee verdachten daarvan deel uit zouden maken door een faciliterende rol te spelen in de (ver)koop en levering van motorscooters die bij strafbare feiten, waaronder ram- en plofkraken in Duitsland en Nederland, worden gebruikt. Het doel van de doorzoeking in (onder andere) de woning van de verdachte is om middels inbeslagname van telecommunicatieapparatuur, gegevensdragers en administratie te bevestigen dan wel te ontkrachten dat [medeverdachte] en de verdachte onderdeel zijn van een criminele organisatie. Gelet hierop, is aan de rechter-commissaris verzocht te vorderen dat op 15 november 2019 een doorzoeking ter inbeslagname wordt verricht in (onder andere) de woning aan de [adres 1] , op welk adres de verdachte blijkens de GBA-gegevens staat ingeschreven.
Op 15 november 2019 is door de rechter-commissaris die machtiging tot doorzoeking afgegeven. Uit het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming volgt dat bij die gelegenheid onder andere twee zakken met henneptoppen en een zak met amfetamine zijn aangetroffen en in beslag genomen. Het aanwezig hebben daarvan is in de onderhavige zaak aan de verdachte tenlastegelegd.
De verdediging heeft aangevoerd dat op het moment van de doorzoeking van de woning van de verdachte geen sprake was van een redelijk vermoeden van schuld en dat het openbaar ministerie (primair) niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging van de verdachte.
Het hof overweegt dat als uitgangspunt heeft te gelden dat het “voorbereidend onderzoek” als bedoeld in artikel 359a Sv uitsluitend betrekking heeft op het voorbereidend onderzoek tegen de verdachte ter zake van het aan hem tenlastegelegde feit waarover de rechter die in artikel 359a Sv wordt bedoeld, heeft te oordelen. Artikel 359a Sv is dus niet van toepassing indien een verzuim is begaan buiten het verband van dit voorbereidend onderzoek. Die situatie doet zich onder meer voor als het vormverzuim is begaan in het voorbereidend onderzoek inzake een ander dan het aan de verdachte tenlastegelegde feit.
In de onderhavige zaak vond de doorzoeking in (onder meer) verdachtes woning plaats in het kader van een ander dan de aan de verdachte onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten. In zoverre faalt het door de verdediging gevoerde verweer.
Het hof is – mede gelet op de inhoud van voornoemd proces-verbaal ‘aanvraag doorzoeking ter inbeslagneming’ en de op grond daarvan afgegeven machtiging – ook overigens niet gebleken van een onrechtmatige handeling die buiten het bereik van artikel 359a Sv ligt en waaraan een rechtsgevolg moet worden verbonden.
Het verweer strekkende tot de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie wordt in zoverre verworpen.
Ten aanzien van feit 2 in de zaak met parketnummer 03-160391-20
In de zaak met parketnummer 03-160391-20 is aan de verdachte onder feit 2, kort gezegd, tenlastegelegd dat hij opzettelijk 770 gram hennep in zijn woning aanwezig heeft gehad.
De verdachte heeft verklaard dat hij de tenlastegelegde 770 gram hennep in zijn woning aanwezig heeft gehad, maar dat het gaat om beschimmelde hennep, die hij zelf heeft geoogst en die afkomstig is van vijf hennepplanten uit zijn tuin.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Bij de doorzoeking in de woning van de verdachte te Venlo op 15 november 2019 zijn twee sealbags met in totaal ongeveer 770 gram hennep aangetroffen. Het hof kan niet uitsluiten dat deze hennep – zoals de verdachte vanaf zijn eerste politieverhoor heeft gesteld en overigens niet is weersproken door het openbaar ministerie – afkomstig is uit de teelt voor eigen gebruik van vijf hennepplanten in zijn tuin.
Blijkens de “Aanwijzing Opiumwet 2015A003” (Stcrt. 2015, 5391) wordt bij een hoeveelheid van vijf hennepplanten in beginsel niet (opgespoord en) vervolgd. Het hof leidt uit jurisprudentie van de Hoge Raad af dat dit uitgangspunt ook van toepassing is op de opbrengst van voor consumptie geschikte hennep of hennepproducten uit (de teelt van) deze vijf hennepplanten, ongeacht de hoeveelheid of het gewicht daarvan (HR 26 april 2011, ECLI:NL:HR:2011:BO4015).
Regels die zijn vervat in voormelde Aanwijzing, moeten worden beschouwd als recht in de zin van artikel 79 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Aanwijzing bevat immers regels omtrent de beleidsuitgangspunten bij de opsporing en vervolging van Opiumwetdelicten. Deze op de uitoefening van het beleid van het openbaar ministerie betrekking hebbende en behoorlijk bekend gemaakte regels kunnen weliswaar niet gelden als algemeen verbindende voorschriften omdat zij niet krachtens enige wetgevende bevoegdheid zijn gegeven, maar binden het openbaar ministerie wel op grond van beginselen van een behoorlijke procesorde en lenen zich naar hun aard en strekking ertoe jegens de betrokkenen als rechtsregels te worden toegepast.
