ECLI:NL:GHSHE:2024:2410

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
6 maart 2024
Publicatiedatum
24 juli 2024
Zaaknummer
20-001644-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnissen van de rechtbank Zeeland-West-Brabant inzake belaging en bedreiging

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 6 maart 2024 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de vonnissen van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte, geboren in 1989 en thans gedetineerd in P.I. Rotterdam, is in eerste aanleg veroordeeld voor belaging en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De rechtbank had de verdachte vrijgesproken van enkele feiten, maar hem ook veroordeeld tot gevangenisstraffen van 1 tot 8 maanden voor de bewezenverklaarde feiten. De officier van justitie heeft hoger beroep ingesteld tegen de vrijspraak en de verdachte heeft ook hoger beroep ingesteld tegen de veroordelingen. Het hof heeft de zaken gevoegd en heeft de verdachte opnieuw beoordeeld. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan belaging van zijn moeder en oma, en bedreiging van zijn voormalig raadsvrouw. De verdachte heeft herhaaldelijk dreigende berichten gestuurd, waarin hij onder andere met zelfmoord dreigde en zijn familie bedreigde. Het hof heeft de eerdere vonnissen vernietigd en de verdachte ter beschikking gesteld met de maatregel van verpleging van overheidswege opgelegd, gezien de ernst van de feiten en het risico op herhaling. De verdachte is als gevolg van zijn psychische problematiek in verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht. De uitspraak benadrukt de noodzaak van behandeling en de bescherming van de maatschappij.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001644-21 (ter terechtzitting gevoegd: 20-000407-22 en 20-001161-23)
Uitspraak : 6 maart 2024
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen de vonnissen van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 22 juni 2021 in de zaak met parketnummer 02-201454-20,
9 februari 2022 in de zaak met parketnummer 02-197464-21 en 13 april 2023 in de zaak met parketnummer 02-089470-22, welke strafzaken in hoger beroep zijn gevoegd, tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1989,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in P.I. Rotterdam, locatie De Schie te Rotterdam.
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep met parketnummer 02-201454-20 heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van feit 5 en ter zake van ‘belaging, meermalen gepleegd’ (feit 1) en drie maal ‘bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht’ (feiten 2, 3 en 4) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met aftrek van voorarrest. Voors heeft de rechtbank het bevel voorlopige hechtenis opgeheven.
De officier van justitie heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Bij vonnis waarvan beroep met parketnummer 02-197464-21 heeft de rechtbank de verdachte ter zake van feit 1 partieel vrijgesproken en ter zake van ‘bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd’ (feit 1) en ‘belaging’ (feit 2) veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden met aftrek van voorarrest. Verder heeft de rechtbank aan de verdachte de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid, inhoudende een contactverbod en een gebiedsverbod, opgelegd en is het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven met ingang van de dag dat het voorarrest gelijk is aan de opgelegde gevangenisstraf.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
De rechtbank heeft bij vonnis waarvan beroep met parketnummer 02-089470-22 de tenlastegelegde feiten bewezenverklaard en heeft verklaard dat dit de eendaadse samenloop van ‘belaging’ (feit 1), ‘bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of zware mishandeling’ (feit 2) en ‘poging tot een ander door bedreiging met geweld gericht tegen die ander, wederrechtelijk dwingen iets niet te doen’ (feit 3) oplevert. De verdachte is vervolgens ter zake van die feiten veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van één maand, met aftrek van voorarrest. Daarnaast zijn aan de verdachte twee maatregelen strekkende tot beperking van de vrijheid, inhoudende een contactverbod en een gebiedsverbod, opgelegd en is bevolen dat deze maatregelen dadelijk uitvoerbaar zijn. Voorts is het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven.
De officier van justitie heeft tegen voormeld vonnis beperkt hoger beroep ingesteld.
Voeging
De strafzaak met parketnummer 02-201454-20 is bij het hof geregistreerd onder parketnummer 20-001644-21 (hierna: zaak A).
De strafzaak met parketnummer 02-197464-21 is bij het hof geregistreerd onder parketnummer 20-000407-22 (hierna: zaak B).
De strafzaak met parketnummer 02-089470-22 is bij het hof geregistreerd onder parketnummer 20-001161-23 (hierna: zaak C).
Ter terechtzitting in hoger beroep op 4 oktober 2023 zijn voormelde zaken met parketnummers 20-000407-22 en 20-001161-23 bij de zaak met parketnummer 20-001644-21 gevoegd.
Omvang van het hoger beroep
Zaak C
Het hoger beroep in zaak C is bij appelakte uitdrukkelijk beperkt tot de veroordeling ter zake van hetgeen aan de verdachte onder feit 2 is tenlastegelegd.
Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft mitsdien uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis in de zaak C dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Het hof zal op de voet van het bepaalde in artikel 423, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) afzonderlijk een straf bepalen voor het door de rechtbank onder de feiten 1 en 3 bewezenverklaarde in zaak C dat in hoger beroep niet aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de vonnissen waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de verdachte conform het vonnis van de rechtbank in zaak B ter zake van feit 1 partieel zal vrijspreken van - zo begrijpt het hof - het bedreigen van zijn familie en/of politieagenten door middel van de onder de gedachtestreepjes 1 tot en met 5, 8 en 9, weergegeven verfeitelijking en de verdachte ter zake van de feiten 1, 2, 3 en 4 in zaak A, de feiten 1 (partieel) en 2 in zaak B en feit 2 in zaak C zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van voorarrest. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de niet op voorhand gemaximeerde maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging zal gelasten. Ten slotte heeft de advocaat-generaal gevorderd ter zake van de feiten 1 en 3 in zaak C, conform het bepaalde in artikel 423, vierde lid, Sv, de straf te bepalen op een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand, met aftrek van voorarrest.
De raadsman van de verdachte heeft primair vrijspraak bepleit voor alle tenlastegelegde feiten. Subsidiair heeft de raadsman een strafmaatverweer gevoerd, in die zin dat moet worden afgezien van oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging. Meer subsidiair is verzocht de tbs-maatregel met dwangverpleging hoogstens gemaximeerd op te leggen. Met betrekking tot de feiten 1 en 3 onder zaak C, waarvoor het hof een straf dient te bepalen op grond van het bepaalde in artikel 423, vierde lid, Sv, heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Zaak A
Het hoger beroep is door de officier van justitie in zaak A onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak van het onder feit 5 tenlastegelegde. Nu de officier van justitie in de appelschriftuur te kennen heeft gegeven dat het hoger beroep uitdrukkelijk niet is gericht tegen de vrijspraak van feit 5 en de advocaat-generaal dit ter terechtzitting in hoger beroep van 21 februari 2024 heeft herhaald en bevestigd, zal het hof de officier van justitie op de voet van het bepaalde in artikel 416, derde lid, Sv in zoverre niet-ontvankelijk verklaren in het hoger beroep, nu er geen grond dan wel belang is om tot onderzoek van de zaak voor dit feit over te gaan.
Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis in zaak A dat aan het oordeel van het hof is onderworpen
Zaak B
Het hoger beroep in zaak B is door de verdachte onbeperkt ingesteld en derhalve mede gericht tegen de partiële vrijspraak van feit 1, te weten de vrijspraak van de bedreigingen van verdachtes familie en/of politieagenten met de onder de gedachtestreepjes 1 tot en met 5, 8 en 9 weergegeven verfeitelijking. Anders dan de advocaat-generaal, maar met de verdediging, is het hof van oordeel dat deze partiële vrijspraak als een beschermde vrijspraak moet worden beschouwd. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, Sv staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het namens hem ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de partiële vrijspraak van feit 1.
Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis in zaak B dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Vonnissen waarvan beroep
De beroepen vonnissen in de zaken A, B en C zullen worden vernietigd reeds omdat de zaken in hoger beroep door het hof zijn gevoegd.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is, voor zover nog aan het oordeel van het hof onderworpen, tenlastegelegd dat:
In zaak A:
1.
hij te Terneuzen, althans in Nederland, op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 maart 2020 tot en met 30 juli 2020 wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten
die van [slachtoffer 1] , door veelvuldig (al dan niet bedreigende) mails en/of spraakberichten te sturen, en/of
die van [slachtoffer 2] , door veelvuldig
- ' s nachts aan de deur te staan en/of aan te bellen en/of zich aldaar op te houden en/of
- ( al dan niet dreigende) sms-berichten te sturen,
met het oogmerk die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
2.
hij op een tijdstip in of omstreeks de periode van 21 juli 2020 tot en met 23 juli 2020 te Terneuzen, althans Nederland, [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk de voicemail van verdachtes moeder ingesproken, inhoudende: "Maar als dat niet doorgaat, is mijn enige droom dokter [slachtoffer 3] zijn kop eraf knallen, liefste met een zaag zijn hoofd van zijn romp afzagen. Dat verdient hij." en/of "Als ik niet de steun krijg die ik vraag dan loopt het uit op zelfmoord of bloedvergieten en niets anders.", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, welke dreigende woorden gericht waren aan en/of bestemd voor voornoemde [slachtoffer 3] ;
3.
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 2 juli 2020 tot en met 3 augustus 2020 te Terneuzen [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling door die [slachtoffer 4] dreigend de woorden toe te voegen "Ik vermoord [slachtoffer 4] " en/of "Niet omdat ik dat wil, maar omdat mijn woede zo groot is, omdat het onrecht zo groot is, dat ik jullie het liefst allemaal een voor een afmaak. Maar dat nemen jullie niet serieus, echt ik zweer het je [slachtoffer 4] . Als jij nu voor mijn ogen stond, dan stook ik je hartstikke kanker dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
4.
