In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om de (spoed)uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2006, en de afwijzing van het verzoek van de ouders om een bijzondere curator te benoemen. De ouders, vertegenwoordigd door advocaat mr. D.Z. Celik, hebben in hoger beroep de beschikkingen van de rechtbank Oost-Brabant van 5 en 18 januari 2024 aangevochten, waarin machtigingen tot uithuisplaatsing zijn verleend. De Raad voor de Kinderbescherming, als verweerder, heeft de verzoeken van de ouders afgewezen en de bestreden beschikkingen bekrachtigd. Tijdens de mondelinge behandeling op 20 juni 2024 is de minderjarige in de gelegenheid gesteld haar mening te geven, wat zij ook heeft gedaan. Het hof heeft de rechtmatigheid van de uithuisplaatsing getoetst en geconcludeerd dat er sprake was van een noodsituatie die een spoedmachtiging rechtvaardigde. De ouders hebben aangevoerd dat er geen dringende situatie was en dat zij zelf de beste inschatting konden maken van de benodigde hulp voor hun kind. Het hof heeft echter vastgesteld dat de situatie van de minderjarige zorgwekkend was en dat de uithuisplaatsing noodzakelijk was voor haar veiligheid en ontwikkeling. De verzoeken van de ouders om een forensisch mediator of bijzondere curator te benoemen zijn afgewezen, omdat er onvoldoende zicht was op de situatie. Het hof heeft de bestreden beschikkingen bekrachtigd en de proceskosten gecompenseerd.