ECLI:NL:GHSHE:2024:240

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
30 januari 2024
Publicatiedatum
30 januari 2024
Zaaknummer
200.311.178_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eisen aan de stelplicht bij non-conformiteit van geleverde silo's volgens het Weens Koopverdrag

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om een hoger beroep van Mortelcentrales Nederland B.V. tegen Poggi S.P.A. De zaak betreft de vraag of Mortelcentrales voldoende heeft onderbouwd dat de geleverde cementsilo's niet conform de koopovereenkomst waren. Mortelcentrales heeft in 2018 cementsilo's van Poggi gekocht, maar heeft klachten geuit over de geleverde producten. Het hof oordeelt dat Mortelcentrales niet aan haar stelplicht heeft voldaan, omdat zij niet voldoende heeft aangetoond welke specifieke eigenschappen van de silo's waren overeengekomen en op welke punten de geleverde silo's daarvan afweken. Het hof verwijst naar de eisen die voortvloeien uit artikel 35 van het Weens Koopverdrag, dat van toepassing is op deze transactie. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank, waarin de vorderingen van Mortelcentrales zijn afgewezen, en veroordeelt Mortelcentrales in de proceskosten van Poggi. De uitspraak benadrukt het belang van een duidelijke onderbouwing bij claims van non-conformiteit en de noodzaak om concrete feiten en omstandigheden te presenteren ter ondersteuning van dergelijke vorderingen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.311.178/01
arrest van 30 januari 2024
in de zaak van
Mortelcentrales Nederland B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats]
appellante,
hierna aan te duiden als Mortelcentrales,
advocaat: mr. M.A.A.M. van Brunschot-van der Sanden te Helmond,
tegen
Poggi S.P.A.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als Poggi,
advocaat: mr. T.J. Sikkes te Amsterdam,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 19 juli 2022 in het hoger beroep van het door de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, onder zaaknummer C/01/364667 / HA ZA 20-735 gewezen vonnis van 9 februari 2022.

5.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenarrest van 19 juli 2022 waarbij het hof een comparitie na aanbrengen heeft gelast;
  • het proces-verbaal van comparitie van 9 februari 2023;
  • de memorie van grieven met producties;
  • de memorie van antwoord;
  • de mondelinge behandeling, waarbij Mortelcentrales een spreeknotitie heeft overgelegd.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

6.De beoordeling

De vaststaande feiten
6.1.1.
De feitenvaststelling door de rechtbank is in dit hoger beroep niet bestreden. Het hof stelt de volgende feiten vast.
6.1.2.
Mortelcentrales is een groothandel in machines voor de bouw. Zij levert aan haar
klanten onder andere (beton)mixers voor het mixen van beton- en zand/cementmengsels, evenals (cement)silo's voor de opslag en distributie van verschillende soorten cement)mengsels.
6.1.3.
Poggi is een in Italië gevestigde producent van betonmixers en (cement)silo's.
6.1.4.
Partijen deden zo'n tien jaar zaken met elkaar. Over de periode van eind 2016 tot en met eind 2018 heeft Mortelcentrales voor een bedrag van in totaal € 130.622,00 aan facturen van Poggi onbetaald gelaten.
6.1.5.
Mortelcentrales heeft in 2018 een vijftal cementsilo's van Poggi gekocht en
vervolgens geleverd gekregen. Mortelcentrales heeft de facturen van Poggi voor deze silo’s bij vooruitbetaling moeten voldoen.
6.1.6.
Mortelcentrales heeft klachten geuit over in 2018 bestelde en geleverde silo’s. Bij e-mail van 22 januari 2019 heeft de heer Bertelli van Poggi na een bezoek aan Nederland ten aanzien van enkele silo’s een voorstel voor aanpassing van de schroef of het leveren van een onderdeel gedaan, met vermelding van de bijbehorende prijzen.
6.1.7.