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 17 juli 2020 tot en met 23 juli 2020 te Terneuzen [slachtoffer 5] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling door die [slachtoffer 5] dreigend de woorden toe te voegen "Euh, morgen overmorgen of die dag erna ik ga door. Ik ga door. Ik ga door. Totdat ik jullie allemaal afslacht" en/of "en als ik geen euthanasie mag plegen dan vermoord ik jullie allemaal" en/of "en als jullie mij nog 1x negeren vermoord ik heel mijn familie, zo duidelijk?", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
In zaak B:1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juli 2021 tot en met 23 juli 2021 te Vlissingen en/of Sint Jansteen, gemeente Hulst, in elk geval in Nederland, [slachtoffer 6] en/of (onbekende) anderen heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling door die [slachtoffer 6] (middels e-mail en/of geluidsfragmenten) dreigend de woorden toe te voegen:
- " Misschien is het tijd, dat ik een wapen ga regelen, en effe naar Terneuzen kom en vervolgens de auto pak en naar Sint Jansteen ga en vervolgens iedereen afmaak die hier mijn leven nog steeds wil kapot maken. Misschien is dat een betere optie, dan zelfmoord...", en/of
- " Ik heb binnen twee dagen een wapen maak je echt geen zoruge hoor... dan kunnen we het ook gaan doen en dan schiet ik me daarna door me eigen kankerkop ja?, maar dan neem ik eerst effe wraak voor wat jullie mij allemaal hebben aangedaan TWAALEF JAAR LANG!!!", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2021 tot en met 23 juli 2021 te Vlissingen en/of Sint Jansteen, gemeente Hulst, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 6] , door die [slachtoffer 6] veelvuldig te mailen en/of te bellen en/of berichten te sturen (via social media) met het oogmerk die [slachtoffer 6] te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
In zaak C:
2.
hij op of omstreeks 7 april 2022 te Sint Jansteen, gemeente Hulst, althans in Nederland, [slachtoffer 6] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling door die [slachtoffer 6] (middels e-mail) dreigend de woorden toe te voegen: "Zou die judas, die vrouw die een persoon al twaalf jaar smekend om hulp, een in en in goed mens die al twaalf jaar om hulp vraagt... al de blokkeer knop gevonden hebben jij vieze vuile dikke vette kankerzeug die jij bent. Dat je kankerdood neerval. Als jij denkt dat ik ooit de moeite zou nemen zo'n gedrocht op te zoeken... jij bent de meest zielige persoon die ik ooit in mijn leven ben tegengekomen en jij zou beter je excuses aanbieden. En wees blij dat ik net als altijd zelfmoord pleeg om dit al 12 jaren voortdurende onrecht te stoppen. En jij , als jij nog eenmaal durft aangifte tegen mij te doen, terwijl ik je om hulp vroeg.. dan kom ik je wel opzoeken kankerhoer die je bent. Praat nog één keer over mij. Feze 8 maanden, jr excuses en op je fokking knieën fa je zitten", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak A onder 1, 2, 3 en 4 en in de zaak met parketnummer B onder 1 en 2 en in de zaak C onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
In zaak A:1.
hij te Terneuzen in de periode van 1 maart 2020 tot en met 30 juli 2020 wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten
die van [slachtoffer 1] , door veelvuldig (al dan niet bedreigende) mails en spraakberichten te sturen, en
die van [slachtoffer 2] , door veelvuldig
- ' s nachts aan de deur te staan en aan te bellen en zich aldaar op te houden en
- ( al dan niet dreigende) sms-berichten te sturen,
met het oogmerk die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te dwingen iets te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
2.
hij op een tijdstip de periode van 21 juli 2020 tot en met 23 juli 2020 te Terneuzen [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk de voicemail van verdachtes moeder ingesproken, inhoudende: "Maar als dat niet doorgaat, is mijn enige droom dokter [slachtoffer 3] zijn kop eraf knallen, liefste met een zaag zijn hoofd van zijn romp afzagen. Dat verdient hij.";
3.
hij op tijdstippen in de periode van 2 juli 2020 tot en met 3 augustus 2020 te Terneuzen [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door die [slachtoffer 4] dreigend de woorden toe te voegen "Ik vermoord [slachtoffer 4] " en "Niet omdat ik dat wil, maar omdat mijn woede zo groot is, omdat het onrecht zo groot is, dat ik jullie het liefst allemaal een voor een afmaak. Maar dat nemen jullie niet serieus, echt ik zweer het je [slachtoffer 4] . Als jij nu voor mijn ogen stond, dan stook ik je hartstikke kanker dood";
4.