Nu niet is gebleken van bijzondere, door het openbaar ministerie te stellen en aannemelijk te maken omstandigheden om van het uitgangspunt om niet te vervolgen af te wijken, is het hof van oordeel dat de vervolging van de verdachte ter zake van feit 2 in de zaak met parketnummer 03-160391-20 in strijd is met de beginselen van een behoorlijke procesorde. Het hof zal het openbaar ministerie in die vervolging daarom alsnog niet-ontvankelijk verklaren.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 03-204951-19 en het in de zaak met parketnummer 03-160391-20 onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
onder parketnummer 03-204951-19:hij op 23 juli 2018 te Venlo een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een koopovereenkomst, valselijk heeft opgemaakt, immers heeft hij, verdachte, dit geschrift, valselijk, immers in strijd met de waarheid doen vermelden, dat de daarin genoemde motor is gekocht van verkoper voor een koopsom van 9800 euro, terwijl de vermelde koop in die koopovereenkomst in werkelijkheid nooit heeft plaatsgevonden met de in die koopovereenkomst genoemde verkoper omdat geen sprake was van een koopovereenkomst, maar van een schijnconstructie, met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
onder parketnummer 03-160391-20:1.
hij op 15 november 2019 te Venlo opzettelijk aanwezig heeft gehad 20,13 gram van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen

Ten aanzien van parketnummer 03-204951-19:

Hieronder wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar dossierpagina’s van het proces-verbaal van de politie Eenheid Limburg, Districtsrecherche Noord- en Midden Limburg, dossiernummer 2018107525, onderzoek HUELVA / LB1R018072, sluitingsdatum 10 maart 2019, doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 1176. Alle tot het bewijs gebezigde processen-verbaal zijn, voor zover niet anders vermeld, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten en alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
1.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 23 juli 2018, doorgenummerde dossierpagina’s 73-74, voor zover inhoudende als verklaring van de aangever [aangever] :
(pagina 73)
Ik ben op 28 mei 2018 als president van de motorclub [motorclub] , bad standing uit de motorclub gezet. Door de motorclub zijn onder forse bedreigingen richting mij, mijn ouders en mijn neefje, de volgende spullen afgepakt: (…) mijn motorfiets, een Suzuki Intruder, bordeauxrood, voorzien van het Belgische kenteken [kenteken] .
2.
Het proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 25 oktober 2018, met bijlagen, doorgenummerde dossierpagina’s 79-105, voor zover inhoudende als verklaring van de aangever [aangever] :
(pagina 85)
[betrokkene 2] [ [betrokkene 2] ] reed in mijn auto. [betrokkene 3] zat erbij en nog een van de clubleden die ik niet wil noemen.
(pagina 86)
We zijn naar België gereden naar mijn woning.
(pagina 87)
V: Welke spullen heb jij daar gepakt?
A: (…) De papieren van de motor, merk Suzuki Intruder, voorzien van het Belgisch kenteken [kenteken] . Dus het kentekenbewijs en het overschrijvingsbewijs van [het voertuig]. (…) [betrokkene 3] is met mijn motor weggereden.
V: Dit is dus allemaal gebeurd op die maandag 28 mei 2018?
A: Dat klopt.
(pagina 91)
Verkopersovereenkomst motorfiets
V: Heb jij ten aanzien van de goederen die jij af hebt moeten staan, ooit iets ondertekend?
A: Niks, nooit iets getekend.
3.
Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 17 november 2018, met bijlagen, doorgenummerde dossierpagina’s 1004-1031, voor zover inhoudende als verklaring van de getuige [getuige] :
(pagina 1004)
Opmerking verbalisanten:
Deze verklaring wordt opgemaakt in de vraag- en antwoordvorm. Hierbij staat de V voor de vraag gesteld aan de getuige en de A voor het door hem gegeven antwoord op de gestelde vraag.
(pagina 1005)
V: Op 28 mei 2018 werd onder bedreiging met geweld een motor afgenomen van [aangever] , wonende te Kinrooi in België. Hiervan werd op een later moment aangifte gedaan door de benadeelde. Het betrof een motor van het merk Suzuki, type Intruder voorzien van het VIN [chassisnummer] . Uit politieonderzoek is gebleken dat u op 29 augustus 2018 door de Duitse politie bent aangetroffen met deze motor. Op 30 augustus 2018 bent u door de Duitse politie gehoord omtrent de herkomst van deze motor en heeft u verklaard deze motor gekocht te hebben bij [bedrijf] te Venlo. (…) Hoe is deze motor onder uw aandacht gekomen?
