ECLI:NL:GHSHE:2024:2162

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
4 juli 2024
Publicatiedatum
4 juli 2024
Zaaknummer
200.337.846_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake wijziging van gezamenlijk gezag naar eenhoofdig gezag moeder in een internationale context met verblijf in Polen

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 4 juli 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep over de wijziging van het gezamenlijk gezag over de 7-jarige [minderjarige 1]. De moeder, die al drie jaar ongeoorloofd met het kind in Polen verblijft, verzocht om het gezamenlijk gezag te wijzigen naar eenhoofdig gezag. De rechtbank had dit verzoek eerder afgewezen. De vader, die in Nederland woont, heeft het gezamenlijk gezag over [minderjarige 1] erkend en is bezorgd over de situatie van het kind. Het hof heeft vastgesteld dat de moeder het kind zonder toestemming van de vader naar Polen heeft meegenomen en dat er een teruggeleidingsbeslissing van de Poolse rechtbank is die de moeder verplicht om [minderjarige 1] terug te brengen naar Nederland. Het hof heeft geconcludeerd dat het gezamenlijk gezag in stand moet blijven, omdat er een risico bestaat dat [minderjarige 1] klem of verloren raakt tussen de ouders. De moeder heeft niet overtuigend aangetoond dat de vader een gevaar vormt voor het kind. Het hof heeft de bestreden beschikking bekrachtigd en de proceskosten gecompenseerd.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 4 juli 2024
Zaaknummer: 200.337.846/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/02/408866 / FA RK 23-1946
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende op een geheim adres,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M.B. Chylinska,
tegen
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader
,
advocaat: mr. E. Kocabas-Güler.
In het kort
De moeder is het er niet mee eens dat de rechtbank haar verzoek om eenhoofdig gezag over de 7-jarige [minderjarige 1] heeft afgewezen.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidwest Nederland, locatie [locatie] ,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (Breda) van 21 november 2023, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 19 februari 2024, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, te bepalen dat haar verzoek tot verkrijging van het eenhoofdig gezag over [minderjarige 1] alsnog wordt toegewezen, kosten rechtens.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 24 april 2024, en zoals verduidelijkt op de mondelinge behandeling, heeft de vader verzocht:
I. primair: de moeder in haar verzoek niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel het verzoek van de moeder af te wijzen, subsidiair: de raad opdracht te geven onderzoek te doen;
II. de moeder te veroordelen in de kosten van deze procedure;
III. althans dat het hof een zodanige beslissing neemt die het hof juist acht.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 20 juni 2024. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de moeder, bijgestaan door zijn advocaat en een tolk in de Poolse taal, mevrouw I. Wachnik (tolkennummer 40147);
-de vader, bijgestaan door zijn advocaat en een tolk in de Poolse taal, mevrouw M. Leszczynska (22646);
-de raad, vertegenwoordigd door mevrouw [vertegenwoordiger van de raad] .
2.4.1.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg van 2 november 2023.
2.4.2.
Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat het hof tevens een USB-stick van de advocaat van de moeder heeft ontvangen waarvan op 11 maart 2024 door het hof een akte van depot is opgemaakt.
2.4.3.
Het hof heeft op de mondelinge behandeling medegedeeld geen kennis te nemen van de stukken van de moeder die in de Poolse taal, zonder Nederlandse vertaling, in het geding zijn gebracht. Conform de regels van het procesreglement blijven die stukken buiten beschouwing.

3.De beoordeling

3.1.
Het internationale karakter van de zaak vraagt een beoordeling van de rechtsmacht van de Nederlandse rechter en een beantwoording van de vraag welk recht van toepassing is. Het hof is, na dit ambtshalve te hebben onderzocht, met de rechtbank van oordeel dat de Nederlandse rechter in deze zaak rechtsmacht heeft en dat het Nederlandse recht van toepassing is.
3.2.
Partijen hebben een relatie met elkaar gehad. Uit deze relatie is geboren:
- [minderjarige 1] (hierna:
[minderjarige 1]), te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2016.
De vader heeft [minderjarige 1] erkend. Partijen hebben samen het gezag over [minderjarige 1] .
De moeder heeft nog een minderjarige dochter uit een eerdere relatie: [minderjarige 2] (16 jaar oud).
3.3.