hij op tijdstippen in de periode van 17 juli 2020 tot en met 23 juli 2020 te Terneuzen [slachtoffer 5] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door die [slachtoffer 5] dreigend de woorden toe te voegen "Euh, morgen overmorgen of die dag erna ik ga door. Ik ga door. Ik ga door. Totdat ik jullie allemaal afslacht" en "en als ik geen euthanasie mag plegen dan vermoord ik jullie allemaal en "en als jullie mij nog 1x negeren vermoord ik heel mijn familie, zo duidelijk?";
In zaak B:
1.
hij in de periode van 1 juli 2021 tot en met 14 juli 2021 te Sint Jansteen, gemeente Hulst, [slachtoffer 6] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door die [slachtoffer 6] (middels geluidsfragment) dreigend de woorden toe te voegen:
- " Misschien is het tijd, dat ik een wapen ga regelen, en effe naar Terneuzen kom en vervolgens de auto pak en naar Sint Jansteen ga en vervolgens iedereen afmaak die hier mijn leven nog steeds wil kapot maken. Misschien is dat een betere optie, dan zelfmoord...", en
- " Ik heb binnen twee dagen een wapen maak je echt geen zoruge hoor... dan kunnen we het ook gaan doen en dan schiet ik me daarna door me eigen kankerkop ja?, maar dan neem ik eerst effe wraak voor wat jullie mij allemaal hebben aangedaan TWAALEF JAAR LANG!!!";
2.
hij in de periode van 1 juli 2021 tot en met 23 juli 2021 in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer 6] , door die [slachtoffer 6] veelvuldig te mailen en te bellen en berichten te sturen met het oogmerk die [slachtoffer 6] te dwingen iets te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
In zaak C:2.
hij op 7 april 2022 te Sint Jansteen, gemeente Hulst, [slachtoffer 6] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 6] (middels e-mail) dreigend de woorden toe te voegen: "Zou die judas, die vrouw die een persoon al twaalf jaar smekend om hulp, een in en in goed mens die al twaalf jaar om hulp vraagt... al de blokkeer knop gevonden hebben jij vieze vuile dikke vette kankerzeug die jij bent. Dat je kankerdood neerval. Als jij denkt dat ik ooit de moeite zou nemen zo'n gedrocht op te zoeken... jij bent de meest zielige persoon die ik ooit in mijn leven ben tegengekomen en jij zou beter je excuses aanbieden. En wees blij dat ik net als altijd zelfmoord pleeg om dit al 12 jaren voortdurende onrecht te stoppen. En jij, als jij nog eenmaal durft aangifte tegen mij te doen, terwijl ik je om hulp vroeg.. dan kom ik je wel opzoeken kankerhoer die je bent. Praat nog één keer over mij. Feze 8 maanden, jr excuses en op je fokking knieën fa je zitten".
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard in de zaken A, B en C, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Omwille van de leesbaarheid van dit arrest worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aan dit arrest gehechte bewijsmiddelenbijlage. De daarin vervatte bewijsmiddelen maken integraal deel uit van dit arrest.
Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van de zaken A, B en C
De raadsman van de verdachte heeft, overeenkomstig de overgelegde pleitnota, ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit. Daartoe is ten aanzien van de tenlastegelegde belagingsfeiten samengevat aangevoerd dat er geen sprake is van een stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van aangevers. Verder heeft de raadsman van de verdachte uitdrukkelijk verwezen naar de gevoerde verweren in eerste aanleg hieromtrent, onder meer inhoudende dat geen sprake is van een wederrechtelijke inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1] , nu er slechts enkele berichten zijn gestuurd en [slachtoffer 1] de moeder en huurbaas van de verdachte is, waarmee de verdachte contact wilde hebben, hetgeen niet wederrechtelijk is. Bovendien is gesteld dat de verdachte nooit de intentie of het opzet heeft gehad op een dergelijke inbreuk.
Met betrekking tot de tenlastegelegde bedreigingen heeft de raadsman samengevat aangevoerd dat de verdachte geen opzet heeft gehad om aangevers te bedreigen. De bewoordingen van de verdachte dienen gezien te worden als een emotionele ontlading, waardoor deze, gelet op de context, niet hebben kunnen leiden tot de redelijke vrees dat aangevers door toedoen van de verdachte het leven zouden verliezen of zwaar lichamelijk letsel zouden kunnen oplopen.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Ten aanzien van feit 1 (zaak A) en feit 2 (zaak B)
Ter beoordeling van de vraag of sprake is van belaging, als bedoeld in artikel 285b, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sr), stelt het hof voorop dat betekenis toekomt aan verschillende factoren, waaronder de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer. Deze in aanmerking te nemen beoordelingsfactoren zijn daarbij in zekere mate communicerende vaten. Het gaat in dat verband niet zozeer om een weging van elke factor op zichzelf, maar om de waardering van het gehele handelen van de verdachte en de vraag of dat handelen, in zijn totaliteit bezien, voldoet aan de eisen die aan belaging in artikel 285b, eerste lid, Sr worden gesteld. In dat verband geldt voorts dat een eventuele korte duur en een geringe frequentie van de gedragingen van verdachte kunnen worden gecompenseerd door de andere criteria, zoals de indringendheid en de aard van de gedragingen en de invloed van die gedragingen op het persoonlijke leven van de getroffene.