A: Ik heb de motor gevonden via E-Bay kleinanzeige (D). (…) Ik ben vervolgens naar Venlo gegaan om de motor te bezichtigen (…).
(pagina 1006)
V: Met wie heeft u gesproken?
A: (…) Hij vertelde mij toen dat hij [verdachte] was.
V: Waar bent u naartoe gegaan om de motor te kunnen bekijken?
A: Dat was (…) op [adres 3] .
V: Wanneer was dat?
A: Zaterdag 21 juli 2018 om 17.00 uur.
V: U heeft eerder tegenover de Duitse politie verklaard dat de betreffende motor op [adres 3] stond. Bij welk bedrijf en op welke locatie heeft u deze motor daadwerkelijk gekocht?
A: Ik ben (…) naar [adres 3] gegaan. Ik heb daar een proefrit gemaakt en ik heb op mijn aandringen een voorlopige verkoopovereenkomst op laten stellen. Tevens heb ik € 1.000,00 aanbetaald. Zowel de heer [verdachte] als ook ik hebben deze ondertekend op 21 juli 2018.
V: Hoe kwamen de verkoopformulieren tot stand? Lagen deze er al of werden ze uitgedraaid uit de computer?
A: Ik meen dat hij het afgedrukt had met de daar aanwezige printer. Daarna heeft hij het ingevuld.
(pagina 1007)
V: Ook heeft u verklaard dat u € 1.000,00 heeft aanbetaald voor deze motor en dat de rest van het bedrag zou volgen indien de motor TUV gekeurd was en het duidelijk werd dat de motor wordt toegelaten door Duitsland. Klopt dit?
A: Voor het toelaten van de motor in Duitsland moest deze TUV gekeurd worden, dit omdat niet alle onderdelen origineel waren. (…) Ik heb de motor aanbetaald met twee bankbiljetten van € 500,00. Ik had deze biljetten nog over van een autoverkoop in het verleden. Ik was blij dat ik ze kwijt was, omdat deze bijna nergens aangenomen worden.
V: Met wie bent u dit overeengekomen?
A: Dat was (…) met de heer [verdachte] . (…)
V: Wanneer bent u dit overeengekomen?
A: Dat was op zaterdag 21 juli 2018.
(…)
V: In de verkoopovereenkomst tussen particulieren d.d. 23-07-2018, waarin staat dat
overeengekomen is dat de motor, merk Suzuki, type Intruder, voorzien van het chassisnummer [chassisnummer] , met de kilometerstand 8.500 door u voor
€ 8.800,00 wordt gekocht en dat u € 1.000,00 voorschot heeft betaald. Van wie zijn de handtekeningen die onder de overeenkomst staan?
A: Deze verkoopovereenkomst had [verdachte] samen met een andere man, bij zich. Deze was met uitzondering van mijn handtekening al geheel ingevuld. Later zag ik dat de handtekening van de verkoper een andere was dan die van de heer [verdachte] .
V: U heeft verklaard dat u de motor heeft gekocht bij [bedrijf] Venlo. Klopt dit?
A: Ja, maar eigenlijk was hij de bemiddelaar. Ik meen dat ik in theorie de motor van [aangever] heb gekocht.
(pagina 1008)
V: Ook staat vermeld dat u sleutels van de motor heeft ontvangen. Om hoeveel sleutels gaat het in dit geval?
A: Ik kreeg 1 originele sleutel. (…) Er werd gezegd dat er maar eentje was.
4.
Het geschrift, “Verkoopsovereenkomst tussen particulieren”, doorgenummerde dossierpagina’s 1056-1057, voor zover inhoudende:
(pagina 1056)
Verkoopsovereenkomst tussen particulieren
Voor de verkoop van een tweedehands voertuig
Eigenaar/verkoper: [aangever] (naam)
(…)
Aan koper: [getuige] (naam)
(…)
Beschrijving van het voertuig
Merk: Suzuki
Model: Intruder M1800R
(…)
Chassisnummer: [chassisnummer]
Kilometerstand: 8500
De verkoper verklaart dat het voertuig zijn eigendom is en vrij van alle lasten.
(pagina 1057)
Het voertuig wordt verkocht voor de prijs van: € 9800 (…)
Betaald voorschot: € 1000 (…)
Opgesteld te Venlo op 23.7.18 in twee exemplaren waarvan elke partij verklaart er een te hebben ontvangen.
Voor akkoord,
(handtekening verkoper) (handtekening koper)
Het hof overweegt hierbij dat onder ‘handtekening verkoper’ een handtekening staat waaruit de naam [aangever] afgeleid kan worden.
5.