Partijen hebben nadien gecorrespondeerd over door Mortelcentrales gestelde gebreken aan silo’s en de openstaande facturen van Poggi. Tot een oplossing van het ontstane geschil heeft dit niet geleid. Mortelcentrales heeft Poggi bij e-mail van 9 april 2019 aansprakelijk gesteld voor door haar geleden schade. Omdat Poggi haar aansprakelijkheid afwees, heeft Mortelcentrales Poggi vervolgens op 16 september 2020 gedagvaard.
De procedure in eerste aanleg
6.2.1.
In deze procedure heeft Mortelcentrales (in conventie) in eerste aanleg, samengevat, gevorderd:
Primair:
-Poggi te veroordelen om aan Mortelcentrales een bedrag van € 163.598,00 te betalen,
vermeerderd met rente en kosten;
-te verklaren voor recht dat Mortelcentrales haar schuld aan Poggi van € 130.622,00
rechtsgeldig heeft verrekend met haar vordering op Poggi van € 294.220,00;
Subsidiair:
-Poggi te veroordelen om aan Mortelcentrales een bedrag van € 294.220,00 te betalen,
vermeerderd met rente en kosten;
-te verklaren voor recht dat Mortelcentrales haar schuld aan Poggi van € 130.622,00 mag
opschorten totdat Poggi voornoemd bedrag van € 294.220,00 heeft voldaan.
6.2.2.
Aan deze vordering heeft Mortelcentrales, kort samengevat, het volgende ten grondslag gelegd.
Mortelcentrales heeft in 2018 meerdere cementsilo's gekocht van Poggi. Deze silo's zijn
geleverd met gebreken. Poggi is daarom tekortgeschoten in de nakoming van de
koopovereenkomst(en). Mortelcentrales heeft deze gebreken zelf moeten (laten) herstellen. De tekortkomingen hebben schade voor Mortelcentrales meegebracht, te begroten op een bedrag van € 294.220,00. Deze schade bestaat naast de herstelkosten ook uit (gevolg)schade als gevolg van te late leveringen, evenals uit reputatieschade. Mortelcentrales erkent dat zij nog een bedrag van € 130.622,00 aan openstaande facturen aan Poggi moet betalen. Gelet op de (schade)vordering van € 294.220,00 die Mortelcentrales op Poggi heeft, komt haar daarom een beroep toe op verrekening van haar schuld aan Poggi met deze vordering, dan wel op opschorting van haar verplichting tot betaling aan Poggi.
6.2.3.
Poggi heeft gemotiveerd verweer gevoerd en (in reconventie) betaling van de openstaande facturen gevorderd.
6.2.4.
In het bestreden eindvonnis van 9 februari 2022 heeft de rechtbank de vorderingen van Mortelcentrales afgewezen en haar in de proceskosten van Poggi veroordeeld. Aan deze beslissing heeft de rechtbank onder andere de volgende overwegingen ten grondslag gelegd, die het hof in verband met de beoordeling in hoger beroep hier uitgebreid weergeeft.
“4.23. Omdat Mortelcentrales zich beroept op de rechtsgevolgen van de tekortkoming, moet zij, voor een geslaagd beroep op non-conformiteit, stellen en, waar nodig, bewijzen
(i) aan welke eisen de silo's moesten voldoen op grond van de koopovereenkomst(en), en
(ii) dat aan die eisen niet is voldaan (artikel 35 lid 1 WKV), danwel
(iii) dat die betreffende silo's niet geschikt waren voor normaal gebruik (artikel 35 lid 2 onder a WKV). De rechtbank verwijst naar rov. 4.11.
4.24.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft Mortelcentrales onvoldoende onderbouwd dat sprake is van non-conformiteit van de betreffende cementsilo’s. Dat licht de rechtbank hieronder toe.
4.25.
Vast staat dat partijen geen schriftelijke afspraken hebben gemaakt in het kader van hun handelsrelatie. Per (aan)koop van een cementsilo werd (enkel) een aankooporder opgemaakt door Poggi en een bijbehorende factuur verzonden. Ter zitting heeft de advocaat van Mortelcentrales desgevraagd toegelicht dat de afspraken ‘losjes’ werden gemaakt; veel gebeurde telefonisch en per e-mail. Hij had gehoopt dat Cornelissen nog meer had kunnen vertellen over de gemaakte afspraken, maar Cornelissen was niet ter zitting verschenen.