Feit 1 (zaak A)
Het hof stelt op grond van de gebezigde bewijsmiddelen samenvattend vast dat de verdachte in de periode van 1 maart tot en met 30 juli 2020 veelvuldig (al dan niet (be)dreigende) e-mails en spraakberichten naar zijn moeder [slachtoffer 1] heeft gestuurd. De verdachte heeft verder in diezelfde periode meermalen ’s nachts bij zijn oma [slachtoffer 2] aan de deur gestaan, aangebeld en zich bij haar woning opgehouden. Daarnaast heeft hij ook naar [slachtoffer 2] een ruime hoeveelheid (al dan niet (be)dreigende) sms-berichten gestuurd.
Van belaging kan eerst sprake zijn indien sprake is van inbreuken op de persoonlijke levenssfeer die een stelselmatig karakter hebben. Het hof is van oordeel dat de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de hiervoor vastgestelde gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van zijn moeder en zijn oma naar objectieve maatstaven zodanig zijn geweest dat van stelselmatige inbreuken op hun persoonlijke levenssfeer sprake is geweest. Daarbij verwijst het hof in het bijzonder naar de inhoud van de e-mail-, spraak- en sms-berichten en de omstandigheid dat deze veelvuldig op meerdere momenten binnen de bewezenverklaarde pleegperiode zijn gestuurd. Uit deze berichten komt naar voren dat de verdachte herhaaldelijk op (be)dreigende en indringende wijze heeft geprobeerd zijn moeder en zijn oma te dwingen hem (financiële) hulp te bieden. Zo volgt immers uit de door [slachtoffer 2] overgelegde screenshots dat de verdachte schrijft ‘Ben in doodsnood voor niks, schiet op en help me nu’ en ‘het enige dat ik vraag is een lening via de notaris en dan geef ik mama alle liefde die ze verdiend (…)’. Ook dreigt de verdachte in deze berichten herhaaldelijk met het plegen van zelfmoord. Daarnaast begaf verdachte zich bij herhaling in de nacht naar de flat van zijn oma en drong hij zich op door aan te bellen. Zowel zijn moeder als zijn oma heeft van verdachtes gedragingen (psychisch) last ondervonden. Het hof is, anders dan de verdediging, van oordeel dat er sprake is van een stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer. De verdachte heeft op meerdere dagen naar zijn oma sms-berichten gestuurd, waardoor het verweer van de verdediging zoals gevoerd in eerste aanleg, inhoudende dat de berichten elkaar opvolgen en derhalve als één bericht kunnen worden gezien, niet opgaat. Daarnaast heeft de verdachte bij zijn oma een aantal keren in de nacht bij de flat aan de deur staan bellen. Deze handelingen moeten in onderlinge samenhang worden bezien. Voorts heeft de verdachte veelvuldig e-mail- en spraakberichten naar zijn moeder gestuurd.
Tot slot moet er sprake zijn van een opzettelijke inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Hiervan is naar het oordeel van het hof reeds sprake, nu onomstotelijk uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte duidelijk is gemaakt te stoppen met zijn gedragingen en hem duidelijk was dat aangeefsters geen contact met verdachte wensten, hetgeen hem evenwel niet ervan heeft weerhouden door te gaan.
Het hof is aldus van oordeel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan belaging van zowel zijn moeder als oma. Dat [slachtoffer 1] de moeder en huurbaas van de verdachte was, maakt dit naar het oordeel van het hof niet anders.
Het hof verwerpt mitsdien het verweer van de verdediging in volle omvang.
Resumerend acht het hof, op grond van het vorenoverwogene en de gebezigde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de belaging van aangeefsters [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] op de wijze zoals in de bewezenverklaring is vermeld.
Feit 2 (zaak B)
Het hof stelt op grond van de gebezigde bewijsmiddelen vast dat de verdachte in de periode van 1 juli 2021 tot en met 23 juli 2021 78 e-mailberichten heeft verstuurd naar aangeefster, zijn voormalig raadsvrouw, [slachtoffer 6] . Deze e-mailberichten bevatten onder meer links naar websites, tekstberichten en spraakberichten. Ook heeft de verdachte aangeefster in deze periode gebeld en voicemailberichten ingesproken. Aangeefster heeft meerdere keren bij de verdachte aangegeven dat zij niet wil dat hij deze berichten stuurt en dat hij haar en anderen bedreigt en schoffeert. De verdachte heeft in zijn verhoor bij de politie verklaard dat hij [slachtoffer 6] vroeg om in actie te komen.