Het geschrift, een brief van de “officiële verkoper” van de Suzuki Intruder 1800R, doorgenummerde dossierpagina 1058, voor zover inhoudende:
Suzuki Intruder 1800R 27/04/2015
[chassisnummer] (01)
In opdracht van me klant wordt de motor doorverkocht
(…)
[bedrijf] is een tussen persoon om de motor te verkopen (…)
Officieel verkoper
[betrokkene 3] 15-4-1975
[bedrijf] Eigenaar motor
( [verdachte] ) ( [betrokkene 3] ) [betrokkene 3]
Het hof overweegt hierbij dat onder de naam [verdachte] als ook onder de naam [betrokkene 3] een handtekening staat.
6.
Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 13 november 2018, met bijlagen, doorgenummerde dossierpagina’s 964-991, voor zover inhoudende als verklaring van de als getuige gehoorde verdachte [verdachte] :
(pagina 965)
V: Waar ben jij werkzaam?
A: [bedrijf] in Venlo, V.O.F. Ik ben met twee personen, met een vriend van mij, [medeverdachte] . lk zoek naar advertenties en ik ben bezig met het verkopen.
V: Waar is dit bedrijf gevestigd?
A: Officieel op [adres 4] . Als je het wilt vinden moet je naar [adres 3] naar de overkant. Daar is de ingang.
(pagina 966)
V: Hoe adverteren jullie?
A: Via Marktplaats of via Ebay. (…) De Duitse Ebay. Ebay kleinanzeigen.
V: Waar ken jij [aangever] van?
A: lk ken [aangever] niet.
(pagina 967)
V: Hoe ben jij aan de motor, de Suzuki Intruder, gekomen?
A: Die motor is naar mij gekomen. Ik heb hem van [betrokkene 3] . (…) Dat is de vader van een vriend van mij, (…) [betrokkene 3] .
V: Vertel. [betrokkene 3] komt bij jou met een motor. Hoe gíng dat?
A: Hij kwam met de motor bij mij. Hij kwam eerst via zijn zoon. Die zei, mijn vader heeft een motor, kun je die verkopen bij een showroom. Ik heb die motor bij mij neergezet, gewassen, foto's van gemaakt. lk heb geadverteerd op Marktplaats en Ebay.
(pagina 969)
V: De politie heeft de beschikking gekregen over een document waarop staat dat [aangever] de motor aan [getuige] heeft verkocht, hoe zit dit?
A: lk heb die motor aan [getuige] verkocht.
7.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 30 november 2018, met bijlagen, doorgenummerde dossierpagina’s 1042-1058, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte [verdachte] :
(pagina 1043)
Deze verklaring wordt opgemaakt in de vraag- en antwoordvorm. Hierbij staat de V voor de vraag gesteld aan de verdachte en de A voor het door hem gegeven antwoord op de gestelde vraag.
(pagina’s 1047-1048)
Opmerking verbalisant:
Aan de verdachte en diens advocaat worden de Whatsapp-berichten getoond (
het hof begrijpt: berichten tussen [getuige] en de verdachte).
V: Ter verduidelijking schrijft [getuige] : “Het eigendomscertificaat moet aantonen dat de motorfiets niet is gestolen, omdat volgens Duits recht een gestolen voertuig niet in mijn bezit kan komen.” Dit certificaat had je dus nodig om de motor aan [getuige] te kunnen verkopen, anders kon hij niets met de motor. Hierop stuur jij aan [getuige] een afbeelding van de “Stolen Databases” waarop na te gaan is of een motor als ontvreemd gemeld is. [getuige] geeft echter aan dat hij daar niets aan heeft en een origineel verkoopcontract moet hebben. Daarmee had jij een probleem, want dat was er niet omdat deze motor namelijk gestolen was. Jij zegt echter dat jij een verkoopovereenkomst in je bezit hebt van diegene waar jij de motor gekocht hebt. Hiermee had je een probleem, want deze
verkoopovereenkomst had jij niet. De vorige eigenaar was namelijk [aangever] en met hem heb jij nooit een verkoopovereenkomst gesloten. Hoe heb je dit opgelost?
(pagina 1048)
A: Zover ik weet zou [betrokkene 3] , de man die met die motor naar mij toegekomen is, zorgen voor een verkoopcontract tussen hem en die meneer [aangever] . Daar is die [betrokkene 3] niet mee gekomen. Ik heb daar niets van ontvangen. (…)
V: Jij heb in jouw zelfde verklaring gezegd dat jij geen [aangever] kent. Hoe kan het dan zijn dat jij aangeeft aan [getuige] op 23 juli 2018 dat jij zorgt voor de verkoopovereenkomsten en dan met een op 23 juli 2018 gedagtekende “Verkoopsovereenkomst tussen particulieren” aankomt die zogenaamd ondertekend is door de eigenaar van de motor, [aangever] ?
A: Ik heb die verkoopovereenkomst via Google op internet opgezocht en geprint. Ik heb die overeenkomst ingevuld, zelf geschreven en daarop de gegevens van [aangever]
overgenomen van het kentekenbewijs van die motor.

