Uitspraak
1.De zaak in het kort
2.Het verloop van het geding in eerste aanleg
3.Het geding in hoger beroep
- een journaalbericht van de zijde van de man van 2 april 2024 met als bijlage het taxatierapport d.d. 22 maart 2024 van de voormalige echtelijke woning in Nederland;
- een journaalbericht van de zijde van de vrouw van 4 april 2024 met als bijlagen (pagina’s van) het taxatierapport van de woning te Polen en de vertaling van de overgelegde pagina’s;
- een journaalbericht van de zijde van de man van 12 april 2024 met als bijlage een brief van diezelfde datum;
- een journaalbericht van de zijde van de vrouw van 22 april 2024.
4.De feiten
5.De omvang van het geschil
- voor de inboedel: € 5.000,--, althans een door het hof bepalen bedrag,
- voor de auto: € 7.500,--, althans een door het hof te bepalen bedrag,
- voor de cryptovaluta: € 13.056,50, althans een door het hof te bepalen bedrag.
6.De motivering van de beslissing
vrouwopgekomen. Zij stelt dat de man al geruime tijd samenwoont met zijn huidige partner, met wie hij de maandelijkse (woon)lasten deelt. De partner woont uitsluitend bij de man en heeft geen eigen woning. Er is sprake van een duurzame gemeenschappelijke huishouding. Daarom dient het percentage woonlasten van de man te worden gehalveerd naar 15% van het NBI van de man en het minimumbedrag voor vaste lasten te worden gehalveerd naar € 615,--.
manis er geen reden om af te wijken van de forfaitaire berekeningswijze. Hij licht dat als volgt toe.
hofoverweegt als volgt.
rechtbankheeft rekening gehouden met een zorgkorting van 25%.
vrouwstelt dat uitgegaan moet worden van een zorgkorting van 5%, omdat [minderjarige] gemiddeld minder dan één dag per week bij de man verblijft.
manstelt dat gerekend moet worden met een zorgkorting van 15%. De vrouw frustreert de omgang tussen hem en [minderjarige] en weigert de beschikking van de rechtbank na te komen, maar thans wordt in samenwerking met de GI en GrandCare geprobeerd de omgang weer te herstellen en uit te breiden naar één weekend per veertien dagen.
hofoverweegt als volgt.
vrouwheeft na vermeerdering van haar verzoek verzocht te bepalen dat de man haar een maandelijkse bijdrage in de kosten van levensonderhoud moet betalen met ingang van 1 januari 2022 althans een door het hof te bepalen datum. Zij voert daartoe aan dat zij onvoldoende inkomsten heeft om in haar levensonderhoud te voorzien. Eerst bij de mondelinge behandeling heeft zij voorgerekend dat haar aanvullende behoefte € 737,-- per maand bedraagt.
manheeft gemotiveerd verweer gevoerd. Hij stelt dat, zo haar aanvullende behoefte door de vrouw al juist is berekend, hij niet de draagkracht heeft om partneralimentatie te voldoen.
hofoverweegt als volgt. Een onderhoudsplicht bestaat alleen voor zover de onderhoudsgerechtigde niet in het eigen levensonderhoud kan voorzien. Eigen inkomsten van de onderhoudsgerechtigde verminderen de behoefte aan een bijdrage, oftewel de behoeftigheid. Onder inkomsten worden zowel de daadwerkelijke inkomsten als de in redelijkheid te verwerven inkomsten (verdiencapaciteit) verstaan. Het is aan de vrouw te stellen en te onderbouwen dat zij niet in het eigen levensonderhoud kan voorzien. De enkele stelling dat zij thans onvoldoende inkomsten heeft om in het levensonderhoud te voorzien, is onvoldoende. Zij heeft nagelaten enig inzicht te geven in de inkomsten die zij in redelijkheid zou kunnen verwerven, zodat het hof niet kan beoordelen of de vrouw behoefte heeft aan een bijdrage in haar levensonderhoud. Het hof zal haar verzoek daarom afwijzen.
rechtbankheeft bepaald dat de man twee maanden de tijd krijgt om de echtelijke woning te laten taxeren en vervolgens binnen zes maanden na de taxatie aan de vrouw de helft van de overwaarde dient te voldoen.
manvoert, samengevat, het volgende aan.
vrouwheeft de stellingen van de man weersproken.
rechtbankheeft bepaald dat de vrouw twee maanden de tijd krijgt om de woning met garage in Polen te laten taxeren en vervolgens binnen zes maanden na de taxatie aan de man de helft van de overwaarde dient te voldoen. Hiertegen keren zich de grieven II en III van de vrouw en grief 2 van de man.