Het hof is van oordeel dat de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de hiervoor vastgestelde gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van zijn voormalig raadsvrouw naar objectieve maatstaven zodanig zijn geweest dat van een stelselmatige inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer sprake is geweest. Daarbij verwijst het hof in het bijzonder naar de inhoud van de e-mail- en spraakberichten. Uit deze berichten komt onder meer naar voren dat de verdachte herhaaldelijk en op indringende wijze dreigt met het plegen van zelfmoord of het vermoorden van anderen. Aangeefster [slachtoffer 6] heeft hiervan, blijkens haar aangifte, angst ondervonden. Het hof is, anders dan de verdediging, van oordeel dat er sprake is van een stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster. De verdachte heeft immers in een periode van 23 dagen 78 berichten verstuurd. Naar het oordeel van het hof geschiedde die stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer 6] opzettelijk, nu ook hier onomstotelijk uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte duidelijk is gemaakt te stoppen met zijn gedragingen, hetgeen hem niet ervan weerhield door te gaan.
Het hof verwerpt mitsdien het verweer van de verdediging in volle omvang.
Resumerend acht het hof, op grond van het vorenoverwogene en de gebezigde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de belaging van aangeefster [slachtoffer 6] op de wijze zoals in de bewezenverklaring is vermeld.
Ten aanzien van feit 2, 3 en 4 (zaak A), feit 1 (zaak B) en feit 2 (zaak C)
Voor een veroordeling ter zake van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht dan wel met zware mishandeling is onder meer vereist dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde de redelijke vrees kon ontstaan dat zij het leven zou kunnen verliezen respectievelijk zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen en dat het opzet van de verdachte daarop was gericht.
Ten aanzien van feiten 2, 3 en 4 (zaak A)
Het hof is van oordeel dat de door de verdachte gedane uitlatingen jegens [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en zijn zus [slachtoffer 5] op zichzelf en objectief bezien dreigend van aard zijn en geschikt zijn om bij hen vorenbedoelde redelijke vrees te doen ontstaan. Voorts blijkt uit de aangiftes dat zij de bedreigingen, in de context waarin deze plaatsvonden, ook hebben opgevat als bedreigingen met de dood aan hun adres. De door de raadsman genoemde omstandigheden, namelijk dat de bewoordingen dienen te worden gezien als een emotionele uitlating, doen aan het bedreigende karakter van zijn uitlatingen niets af. Er is naar het oordeel van het hof eveneens sprake van opzet aan de zijde van de verdachte. De verdachte heeft immers door het onomwonden bezigen van dergelijke ongenuanceerde teksten waarbij hij op indringende wijze ten gehore heeft gebracht hoe het leven van aangevers te beëindigen de minst genomen aanmerkelijke kans op het doen van ontstaan van de redelijke vrees bij de aangevers dat zij het leven zouden verliezen bewust aanvaard.
Het hof verwerpt mitsdien het verweer van de verdediging in alle onderdelen.
Resumerend acht het hof, op grond van het vorenoverwogene en de gebezigde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging van [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en zijn zus [slachtoffer 5] op de wijze zoals in de bewezenverklaring is vermeld.
Ten aanzien van feit 1 (zaak B)
Het hof is van oordeel dat de inhoud van de door de verdachte aan aangeefster [slachtoffer 6] gestuurde spraakberichten op zichzelf en objectief bezien dreigend van aard zijn en geschikt zijn om bij aangeefster [slachtoffer 6] vorenbedoelde vrees te doen ontstaan. Daarnaast volgt uit de aangifte dat zij de bedreiging, in de context waarin deze plaatsvond, ook heeft opgevat als een bedreiging met de dood. De door de raadsman genoemde omstandigheden, namelijk dat de bewoordingen dienen te worden gezien als een emotionele uitlating, doen aan het bedreigende karakter van zijn uitlatingen niets af. Er is naar het oordeel van het hof eveneens sprake van opzet aan de zijde van de verdachte. De verdachte heeft immers door het onomwonden bezigen van dergelijke ongenuanceerde teksten waarbij hij op indringende wijze ten gehore heeft gebracht hoe het leven van aangeefster te beëindigen de minst genomen aanmerkelijke kans op het doen van ontstaan van de redelijke vrees bij aangeefster dat zij het leven zou verliezen bewust aanvaard.
Het hof verwerpt mitsdien het verweer van de verdediging.
Resumerend acht het hof, op grond van het vorenoverwogene en de gebezigde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging van [slachtoffer 6] op de wijze zoals in de bewezenverklaring is vermeld.