Ten aanzien van feit 1 onder parketnummer 03-160391-20:

Hieronder wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar dossierpagina’s van het proces-verbaal van de politie Eenheid Limburg, District Noord- en Midden-Limburg, Basisteam Venlo/Beesel, zaaksdossier (PL2321) 2020043632, sluitingsdatum 17 januari 2020, doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 59. Alle tot het bewijs gebezigde processen-verbaal zijn, voor zover niet anders vermeld, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten en alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
1.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 november 2019, proces-verbaal- nummer PL0900-2019342304-2, doorgenummerde dossierpagina’s 11-12, voor zover inhoudende als verklaring van verbalisant [verbalisant 1] :
(pagina 11)
Op 15 november 2019 vond een zoeking in een woning plaats, gelegen aan het adres [adres 1] . Op dit adres staat, samen met zijn partner, ingeschreven:
[verdachte] ( [verdachte] ) (
het hof begrijpt: verdachte [verdachte]), geboren op [geboortedag] 1992 te Venlo. (…)
AANTREFFEN HARDDRUGS:
Op genoemde datum deed ik dienst als zoeker en zocht onder meer in een was/bergruimte, gelegen op de begane grond, tussen de woonkamer/keukenruimte en de achtertuin. In deze was/bergruimte zag ik onder meer een extra koelkast staan (…). In deze koelkast zag ik in het vriesgedeelte, in het onderste vak, een transparant plastic (boterhammen)zakje liggen, met daarin een witte substantie. Deze substantie voelde koud en vochtig aan. Ik vermoedde dat dit harddrugs betrof.
CONTACT BEWONERS:
Vervolgens liep ik met dit zakje, met inhoud, naar de bewoners in de woonkamer en
toonde het aan de vrouw. Hierop zag ik dat zij naar de verdachte [verdachte] wees en
zei: ?Dat is van hem.? Toen ik het ook aan de verdachte toonde en vroeg wat de inhoud van het zakje was, hoorde ik dat hij antwoordde: ?Speed? (
Het hof begrijpt, gelet op het hierna volgende bewijsmiddel, dat de vraagtekens telkens als aanhalingstekens gelezen moeten worden.)
IN BESLAGNEMING:
Het zakje, met witte substantie, nam ik ter waarheidsvinding en vernietiging in beslag, op basis van de bevoegdheid uit de Opiumwet.
2.
Het (losse) proces-verbaal van bevindingen d.d. 8 december 2022, proces-verbaalnummer PL0900-2022365530-2, in de wettelijke vorm opgemaakt en afgesloten door verbalisant [verbalisant 1] , voor zover inhoudende als verklaring van de verbalisant:
(pagina 1)
Op 15 november 2019 verrichtte ik met meerdere politieambtenaren, onder leiding van
een rechter-commissaris, een zoeking in een rijtjeswoning, gelegen aan het adres
[adres 1] . (…) Bij deze zoeking waren de bewoners aanwezig, dit betrof: [verdachte] , geboren op [geboortedag] 1992 te [geboorteplaats] , nader genoemd als verdachte, en zijn (vrouwelijke) partner.
Tijdens deze zoeking zag ik in een koelkast een zakje met een witte substantie, waarvan ik vermoedde dat dit harddrugs betrof.
(pagina 2)
Opmerking verbalisant:
Het is mij ambtshalve bekend dat het woord “speed” straattaal is voor een bepaald soort harddrug, vallende onder lijst 1 van de Opiumwet.
Opmerking leestekens:
Vanwege het feit dat ik als politieambtenaar uit de eenheid Midden-Nederland ondersteuning verleende aan de politie van eenheid Midden-Nederland had ik een laptop
van het team naar Venlo meegenomen en hierop mijn bevindingen in “Word” opgemaakt. Nadien “knipte” ik mijn bevindingen uit het “Wordbestand” en “plakte” ik de tekst in het proces-verbaal van bevindingen, genummerd PL0900-2019342304-2.
Bij het omzetten van een tekst uit “Word van Microsoft” naar een proces-verbaal in
het Bedrijf Handhaving Voorziening systeem worden aanhalingstekens automatisch
omgezet in vraagtekens. Bij de opmaak van mijn proces-verbaal was ik vergeten deze
vraagtekens te wijzigen in aanhalingstekens. Waar in het destijds opgemaakte proces-verbaal staat ?Dat is van hem? en ?Speed?, dient gelezen te worden “Dat is van hem” en “speed”.
3.
De kennisgeving van inbeslagneming, doorgenummerde dossierpagina 20, opgemaakt door rapporteur/verbalisant [verbalisant 2] en voor zover inhoudende:
Inbeslagneming
Plaats: [adres 1]
Datum en tijd: 15 november 2019 te 10:30 uur
(…)
Omstandigheden: inbeslaggenomen onder de verdachte [verdachte] op het adres [adres 1] . Vindplaats betrof het vriesvak in koelkast berging.