vrouwstelt primair dat de woning met garage in Polen niet tot de huwelijksgemeenschap maar tot haar privévermogen behoort en daarom niet voor verdeling vatbaar is (grief II). Subsidiair stelt zij dat zij voor de woning met garage een vergoedingsrecht heeft op de gemeenschap (grief III). Zij licht haar grieven als volgt toe.
manis de vrouw niet-ontvankelijk in grief II, dan wel moet deze grief worden afgewezen, omdat zij in eerste aanleg geen verweer heeft gevoerd tegen zijn verzoek tot verdeling van de woning met garage in Polen en partijen tijdens de mondelinge behandeling voor de rechtbank daarover afspraken hebben gemaakt (rov. 2.32. van de bestreden beschikking). Daarmee heeft zij erkend dat de woning met garage tot het gemeenschappelijk vermogen van partijen behoort. Dat zij daar thans tegen opkomt is in strijd is met de regels van een goede procesorde.
manhoudt in dat de rechtbank ten onrechte niet heeft bepaald dat de gezamenlijke woning met garage per ommegaande te koop moet worden aangeboden. Partijen zijn namelijk bij de rechtbank overeengekomen dat de vrouw twee maanden de tijd krijgt om de woning met garage in Polen te laten taxeren en vervolgens binnen zes maanden aan de man de helft van de overwaarde dient te voldoen. Tot op heden heeft de vrouw de woning met garage niet laten taxeren en blijft onduidelijk of zij die onroerende zaken kan overnemen.
hofstelt op grond van voornoemde correspondentie vast dat partijen geen overeenstemming hebben bereikt over de verdeling van de woning en garage in Polen. Immers daartoe is vereist dat partijen ook overeenstemming hebben over de financiële consequenties (vgl. HR 8 februari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY4279) en daarvan is geen sprake. De man is het niet eens met de getaxeerde waarde en ook niet met de gehanteerde peildatum waartegen de onroerende zaken zijn getaxeerd. Daarbij komt dat het taxatierapport zowel een waarde vermeldt van de woning (€ 200.000,--) als van de garage (€ 27.000,--) en voor het hof onduidelijk is of de ter mondelinge behandeling voor het hof uitgesproken overeenstemming over de waarde van € 200.000,-- mede de waarde van de garage omvat. Partijen hebben zich daarover (ook nadien) niet uitgelaten.
,desverzocht in aanwezigheid van de man. Voor het peilmoment voor de waardering van die onroerende zaak geldt het volgende.
rechtbankheeft aan de vrouw de volgende goederen toegedeeld:
vrouwstelt dat de man aan haar een bedrag is verschuldigd wegens overbedeling.
manheeft de vrouw toen zij de woning verliet reeds de duurste inboedelgoederen, zoals de laptop en de multicooker ter waarde van € 1.200,--, en andere gezamenlijk aan partijen toehorende goederen meegenomen en ook al haar persoonlijke spullen. De achtergebleven inboedel is meer dan 15 jaar oud en vertegenwoordigt geen reële waarde.
vrouwstelt dat een Volkswagen Touran ook tot de huwelijksgemeenschap behoort. Partijen hebben deze auto gekocht in 2015. Zij begroot de waarde op € 15.000,--. Om hem moverende reden heeft de man de auto in juni 2019 op naam van zijn moeder laten zetten. De auto werd niet door zijn moeder gebruikt en is niet aan haar geleverd. Zij verzoekt de man te veroordelen aan haar € 7.500,-- te betalen wegens overbedeling met de Volkswagen Touran.
manis de Volkswagen Touran in juni 2019 door partijen aan de moeder van de man geschonken en behoort deze daarom niet meer tot de huwelijksgemeenschap. Totdat hij weer over voldoende financiële middelen beschikt om een eigen auto aan te schaffen, maakt hij wel gebruik van de auto.
hofoverweegt als volgt. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de man verklaard dat het kenteken van de auto op naam van zijn moeder in Polen is gezet, maar dat de auto steeds in Nederland is gebleven. Uit deze feitelijke gedragingen leidt het hof af dat van een schenking geen sprake is. Een schenking is een overeenkomst zonder tegenprestatie (art. 7:175 BW). In dit geval is – voor zover de moeder al zou zijn verrijkt door de wijziging van de tenaamstelling van de auto – geen sprake van het ontbreken van een tegenprestatie. De man mag immers gebruik blijven maken van de auto.