Sinds de beschikking van de rechtbank van 13 december 2018 geldt tussen partijen een zorgregeling waarbij [minderjarige 1] bij de vader verblijft om het weekend van zaterdag 12.00 uur tot zondag 18.00 uur en elke dinsdag en donderdag van 17.00 uur tot 19.00 uur en de helft van alle vakanties en vrije dagen.
3.4.
Uit de stukken is gebleken dat de moeder met [minderjarige 1] naar Polen is gegaan in mei 2021 en dat zij zich formeel in Polen hebben ingeschreven sinds 30 juni 2021. Op 31 januari 2022 heeft de (regionale) rechtbank van Gdansk de terugkeer van [minderjarige 1] naar Nederland gelast. Deze beslissing is bekrachtigd door het hof van beroep te Warschau op 10 februari 2022. Het cassatieberoep dat hiertegen is ingesteld door de moeder, is afgewezen op 19 oktober 2023.
De districtsrechtbank te Gdansk heeft bij beschikking van 14 februari 2024 de reclasseringsambtenaar gelast de beschikking van 31 januari 2022 ten uitvoer te leggen.
Bij de rechtbank
3.5.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank het verzoek van de moeder om te worden belast met het eenhoofdig gezag over [minderjarige 1] afgewezen en de proceskosten gecompenseerd.
Bij het hof
3.6.
De moeder kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen. In haar beroepschrift voert ze, samengevat en voor zover relevant, het volgende aan.
[minderjarige 1] is meerdere malen door de vader misbruikt, mishandeld en verwaarloosd. De moeder heeft een foto overgelegd waarop de vader zijn hand bij het kruis van [minderjarige 1] heeft. De moeder overlegt een opinie van een bij de Poolse rechtbank erkende, forensisch psycholoog, mw. [forensisch psycholoog] waarin duidelijk is aangegeven dat het onderzoek waarop de vader zich baseert onjuist is uitgevoerd en niet als bewijs mag dienen.
De moeder en [minderjarige 1] lopen gevaar op het moment dat de vader te weten komt op welk adres zij verblijven. De vader gebruikt zijn ouderlijk gezag om [minderjarige 1] met geweld bij haar moeder weg te halen. Door wat de vader [minderjarige 1] heeft aangedaan, heeft ze veel gezondheidsproblemen en moet ze voortdurend onder de zorg van specialisten blijven en medicijnen slikken. De vader stemt niet in met de behandeling. Hij misbruikte zijn gezag al vanaf de eerste dag. Toen de vader gezag kreeg, begon hij steeds meer problemen te veroorzaken. Zo wilde hij geen toestemming verlenen voor oogheelkundige zorg, terwijl [minderjarige 1] een oogafwijking heeft. De vader wilde niet instemmen met vaccinaties en psychologische zorg nadat geconstateerd werd dat [minderjarige 1] in haar ontwikkeling achterloopt, hetgeen een symptoom is dat [minderjarige 1] geweld heeft ervaren. [minderjarige 1] verkeert momenteel in een slechte toestand. Niemand kijkt hoe het echt met haar gaat. Ze heeft een posttraumatische stressstoornis en zij wordt psychiatrisch behandeld. Die behandeling gaat nog door, maar de voortgang van de behandeling is wel moeilijk, omdat de vader die toestemming niet wil geven. [minderjarige 1] en de vader hebben al drie jaar geen contact meer met elkaar. Het is onvoorstelbaar dat de vader nog beslissingen kan nemen over [minderjarige 1] en dat de moeder onder al deze jarenlange omstandigheden actief in contact zou moeten treden met hem om te overleggen. De vader vormt het grootste gevaar voor [minderjarige 1] en haar ontwikkeling. Door gebrek aan juiste communicatie vanwege het geweld (al jarenlang en geen uitzicht op verbetering) zit [minderjarige 1] al jaren klem tussen haar ouders. Er bestaat op dit moment geen verwachting dat hierin verandering zal komen. De moeder wil het hof niet vertellen waar zij op dit moment verblijft vanwege haar eigen veiligheid en die van haar kinderen. De moeder heeft de afgelopen drie jaar wisselend in Polen en in Nederland verbleven. Zij is speciaal voor de mondelinge behandeling bij het hof naar Nederland gekomen. [minderjarige 1] heeft specialistische zorg nodig, omdat op de basisschool is gebleken dat zij een leerstoornis heeft waardoor zij niet langer kon blijven op die school. [minderjarige 1] gaat sinds twee maanden niet meer naar school. Op vragen van het hof heeft de moeder verklaard dat zij de vader niet heeft gevraagd om toestemming om [minderjarige 1] in te schrijven voor een andere school, omdat hij er dan achter komt waar [minderjarige 1] op school zit en waar zij woont.