4.26.
Uit de e-mail van Bertelli van 22 januari 2019 volgt dat de door hem voorgestelde aanpassingen aan de cementsilo's voornamelijk zien op de ‘screw conveyers’. De advocaat van Mortelcentrales heeft ter zitting desgevraagd toegelicht dat dit zag op aanpassingen aan de ‘schroeven’, die verkeerd of te kort waren.
4.27.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft Mortelcentrales ten aanzien van de
gestelde problemen met de schroeven onvoldoende onderbouwd aan welke afmetingen die onderdelen van de cementsilo's moesten voldoen, en dat hier niet aan is voldaan (zie elementen (i) en (ii) hierboven onder rov. 4.23). Mortelcentrales heeft gesteld noch onderbouwd, aan de hand van bijvoorbeeld de aankooporders, welke afmetingen van de schroeven zij heeft besteld bij Poggi. Dat de maten, omvang, en lengte van (de onderdelen van) de cementsilo's bij beide partijen bekend waren, zoals de advocaat van Mortelcentrales ter zitting heeft aangevoerd, is (uiteraard) niet voldoende als onderbouwing van de afgesproken bestellingen. Zij heeft daarnaast evenmin gesteld noch onderbouwd waarom de schroeven niet goed waren.
4.28.
Daarnaast heeft Mortelcentrales ten aanzien van de overige gestelde gebreken, te korte mengspiralen, verkeerd gemonteerde elektriciteitsaansluitingen, instabiele constructies en onderdelen die missen, onvoldoende onderbouwd dat, gelet op deze gebreken, de betreffende silo's niet aan de overeenkomst beantwoordden (zie element (iii) hierboven onder rov. 4.23).
(…)
4.33.
Gelet op de gemotiveerde betwisting van Poggi, had het op de weg gelegen van
Mortelcentrales om concreet te onderbouwen welke afspraken partijen hebben gemaakt over de leveringstermijn(en), danwel te onderbouwen dat Poggi niet binnen een redelijke termijn heeft geleverd. Dat heeft Mortelcentrales niet gedaan. Om die reden is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van een te late levering op grond van artikel 33 WKV.”
De rechtbank heeft de vordering van Poggi toegewezen en Mortelcentrales, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeeld om aan Poggi te betalen een bedrag van € 151.022,00, vermeerderd met de wettelijke handelsrente naar Italiaans recht over het toegewezen bedrag vanaf de data zoals genoemd in productie 4 van Poggi tot de dag van volledige betaling, en tot betaling van de proceskosten.
De procedure in hoger beroep
6.3.
Mortelcentrales heeft tegen het vonnis van de rechtbank hoger beroep ingesteld, voor zover haar vorderingen (in conventie) zijn afgewezen. Zij heeft in hoger beroep vier grieven aangevoerd. Mortelcentrales heeft, zo begrijpt het hof uit haar memorie van grieven, geconcludeerd tot vernietiging van het beroepen vonnis, voor zover daarbij haar vorderingen zijn afgewezen en tot het alsnog toewijzen van die vorderingen, met veroordeling van Poggi in de proceskosten in beide instanties.
6.4.
Het hof overweegt allereerst het volgende. De rechtbank heeft overwogen dat zij bevoegd is de vorderingen van Mortelcentrales te beoordelen. Ook heeft de rechtbank overwogen dat die vorderingen behoren te worden beoordeeld op basis van het Weens Koopverdrag (WKV) en, voor zover dit verdrag kwesties niet regelt op basis van Italiaans recht. Deze beslissingen zijn in hoger beroep geen onderdeel van de rechtsstrijd gemaakt. De Nederlandse rechter is, op grond van artikel 7 lid 1 onder a en b Verordening (EU) Nr. 1215/2012 Van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012, bevoegd. Nu geen grief is gericht tegen het toepasselijke recht, dient het hof de vorderingen op basis van het WKV en zo nodig aanvullend naar Italiaans recht te beoordelen.
6.5.
