ECLI:NL:GHSHE:2024:1937

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
11 april 2024
Publicatiedatum
13 juni 2024
Zaaknummer
200.335.934_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming erkenning van een minderjarige in hoger beroep

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. J.A.M. van Weely, verzoekt de vernietiging van de beschikking van 26 september 2023, waarin de man, vertegenwoordigd door mr. W.C.G.M. van Hoof, toestemming vroeg om de minderjarige, geboren in 2021, te erkennen. De moeder verzoekt het hof om de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek om erkenning van de minderjarige, en om een beslissing te nemen die in het belang van het kind is.

De man heeft in zijn verweerschrift verzocht om de moeder niet-ontvankelijk te verklaren en haar verzoek af te wijzen. Het hof heeft vastgesteld dat de procedure betrekking heeft op de afstamming van de minderjarige, en dat de minderjarige vertegenwoordigd moet worden door een bijzondere curator, zoals voorgeschreven in artikel 1:212 van het Burgerlijk Wetboek. De bijzondere curator die in eerste aanleg is aangesteld, mr. G.H.M. van Laarhoven, heeft zich bereid verklaard om opnieuw op te treden in deze hoedanigheid.

Het hof heeft de bijzondere curator benoemd en gelast om voorafgaand aan de mondelinge behandeling op 8 mei 2024 schriftelijk verslag te doen van zijn bevindingen en een standpunt in te nemen over het afstammingsverzoek. De beslissing van het hof houdt iedere verdere beslissing aan, waarbij het hof zich voorbehoudt om later te beslissen over de zaak.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak : 11 april 2024
Zaaknummer : 200.335.934/01
Zaaknummer eerste aanleg : C/02/405429 FA RK 23-257
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. J.A.M. van Weely,
tegen
[de man],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de man
,
advocaat: mr. W.C.G.M. van Hoof.
Deze zaak gaat over:
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2021 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 26 september 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 21 december 2023, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te vernietigen en in zoverre opnieuw rechtdoende de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek om, ter vervanging van de ontbrekende toestemming van de moeder, aan de man toestemming te verlenen tot het erkennen van [minderjarige] , dit verzoek af te wijzen, althans te dezen een zodanige beslissing te nemen als het hof in het belang van [minderjarige] wenselijk voorkomt.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 29 februari 2024, heeft de man verzocht, zo veel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de moeder niet-ontvankelijk te verklaren, althans haar verzoek af te wijzen als zijnde ongegrond en/of onbewezen.

3.De beoordeling

3.1.
Omdat deze procedure betrekking heeft op de afstamming van [minderjarige] , moet zij op grond van artikel 1:212 van het Burgerlijk Wetboek (BW) worden vertegenwoordigd door een bijzondere curator. Bij de bestreden beschikking is de bijzondere curator ontslagen van haar functie als bijzondere curator over [minderjarige] .
3.2.
Mr. G.H.M. van Laarhoven, advocaat, kantoorhoudende aan de [adres]
[adres] Tilburg , die in eerste aanleg als bijzondere curator is opgetreden voor [minderjarige] , heeft zich desgevraagd bereid verklaard om weer als bijzondere curator op te treden. Het hof zal hem in die hoedanigheid benoemen.
3.3.
De bijzondere curator dient voorafgaand aan de mondelinge behandeling op 8 mei 2024 het hof schriftelijk verslag te doen van zijn bevindingen en daarbij een standpunt over het afstammingsverzoek in te nemen.
Het hof zal de griffier gelasten een kopie van de processtukken en tevens de actuele adresgegevens van alle belanghebbenden aan de bijzondere curator te verstrekken.
3.4.
Dit brengt mee dat nu als volgt wordt beslist. Daarbij behoudt het hof zich iedere verdere beslissing voor.

4.De beslissing

Het hof:
benoemt tot bijzondere curator over
[minderjarige], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2021,
mr. G.H.M. van Laarhoven, advocaat te Tilburg ;
bepaalt dat de griffier van dit hof:
  • er voor zorg draagt dat de bijzondere curator de beschikking krijgt over de actuele adresgegevens van alle betrokkenen;
  • er voor zorg draagt dat de bijzondere curator de beschikking krijgt over alle processtukken die zich in het dossier bevinden;
verzoekt de bijzondere curator voorafgaand aan de mondelinge behandeling van 8 mei 2024 schriftelijk verslag te doen van zijn bevindingen en daarbij een standpunt over het afstammingsverzoek in te nemen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.M.C. Dumoulin, C.M.J. Peters en
M.E.M. Beijersbergen en is op 11 april 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.