Beslagene
Achternaam: [verdachte]
Voornamen: [verdachte]
Geboren: [geboortedag] 1992
(…)
Goednummer: PL2300-2019180322-1259797
(…)
Object: verdovende middelen (amfetamine)
Aantal: 1 stuks
Totale hoeveelheid: 27,7 gram
(…)
Spoor identificatienr.: AAMK5833NL
Bijzonderheden: 27,7 gram bruto gewicht
4.
Het proces-verbaal onderzoek verdovende middelen d.d. 23 december 2019, doorgenummerde dossierpagina’s 50-52, voor zover inhoudende als verklaring van de verbalisanten [verbalisant 3] e.v. [verbalisant 4] en [verbalisant 5] :
(pagina 50)
Op 19 december 2019 werd door de Forensische Opsporing een onderzoek ingesteld in verband met een vermoedelijke overtreding van de Opiumwet. Het onderzoek vond plaats aan een hoeveelheid vermoedelijk verdovende middelen die aan ons ter beschikking werd gesteld door de afdeling sporenbeheer van de Forensische Opsporing Eenheid Limburg.
Omschrijving verdovende middelen
De aangeboden partij verdovende middelen bestond uit:
Goednummer: PL2300-2019180322-1259797
SIN: AAMK5833NL
(…)
Bij het wegen is gebruikgemaakt van een gekalibreerde weegschaal.
(pagina 51)
Sporendrager
Goednummer: PL2300-2019180322-1259797
SIN: AAMK5833NL
Relatie met SIN: AAMY1206NL
Omschrijving: De sporendrager was verpakt in een safetybag en vervolgens in een politie waarde envelop met het nummer A4021115. Het betrof een monsterzakje met daarin een plastic zakje met daarin geel gekleurde pasta.
Gewicht netto: 20,13 gram
Aantal monsters: 1
Monster A
(…)
SIN: AAMY1206NL
Relatie met SIN: AAMK5833NL
Spooromschrijving: pasta
Wijze veiligstellen: zak plastic
Datum/tijd veiligstellen: 19 december 2019 om 09:32 uur
Plaats veiligstellen: monster uit goed met SIN AAMK5833NL
Bijzonderheden: FO monster gewicht 4.82 gram netto
5.
Het rapport NFiDENT van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 19 december 2019, doorgenummerde dossierpagina 53, voor zover inhoudende als verklaring en onderzoeksbevindingen van rapporteur ing. A.B.M. van Esch-de Bruin, NFI-deskundige forensische drugsanalyse:
Resultaten en conclusie
(…)
Tabel 1 Onderzoeksmateriaal en conclusie
Kenmerk Omschrijving FO Conclusie
AAMY1206IML pasta, geel, uit 20,13 gram bevat amfetamine
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdediging integrale vrijspraak bepleit van hetgeen aan de verdachte is tenlastegelegd in de zaak met parketnummer 03-204951-19 en van het onder 1 tenlastegelegde in de zaak met parketnummer 03-160391-20.
Ten aanzien van parketnummer 03-204951-19
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep integrale vrijspraak van het onder parketnummer 03-304951-19 tenlastegelegde bepleit. Daartoe is, kort gezegd, aangevoerd dat uit de bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid dat de verdachte valsheid in geschrift heeft gepleegd. Aan de verdachte is verzocht om de desbetreffende motor te koop te zetten en hij heeft de koop vervolgens tot stand gebracht. Hij heeft daarbij de naam die op het kentekenbewijs van de motor stond als verkopende partij op de koopovereenkomst vermeld. Deze handeling is niet te kwalificeren als valsheid in geschrift. Van voorwaardelijk opzet is evenmin sprake.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
De verdachte heeft verklaard dat hij op verzoek van [betrokkene 3] een motor te koop heeft gezet en dat de heer [getuige] deze vervolgens heeft gekocht. [betrokkene 3] zou voor een verkoopcontract zorgen met “meneer [aangever] ”. Vaststaat echter dat dit niet is gebeurd en dat verdachte zelf een verkoopovereenkomst heeft geprint en ingevuld. Op deze voor het bewijs gebezigde en ondertekende “Verkoopsovereenkomst tussen particulieren” voor de verkoop van een tweedehands motor staat vermeld dat [aangever] de eigenaar/verkoper van de Suzuki Intruder M1800R is en dat [getuige] de koper van die motor is. [aangever] heeft verklaard dat hij geen toestemming voor de verkoop van de motor heeft gegeven en hij heeft ook nooit een verkoopovereenkomst ondertekend. De verdachte heeft verklaard dat hij [aangever] ook niet kent. Voor zover de verdachte heeft willen betogen dat hij in de veronderstelling verkeerde dat hij de motor namens de heer [aangever] aan de heer [getuige] zou verkopen, vindt dat reeds zijn weerlegging in brief van “Suzuki Intruder 1800r 27/04/2015” op dossierpagina 1058, ondertekend door zowel de verdachte als [betrokkene 3] . Daarop wordt immers vermeld dat [betrokkene 3] officieel verkoper en eigenaar is van de motor.