Mortelcentrales heeft in hoger beroep vier grieven aangevoerd. De grieven 1 en 2 van Mortelcentrales zijn gericht tegen de hiervoor weergeven overwegingen 4.24. t/m 4.30. van het bestreden vonnis. Grief 3 is gericht tegen overweging 4.33. van dat vonnis. Grief 4 is gericht tegen de beslissing tot afwijzing van de vorderingen van Mortelcentrale en haar veroordeling in de proceskosten van Poggi. Het hof beoordeelt deze grieven hierna.
De beoordeling door het hof
6.6.
Met de grieven 1 en 2 betoogt Mortelcentrales dat zij, anders dan de rechtbank heeft overwogen, wel voldoende heeft onderbouwd dat sprake is van non-conformiteit van de geleverde silo’s als bedoeld in artikel 35 WKV. Zij verwijst naar haar toelichting over de feiten met betrekking tot de afzonderlijke silo’s in de memorie van grieven en naar haar toelichting bij de genummerde grieven 1 en 2.
6.7.
Het hof stelt vast dat Mortelcentrales geen grief heeft gericht tegen de door de rechtbank in rov. 4.23. van het bestreden vonnis geformuleerde beoordelingsmaatstaf voor op non-conformiteit als bedoeld in artikel 35 WKV gebaseerde vorderingen, zoals hier aan de orde. Die beoordelingsmaatstaf is juist. Gelet daarop moest voor Mortelcentrales duidelijk zijn dat zij om aan de op haar rustende stelplicht te voldoen, gemotiveerd dient uiteen te zetten:
a. welke concrete eigenschappen van de silo’s zij met Poggi is overeengekomen, en vervolgens:
b. op welke onderdelen de geleverde silo’s afwijken van de onder a. bedoelde overeengekomen eigenschappen, en vervolgens:
c. waarom die afwijkingen meebrengen dat normaal gebruik van de silo’s niet mogelijk is.
6.8.
Mortelcentrales heeft in haar memorie van grieven eerst een feitenoverzicht per silo gegeven. Daarin heeft zij uiteengezet welke klachten zij over de diverse gekochte silo’s heeft. Mortelcentrales heeft voorts in grief 1 aangevoerd dat op de facturen van de afzonderlijke silo's de (overeengekomen, zo begrijpt het hof) specificaties van de silo's en haar wezenlijke onderdelen zijn vermeld. Ten aanzien van elke silo deden zich volgens Mortelcentrales een of meerdere problemen voor met betrekking tot die onderdelen van de silo, zoals het filtersysteem, de schroefsystemen, het afgesproken frame en/of de mengspiralen. Als gevolg daarvan konden de klanten van Mortelcentrales de silo's na levering niet in gebruik nemen, zodat normaal gebruik van de silo’s niet mogelijk was, althans zorgde het gebruik van de silo's voor terugkerende problemen, aldus Mortelcentrales.
In grief 2 betoogt Mortelcentrales dat ook gebreken aan de silo’s zoals verkeerd gemonteerde elektriciteitsaansluitingen, instabiele constructies en onderdelen die missen, meebrengen dat de desbetreffende silo's niet aan de koopovereenkomsten beantwoordden. Mortelcentrales heeft bewijs aangeboden van haar stelling dat de geleverde silo's niet beantwoordden aan de koopovereenkomsten door middel van het horen van diverse personen.
6.9.
Het hof overweegt het volgende. Mortelcentrales heeft geen grief gericht tegen de in rov. 4.25. weergegeven overweging van de rechtbank dat vast staat dat partijen geen schriftelijke afspraken hebben gemaakt in het kader van hun handelsrelatie en dat per (aan)koop van een cementsilo (enkel) een aankooporder werd opgemaakt door Poggi en een bijbehorende factuur werd verzonden. De afspraken werden ‘losjes’ gemaakt; veel gebeurde telefonisch en per e-mail. Mortelcentrales heeft in hoger beroep over het in rov. 6.7. onderdeel a. vermelde - welke concrete eigenschappen van de silo’s is Mortelcentrales met Poggi overeengekomen - niet méér gesteld dan dat de op de facturen van de afzonderlijke silo’s vermelde specificaties de overeengekomen specificaties van de silo's en haar wezenlijke onderdelen betreffen. Ter zitting heeft zij daar aan toegevoegd dat sommige eigenschappen ook zonder concrete afspraak aanwezig mogen worden verwacht.