3.7.
De vader voert in zijn verweerschrift, zoals aangevuld op de mondelinge behandeling – samengevat – het volgende aan.
De rechtbank heeft op terechte gronden geoordeeld dat het gezamenlijk ouderlijk
gezag over [minderjarige 1] in stand moet blijven. Wat de moeder aanvoert, is absoluut verwerpelijk. Dusdanige lelijke en grievende bewoordingen en uitlatingen, voor de zoveelste keer in de zoveelste procedure. Het staat in rechte vast dat van enig seksueel misbruik geen sprake is. Het moet een keer ten einde komen. De foto die de moeder heeft overgelegd, is een screenshot van een videofilmpje waarop de vader en [minderjarige 1] een spelletje deden in het bijzijn van twee medewerkers van Veilig Thuis. Het is absurd dat de moeder dit duidt als seksueel misbruik. Er is al drie jaar geen contact geweest tussen de vader en [minderjarige 1] , omdat de moeder dat tegenhoudt. Aan de teruggeleidingsbeschikking van 14 februari 2024 kan geen uitvoering worden gegeven, omdat de moeder en [minderjarige 1] voor de Poolse autoriteiten onvindbaar zijn. [minderjarige 1] is ook op school niet meer te vinden, zodat voor alle betrokkenen thans onbekend is waar zij zich momenteel bevindt en belangrijker nog, of zij in goede omstandigheden verkeert. De door de rechtbank aangestelde reclasseringsambtenaar heeft een verzoek ingediend bij de rechtbank ter verkrijging van versterking van politie bij de opsporing van [minderjarige 1] . De moeder doet er alles aan om zowel in Polen als in Nederland onder de radar te blijven. [minderjarige 1] is al drie jaar onbereikbaar voor de vader. Waarschijnlijk leeft [minderjarige 1] op een adres waar zij niet staat ingeschreven. De vader maakt zich grote zorgen over [minderjarige 1] en de invloed van het gedrag van de moeder op haar. De voortdurende strijd tussen de ouders heeft een directe weerslag op [minderjarige 1] en zorgt uiteraard voor een onstabiele basis. De raad heeft ter zitting in eerste aanleg geen aanleiding gezien om het bestaande gezamenlijke gezag te wijzigen. De raad heeft wel te kennen gegeven aanleiding te zien voor een onderzoek naar een gezagsbeëindigende maatregel van de moeder. De raad heeft nu voldoende aanknopingspunten om te starten met een onderzoek. De moeder houdt niet op met procederen. Er is al een heel team aan deskundigen ingeschakeld en verschillende onderzoekers zeggen dat er geen misbruik of geweld is geweest van de vader tegen [minderjarige 1] . De moeder doet er alles aan om te voorkomen dat de vader er achter komt waar zij met [minderjarige 1] verblijft. De vader weet niets over [minderjarige 1] . Hij hoort nu op de mondelinge behandeling bij het hof voor het eerst dat [minderjarige 1] wordt behandeld door een psychiater. Hierdoor nemen zijn zorgen alleen maar toe.
3.8.
De raad heeft op de mondelinge behandeling geadviseerd om het hoger beroep af te wijzen. Los van de kwestie of [minderjarige 1] wel of niet naar Nederland komt, moet de vader een positie houden. Het wordt bovendien complex als [minderjarige 1] naar Nederland komt en de vader geen gezag meer zou hebben. De moeder gaat niet goed met haar gezag om. Zij onttrekt [minderjarige 1] aan school en de raad maakt zich zorgen over [minderjarige 1] . De raad kan wel onderzoek doen in deze zaak, maar dat zou dan moeten worden uitbesteed aan de Poolse autoriteiten. De samenwerking tussen de Nederlandse en de Pools autoriteiten is goed.
Twee andere opties die de raad ambtshalve heeft, buiten deze procedure om, is om ofwel de rechtbank om een kinderbeschermingsmaatregel te verzoeken en in dat kader de Poolse autoriteiten te benaderen, of om de rechtbank te verzoeken om een gezagsbeëindigende maatregel van de moeder over [minderjarige 1] zodat de vader alleen nog het gezag over [minderjarige 1] heeft. Hoe dan ook: [minderjarige 1] moet boven water komen.