Nu de verdachte op de verkoopovereenkomst heeft vermeld dat [aangever] de verkoper van de desbetreffende Suzuki Intruder was, wetende dat de werkelijke verkoper [betrokkene 3] was, heeft hij de verkoopovereenkomst in strijd met de waarheid – en dus valselijk – opgemaakt. Het hof verwerpt het verweer van de verdediging in al zijn onderdelen en acht het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen, zoals hierboven vermeld.
Ten aanzien van feit 1 in de zaak met parketnummer 03-160391-20
De verdediging heeft – kort gezegd – aangevoerd dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het in deze zaak onder 1 tenlastegelegde feit, omdat de politie een zoeking in de woning van de verdachte heeft gedaan, terwijl er geen redelijk vermoeden van schuld was, althans op geen enkele wijze valt te toetsen of daarvan sprake was. Door het onrechtmatig binnentreden en de daarop volgende doorzoeking van de woning is artikel 359a Sv geschonden en is sprake van een onherstelbaar vormverzuim bij het voorbereidend onderzoek. Dit moet volgens de verdediging leiden tot bewijsuitsluiting.
Het hof overweegt dat dit verweer reeds vanwege de hiervoor genoemde gronden (onder het kopje ‘Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie) faalt. Het verweer wordt dan ook verworpen.
Door de verdediging is vrijspraak van het onder 1 tenlastegelegde bepleit, omdat uit de feiten en omstandigheden niet kan worden afgeleid dat de in de woning aangetroffen amfetamine van de verdachte was. Daartoe is aangevoerd dat, toen het doorzichtige zakje met amfetamine door de politie aan hem werd getoond, de verdachte een beredeneerde gok heeft gedaan over wat er in het zakje zat en vragend “Speed?” heeft geantwoord. Daarmee kan echter niet worden vastgesteld dat de amfetamine van hem was. In de pleitnota van de raadsman is nog een nieuwe schriftelijke verklaring van [betrokkene 4] , de toenmalige partner van de verdachte, opgenomen, waarin zij verklaart dat zij niet de indruk had dat de verdachte met zijn antwoord erkende dat de speed van hem was. Nu voor het opzettelijk aanwezig hebben van verdovende middelen is vereist dat de verdachte wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van de amfetamine en het daaraan in dit geval ontbreekt, dient vrijspraak te volgen.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Uit het proces-verbaal van bevindingen volgt dat tijdens de doorzoeking in de woning aan [adres 1] door de politie, in het vriesgedeelte van de koelkast, een plastic zakje met daarin een witte substantie is aangetroffen. Uit het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut blijkt dat het gaat om 20,13 gram amfetamine.
Het hof stelt voorop dat – behoudens aanwijzingen voor het tegendeel – als uitgangspunt heeft te gelden dat een bewoner weet wat er zich in zijn woning bevindt en dat hij daarover ook kan beschikken. De verdachte en zijn toenmalige partner, mw. [betrokkene 4] , stonden ten tijde van de doorzoeking ingeschreven als enige bewoners van de woning aan [adres 1] . Zij waren daar toen allebei aanwezig.
Verbalisant [verbalisant 1] heeft gerelateerd dat hij het aangetroffen zakje met de witte substantie eerst aan de toenmalige partner van de verdachte heeft getoond, waarop zij naar de verdachte heeft gewezen en heeft gezegd dat het van hem was. Vervolgens is het zakje aan de verdachte getoond en op de vraag wat er in het zakje zit, heeft de verdachte geantwoord “Speed”, zijnde straattaal voor amfetamine. In zijn latere proces-verbaal van bevindingen van 8 december 2022 heeft verbalisant [verbalisant 1] toegelicht waarom er in zijn eerdere proces-verbaal vraagtekens worden weergegeven geplaatst vóór en ná de antwoorden die de verdachte en zijn toenmalige partner gaven toen hij het zakje aan hen voorhield. Hij had de tekst van zijn reeds in een Word-bestand vastgelegde bevindingen gekopieerd naar het politiesysteem BVH. Daardoor werden aanhalingstekens automatisch vervangen door een vraagteken. Hij was vergeten dit te corrigeren. Het hof heeft geen enkele reden om te twijfelen aan de juistheid en de betrouwbaarheid van de op ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal van verbalisant [verbalisant 1] . Het hof begrijpt hieruit dat de opmerkingen van verdachte (dat het “speed” was) en zijn partner (dat het zakje van verdachte was) niet in de vragende vorm zijn gemaakt. Het hof gaat er dan ook vanuit dat de verdachte wist dat er amfetamine in het zakje in zijn vriezer lag en dat hij daarover kon beschikken. Van aanwijzingen die duiden op het tegendeel is het hof ook overigens niet gebleken. De schriftelijke verklaring van mw. [betrokkene 4] die door de verdediging eerst in hoger beroep is overgelegd, maakt dat niet anders en wordt door het hof als ongeloofwaardig ter zijde geschoven.