Ten aanzien van feit 2 (zaak C)
Het hof is van oordeel dat de inhoud van het door de verdachte gestuurde e-mailbericht op zichzelf en objectief bezien dreigend van aard is en geschikt is om bij aangeefster [slachtoffer 6] de vorenbedoelde vrees te doen ontstaan. Uit de aangifte [slachtoffer 6] volgt voorts dat zij daadwerkelijk de redelijke vrees had dat de verdachte haar iets aan zou gaan doen en dat zij het beangstigend vindt dat zonder enige aanleiding de pijlen van de verdachte op haar zijn gericht. De door de raadsman genoemde omstandigheden, namelijk dat de bewoordingen dienen te worden gezien als een emotionele uitlating, doen aan het bedreigende karakter van zijn uitlatingen niets af. Er is naar het oordeel van het hof eveneens sprake van opzet aan de zijde van de verdachte. De verdachte heeft immers door het onomwonden bezigen van een dergelijke ongenuanceerde tekst waarbij hij op indringende wijze te berde heeft gebracht hoe laatdunkend hij over aangeefster denkt, haar dood wenst, haar beschimpt en voorwaardelijk aankondigt haar fysiek te bejegenen, de minst genomen aanmerkelijke kans op het doen van ontstaan van de redelijke vrees bij aangeefster dat zij het leven zou verliezen of haar fysiek iets ernstigs zou worden aangedaan in de gegeven omstandigheden bewust aanvaard.
Het hof verwerpt mitsdien het verweer van de verdediging.
Resumerend acht het hof, op grond van het vorenoverwogene en de gebezigde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging van [slachtoffer 6] op de wijze zoals in de bewezenverklaring is vermeld.
Ten aanzien van de zaken A, B en C
Ten slotte overweegt het hof dat al het bewezenverklaarde berust op de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd. Daarbij wordt elk bewijsmiddel – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het in de zaak A onder 1 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:

belaging, meermalen gepleegd.

Het in de zaak A onder 2 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:

bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Het in de zaak A onder 3 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:

bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.

Het in de zaak A onder 4 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:

bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.

Het in de zaak B onder 1 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:

bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Het in de zaak B onder 2 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:

belaging.

Het in de zaak C onder 2 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
in eendaadse samenloop begaan met de niet aan het oordeel van het hof onderworpen feiten 1 en 3:

bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of zware mishandeling.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van voorarrest. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de niet op voorhand gemaximeerde maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege
(hierna: tbs met dwangverpleging)aan de verdachte zal opleggen. Ten slotte heeft de advocaat-generaal gevorderd ter zake van de feiten 1 en 3 in zaak C, conform het bepaalde in artikel 423, vierde lid, Sv, de straf te bepalen op een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand, met aftrek van voorarrest.
De raadsman van de verdachte heeft bepleit dat van het opleggen van een tbs-maatregel met dwangverpleging behoort te worden afgezien, nu oplegging daarvan niet proportioneel is. Indien het hof desondanks overgaat tot het opleggen van de tbs-maatregel met dwangverpleging, heeft de raadsman verzocht de tbs-maatregel gemaximeerd op te leggen. Met betrekking tot de feiten 1 en 3 onder zaak C, waarvoor het hof een straf dient te bepalen op grond van het bepaalde in artikel 423, vierde lid, Sv, heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen maatregel gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan belaging van zijn moeder, oma en voormalig raadsvrouw. De verdachte heeft zijn moeder, oma en raadsvrouw veelvuldig berichten, waaronder spraak- en voicemailberichten, gestuurd waarin hij onder meer dreigt met zelfmoord of waarin hij dreigt zijn familie te vermoorden of zijn raadsvrouw iets aan te doen. Ook heeft de verdachte zich meermalen opgehouden bij de woning van zijn oma. De verdachte heeft met zijn handelen op een ingrijpende wijze inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers en hen angst en vrees aangejaagd.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan bedreiging van zijn huisarts, een medewerker van de gemeente, zijn zus en zijn voormalig raadsvrouw. De verdachte heeft middels e-mail- en spraakberichten (waaronder luid en schreeuwende wijs) gedreigd de slachtoffers te vermoorden dan wel hen zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Door aldus te handelen heeft de verdachte de slachtoffers angst en vrees aangejaagd en heeft hij enkel oog gehad voor zijn eigen gevoelens van woede, frustratie en ongenoegen. Daar komt nog bij dat de verdachte kort nadat hij uit detentie kwam ter zake van de bedreiging en belaging van zijn raadsvrouw in zaak B, wederom over is gegaan tot het sturen van een dreigend e-mailbericht naar diezelfde raadsvrouw, te weten slachtoffer [slachtoffer 6] . Blijkens de slachtofferverklaring in eerste aanleg heeft het gedrag van de verdachte een grote impact gehad op slachtoffer [slachtoffer 6] . In dit hoger beroep heeft het slachtoffer laten weten dat die impact nog actueel is.
Het hof rekent het de verdachte aan dat hij heeft gehandeld zoals bewezen is verklaard.
