Uitspraak
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- mr. Bouddount, namens de man;
- de vrouw, bijgestaan door mr. Kaouass.
- een journaalbericht van de zijde van de man van 16 april 2024 met bijlagen;
- een journaalbericht van de zijde van de man van 6 mei 2024 met bijlagen;
- de tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep door mr. Bouddount overgelegde en voorgedragen pleitaantekeningen.
3.De feiten
- met ingang van 1 januari 2023 € 329,24 per maand;
- met ingang van 1 januari 2024 € 349,65 per maand.
4.De omvang van het geschil
- het oordeel van de rechtbank dat de man in het geheel niet heeft onderbouwd dat de rechtbank in de beschikking van 30 mei 2016 van onjuiste en/of onvolledige gegevens is uitgegaan en dat de vastgestelde kinderalimentatie van meet af aan niet aan de wettelijke maatstaven heeft beantwoord, als bedoeld in artikel 1:401 lid 4 van het Burgerlijk Wetboek (BW) (grief 1);
- het oordeel van de rechtbank dat de man ook onvoldoende heeft onderbouwd dat vanaf 1 januari 2022 sprake is van een wijziging van omstandigheden, in de zin van artikel 1:401 lid 1 BW (grief 2);
- de draagkracht en de verdiencapaciteit van de man (grief 3);
- de draagkracht van de vrouw (grief 4).
primairde door de man te betalen kinderalimentatie voor [minderjarige] met ingang van 3 oktober 2016, en
subsidiairmet ingang van 31 december 2020, althans met ingang van een datum die het hof juist acht, nader vast te stellen op een bedrag van € 25,- per maand, althans op een bedrag dat het hof juist acht.
5.De motivering van de beslissing
rechtens relevantewijziging van omstandigheden.
rechtens relevantewijziging van omstandigheden kan worden vastgesteld. Dit maakt dat de beschikking van de rechtbank van 30 mei 2016 – voor wat betreft de daarbij vastgestelde door de man te betalen kinderalimentatie – in stand blijft.