Het hof verwerpt het verweer van de verdediging in al zijn onderdelen en acht het onder 1 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het in de zaak met parketnummer 03-204951-19 bewezenverklaarde levert op:

valsheid in geschrift.

Het in de zaak met parketnummer 03-160391-20 onder 1 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift door het valselijk opmaken van een verkoopovereenkomst. Door aldus te handelen heeft de verdachte het vertrouwen dat in een juist gebruik van documenten moet kunnen worden gesteld en waarvan in het maatschappelijk verkeer moet kunnen worden uitgegaan, geschaad.
Daarnaast heeft de verdachte ruim 20 gram van een materiaal bevattende amfetamine – een dealerhoeveelheid – in zijn woning aanwezig gehad. Aan harddrugs als de onderhavige kleven vele maatschappelijke problemen, zoals ernstige gezondheidsschade, maatschappelijke verloedering, diverse vormen van criminaliteit en/of andersoortige overlast voor derden. De verdachte heeft kennelijk voor dit alles geen oog gehad.
Naar het oordeel van het hof kan, in het bijzonder gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Het hof heeft daarbij ook acht geslagen op de omstandigheid dat, blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie, artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht – het zogenoemde taakstrafverbod – van toepassing is. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met artikel 63 van voornoemde wet.
Tevens heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken. In dat kader heeft de verdediging nog naar voren gebracht dat de verdachte twee ongevallen heeft gehad ten gevolge waarvan hij de werkzaamheden voor zijn eigen bedrijf heeft moeten staken. Hierdoor heeft de verdachte het ook financieel zwaar te verduren gehad. De woning van de verdachte werd op last van de burgemeester gesloten.
Het hof is van oordeel dat met een afdoening zoals door de verdediging is bepleit niet kan worden volstaan nu daarmee onvoldoende recht zou worden gedaan aan de aard en ernst van de feiten. Alles afwegende, is het hof van oordeel dat oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 35 dagen passend en geboden is.
Redelijke termijn
Het hof stelt voorop dat elke verdachte recht heeft op een openbare behandeling van zijn of haar zaak binnen een redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6 van het EVRM. Deze waarborg strekt er onder meer toe te voorkomen dat een verdachte langer dan redelijk is onder de dreiging van een strafvervolging zou moeten leven.
In de onderhavige zaak is het hof gebleken dat de redelijke termijn zowel in eerste aanleg als in hoger beroep is overschreden. Immers, de redelijke termijn is aangevangen op 30 november 2018, de dag waarop de verdachte voor het eerst door de politie als verdachte is gehoord. De rechtbank heeft vonnis gewezen op 29 januari 2021. De behandeling in eerste aanleg is derhalve niet afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar na de aanvang van de hiervoor genoemde termijn. Er is in eerste aanleg sprake van een overschrijding van de redelijke termijn met bijna twee maanden. Op 5 februari 2021 is door de verdachte hoger beroep ingesteld. Het hof wijst arrest op 22 maart 2023. De redelijke termijn voor berechting in hoger beroep is derhalve met ongeveer anderhalve maand overschreden.
Het hof acht in eerste aanleg noch in hoger beroep bijzondere omstandigheden aanwezig die een overschrijding van deze duur rechtvaardigen. Er is dan ook in twee instanties sprake van een overschrijding van de redelijk termijn voor berechting, als bedoeld in artikel 6 van het EVRM.
Het hof zal de op te leggen gevangenisstraf gelet op deze overschrijdingen matigen en de verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 31 dagen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 57, 63 en 225 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het in de zaak met parketnummer 03-160391-20 onder 3 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor het overige, en doet opnieuw recht:
Verklaart het openbaar ministerie ter zake van het in de zaak met parketnummer
03-160391-20 onder 2 tenlastegelegde niet-ontvankelijk in de vervolging van de verdachte.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 03-204951-19 en het in de zaak met parketnummer 03-160391-20 onder 1 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 03-204951-19 en het in de zaak met parketnummer 03-160391-20 onder 1 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
31 (eenendertig) dagen.
Aldus gewezen door:
mr. R.G.A. Beaujean, voorzitter,
mr. F.P.E. Wiemans en mr. M.L.P. van Cruchten, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. N.S. Willems Ettori-Oort, griffier,
en op 22 maart 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.