Het hof overweegt het volgende.
3.9.1.
Voor een raadsonderzoek ziet het hof geen aanleiding, omdat het hof zich op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting voldoende voorgelicht acht om navolgende beslissing verantwoord te kunnen nemen.
3.9.2.
Ingevolge artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen indien nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
De rechter bepaalt dat het gezag over een kind aan één ouder toekomt indien:
er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
3.9.3.
Allereerst: het hof maakt zich grote zorgen over [minderjarige 1] . De rechtbank heeft een zorgregeling vastgesteld tussen de vader en [minderjarige 1] waar al jaren geen uitvoering aan wordt gegeven, omdat de moeder dit onmogelijk maakt. [minderjarige 1] is in mei 2021 zonder overleg met of instemming van de vader door haar moeder meegenomen naar Polen. Al in januari 2022 heeft de Poolse rechter de terugkeer van [minderjarige 1] naar Nederland gelast. De moeder heeft alle juridische wegen bewandeld om deze beslissing ongedaan te maken, maar is daar niet in geslaagd. Nu is zij uitgeprocedeerd en staat het vast dat [minderjarige 1] terug moet komen naar Nederland. Op 14 februari 2024 is de Poolse reclasseringsambtenaar gemachtigd om [minderjarige 1] terug te geleiden naar Nederland. Vanaf dat moment gaat [minderjarige 1] niet meer naar school en weet niemand, op de moeder na, waar [minderjarige 1] zich bevindt en is zij niet meer in beeld bij de autoriteiten. Los van alle verwijten die aan het adres van de vader worden gemaakt, acht het hof dit zeer zorgelijk voor de ontwikkeling van [minderjarige 1] .
3.9.4.
Op grond van het dossier en het verhandelde ter zitting is het hof van oordeel dat het risico zeer wel aanwezig is dat [minderjarige 1] klem en/of verloren zal raken tussen haar ouders bij gezamenlijk gezag. De beschuldigingen van de moeder richting de vader zijn gedurende de laatste jaren in ernst en hevigheid toegenomen terwijl een groot deel van deze aantijgingen in een door de Poolse rechtbank gelast onderzoek door deskundigen zijn weersproken. Het hof merkt hierbij op dat het hof van de door de moeder genoemde rapportage van de forensisch psycholoog, mevrouw [forensisch psycholoog], geen kennis heeft kunnen nemen, omdat een stuk in de Poolse taal is overgelegd. De moeder is er van overtuigd dat het in het belang van [minderjarige 1] is dat zij nooit meer iets met de vader van doen heeft. Anders gezegd wil de moeder de vader uit het leven van [minderjarige 1] bannen. Zij negeert hierbij de uitspraken van de rechtbank en het hof in Polen. De voorbeelden die de moeder heeft opgesomd om het hof te overtuigen dat er sprake is van verschrikkelijk handelen van de vader, zijn door de vader voldoende gemotiveerd betwist en vinden geen steun in de stukken. Omdat het gezag nog het enige lijntje is dat de vader met [minderjarige 1] heeft en er een teruggeleidingsbeslissing is, acht het hof het nu in het belang van [minderjarige 1] , daarbij ook gelet op het recht van de vader op family life met zijn dochter, om het gezag in stand te laten conform vaste jurisprudentie van de Hoge Raad (zie: ECLI:NL:HR:2020:533). Overigens heeft de moeder niet aannemelijk gemaakt dat zij wordt gehinderd in het kunnen nemen van beslissingen voor [minderjarige 1] , omdat de vader zijn toestemming zou weigeren. Die kans krijgt hij niet, omdat de moeder [minderjarige 1] al jarenlang ongeoorloofd bij hem weghoudt.
3.9.5.
Het hof zal de bestreden beschikking gelet op hetgeen hiervoor is overwogen bekrachtigen, zodat het gezamenlijk gezag in stand blijft.
3.9.6.
Het hof zal de proceskosten compenseren, omdat partijen een relatie met elkaar hebben gehad en deze procedure over hun gezamenlijke dochter gaat.
3.9.7.
Beslist wordt als volgt.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van
deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant, team familie- en jeugdrecht, ter attentie van het centraal gezagsregister;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.P. de Beij, C.N.M. Antens en F. Dunki Jacobs en is op 4 juli 2024 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.