6.10.
Het hof constateert dat Mortelcentrales zelf geen facturen in het geding heeft gebracht. Alleen Poggi heeft in eerste aanleg een aantal facturen in het geding gebracht. Mortelcentrales heeft in de memorie van grieven niet toegelicht welke productie van Poggi met een door Poggi in het geding gebrachte factuur op welke silo betrekking heeft. Zij heeft niet onder verwijzing naar een concrete factuur toegelicht welke eigenschappen voor een specifieke silo op die factuur zijn vermeld en ook niet welke van die eigenschappen van een specifieke silo bij de levering afweken van de op de factuur vermelde eigenschappen. Zij heeft tot slot ook niet toegelicht - bijvoorbeeld voorzien van een gemotiveerd standpunt van een terzake deskundig persoon - waarom die (eventuele) afwijking meebrengt dat de silo niet geschikt is voor normaal gebruik. Zeker na de duidelijke uitleg van de rechtbank over de inhoud van de stelplicht, had Mortelcentrales voldoende concrete feiten en omstandigheden bij de onderbouwing van haar vordering moeten betrekken. Het is niet aan het hof om in de producties in het procesdossier feiten en omstandigheden te zoeken die een onderbouwing kunnen bieden voor de vordering van Mortelcentrales. Anders dan Mortelcentrales met de grieven 1 en 2 betoogt, heeft zij dan ook niet voldaan aan hetgeen de op haar rustende stelplicht van haar vergt als het gaat om haar beroep op non-conformiteit als bedoeld in artikel 35 WKV. Bij gebreke van te bewijzen stellingen is voor bewijslevering door middel van getuigen geen plaats.
6.11.
Met grief 3 betoogt Mortelcentrales dat zij voldoende heeft onderbouwd dat sprake is van te late levering van de silo’s als bedoeld in artikel 33 WKV. Het hof citeert de motivering die Mortelcentrales in haar memorie geeft:
“De silo OR46 voor Schagen is in juni 2018 besteld en deze had conform afspraak in de eerste week van september 2018 moeten worden geleverd, hetgeen niet is gebeurd. De silo is pas eind november 2018 geleverd. Voor zover uw gerechtshof van oordeel zou zijn dat niet bewezen kan worden dat de situatie van artikel 33 sub b WKV van toepassing is, is in ieder geval het bepaalde in sub c van dat artikel van
toepassing. De levering zes maanden na het plaatsen van een bestelling is geen levering binnen een redelijke termijn na het plaatsen van de bestelling.”
Voor de andere silo, aangeduid als ‘SM15’, is in de memorie van Mortelcentrales een vergelijkbare motivering gegeven.
6.12.
Het hof constateert dat Mortelcentrales niet heeft toegelicht dat, en zo ja, op welke wijze er een concrete leveringsdatum tussen partijen is overeengekomen. De blote stelling dat ‘conform afspraak in de eerste week van september 2018 moest worden geleverd’ is ontoereikend in het licht van het standpunt van Poggi in haar memorie, inhoudende dat partijen bij het sluiten van de overeenkomsten op de wijze zoals partijen dat deden (zie rov. 6.9. hierboven) geen leveringstermijnen afspraken en dat deze ook niet op de orderbevestigingen en de facturen zijn vermeld. In de praktijk werden uiteenlopende leveringstermijnen gehanteerd, aldus Poggi. Mortelcentrales heeft haar stelling dat partijen concrete leveringstermijnen overeenkwamen ook ter zitting niet nader gemotiveerd. Het hof verwerpt daarom de stelling dat partijen concrete leveringstermijnen zijn overeengekomen als bedoeld in artikel 33, aanhef en sub a en b WKV. De stelling van Mortelcentrales dat Poggi de silo’s niet binnen een redelijke termijn als bedoeld in artikel 33, aanhef en sub c WKV heeft geleverd verwerpt het hof eveneens omdat een deugdelijke motivering ervan ontbreekt. Mortelcentrales heeft niet toegelicht binnen welke termijnen de voorafgaand aan 2018 geleverde silo’s werden geleverd. Ook heeft zij niet toegelicht welke leveringstermijnen in de silobranche gebruikelijk zijn gelet op de aard van het fabricageproces van silo’s als hier aan de orde. Poggi wijst voorts terecht op de inconsistentie in het betoog van Mortelcentrales waar zij in randnummer 26 van de memorie van grieven vermeldt dat de silo (OR36) voor Norder in december 2017 is besteld en in augustus 2018 is geleverd ‘zoals afgesproken’ - binnen een termijn van acht maanden, zo constateert het hof -, waarna zij in hetzelfde randnummer betoogt dat ‘de levering zes maanden na het plaatsen van een bestelling geen levering is binnen een redelijke termijn na het plaatsen van de bestelling’. Waarom een leveringstermijn van acht maanden in het ene geval redelijk is en een leveringstermijn van zes maanden in het andere geval niet, is zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet te begrijpen. Mortelcentrales heeft ook op dit punt bewijs door middel van getuigen aangeboden. Bij gebreke van te bewijzen stellingen is voor bewijslevering geen plaats. Voor zover Mortelcentrales doelt op de gestelde levering van het schroefsysteem van de silo (OR36) voor Norder van zes weken na augustus 2018, geldt dat evenmin is onderbouwd waarom dat niet een redelijke termijn na het sluiten van de overeenkomst is. Ook al zou dat de overschrijding van de termijn van acht maanden met zes weken betekenen. Gelet op de onvoldoende onderbouwing is bewijslevering niet aan de orde.
De slotsom
7.1.
Uit de vorenstaande beoordeling volgt dat de grieven 1 t/m 3 falen. Dat leidt het hof tot het oordeel dat de rechtbank de vorderingen van Mortelcentrales bij gebreke van een deugdelijke feitelijke en juridische grondslag terecht heeft afgewezen en haar terecht in de proceskosten van Poggi heeft veroordeeld. Dat brengt mee dat grief 4 van Mortelcentrales ook faalt.
7.2.
Het bestreden vonnis van 9 februari 2022 zal worden bekrachtigd, voor zover aangevochten. Mortelcentrales wordt als de in het hoger beroep in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van Poggi veroordeeld, zoals is gevorderd vermeerderd met wettelijke rente en inclusief nakosten, een en ander uitvoerbaar bij voorraad.
De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van Poggi zullen worden vastgesteld op:
- griffierecht € 5.689,00
- voor salaris advocaat overeenkomstig het liquidatietarief:
2 punten x € 4.316,00 (tarief VI) € 8.632,00
Volgens vaste rechtspraak levert een kostenveroordeling ook voor de nakosten een executoriale titel op. Een veroordeling tot betaling van de proceskosten en de wettelijke rente daarover omvat dus een veroordeling tot betaling van de nakosten en de wettelijke rente daarover, met dien verstande dat de wettelijke rente over de nakosten die zijn verbonden aan noodzakelijke betekening van de uitspraak, is verschuldigd vanaf veertien dagen na die betekening. Het hof zal de nakosten en de wettelijke rente daarover niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling vermelden.

7.De uitspraak

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep van de rechtbank van 9 februari 2022, voor zover dit aan het oordeel van het hof is onderworpen;
veroordeelt Mortelcentrales in de proceskosten van het hoger beroep, en begroot die kosten tot op heden aan de zijde van Poggi op € 5.689,- aan griffierecht en op € 8.632,- aan salaris advocaat, en bepaalt dat deze bedragen binnen veertien dagen na de dag van deze uitspraak moeten zijn voldaan, bij gebreke waarvan deze bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW daarover vanaf het einde van voormelde termijn tot aan de dag der voldoening;
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. P.W.A. van Geloven, Y.L.L.A.M. Delfos-Roy en T. van Malssen en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 30 januari 2024.
griffier rolraadsheer