Het hof heeft voorts acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 21 december 2023, betrekking hebbende op het justitiële verleden van de verdachte, waaruit onder meer volgt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld ter zake van (soortgelijke) strafbare feiten.
Voorts heeft het hof acht geslagen op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Nu het hof komt tot de oplegging van de maatregel tbs met dwangverpleging (zie hierna), zal het hof in dit geval naast die maatregel niet ook nog een straf opleggen.
Artikel 423, vierde lid, Sv (zaak C)
Het hof zal voorts, gelet op het bepaalde in artikel 423, vierde lid, Sv, een straf bepalen ten aanzien van de niet aan zijn oordeel onderworpen, door de rechtbank in zaak C onder 1 en 3 bewezenverklaarde, feiten. Het hof zal de straf ter zake van deze feiten, gelet op de eendaadse samenloop van deze feiten met het thans bewezenverklaarde feit 2 in zaak C, bepalen op een gevangenisstraf voor de duur van 20 dagen, met aftrek van voorarrest.
Op te leggen maatregel
Met betrekking tot het al dan niet opleggen van de tbs-maatregel overweegt het hof het volgende.
De maatregel van tbs kan door de rechter worden gelast indien de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen dat eist en de rechter tot het oordeel komt dat voldaan is aan de in artikel 37a Sr gestelde voorwaarden. Een van die voorwaarden houdt in dat bij de verdachte ten tijde van het begaan van het feit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond. Daarnaast dient het door de verdachte begane feit een misdrijf te zijn waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld dan wel te behoren tot de expliciet in artikel 37a, eerste lid, aanhef en onder 2, Sr genoemde misdrijven (voor zover hier van belang de misdrijven omschreven in de artikelen 285, eerste lid, en 285b Sr). Indien de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen dit eist, kan tevens worden bevolen dat de verdachte van overheidswege zal worden verpleegd (artikel 37b, eerste lid, Sr). Voor oplegging van de maatregel is voorts vereist dat de rechter beschikt over een advies van ten minste twee gedragsdeskundigen van verschillende disciplines, onder wie een psychiater, die de verdachte hebben onderzocht (artikel 37a, derde lid, Sr). Dit vereiste vervalt indien de verdachte weigert medewerking te verlenen aan het onderzoek door de gedragsdeskundigen (artikel 37a, vierde lid, Sr).
Het hof heeft in de zaken A, B en C kennisgenomen van de verdachte betreffende rapportages, adviezen en trajectconsulten, waaronder:
Het rapport Pro Justitia, locatie Pieter Baan Centrum (PBC), van 14 april 2021, opgesteld door [psychiater 1] , psychiater, en [psycholoog 1] , GZ-psycholoog (zaak A);
Ambulant aanvullend PBC-onderzoek Pro Justitia d.d. 3 april 2023, opgesteld door dr. [psychiater 2] , psychiater/psychoanalyticus, en drs. [psycholoog 1] , GZ-psycholoog (zaak A);
Een trajectconsult d.d. 2 augustus 2021, opgesteld door [psychiater 3] , psychiater (zaak B);
Een trajectconsult d.d. 26 april 2022, opgemaakt door [psychiater 4] , psychiater (zaak C);
Het psychologisch onderzoek Pro Justitia van 26 juli 2022, opgesteld door [psycholoog 2] , GZ-psycholoog (zaak C);
Het psychiatrisch onderzoek Pro Justitia van 1 augustus 2022, opgesteld door [psychiater 5] , psychiater (zaak C).
Met betrekking tot de Pro Justitia rapportage van 14 april 2021 stelt het hof het volgende vast. De verdachte heeft (grotendeels) meegewerkt aan het opstellen van dit Pro Justitia rapport in zaak A. De verdediging heeft echter, blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting van 1 juni 2022, conform het bepaalde in artikel 37a, derde lid, Sv geen instemming verleend om van dit advies, dat eerder dan een jaar voor de aanvang van de terechtzitting is gedagtekend, gebruik te maken. Derhalve is in zaak A op 3 april 2023 een aanvullend PBC-onderzoek Pro Justitia gelast en opgemaakt. Uit dat rapport volgt, zoals hierna aan de orde zal komen, dat de verdachte heeft geweigerd om mee te werken. De verdachte is daardoor aan te merken als een weigerende observandus in de zin van artikel 37a, vierde lid, Sr. Op grond van voornoemde bepaling doet de rechter zich, indien sprake is van een weigerende observandus, zoveel mogelijk een ander advies of rapport overleggen dat hem over de wenselijkheid of noodzakelijkheid van een last als bedoeld in het eerste lid kan voorlichten en aan de totstandkoming waarvan de verdachte wel bereid is om medewerking te verlenen. Het hof zal de Pro Justitia rapportage van 14 april 2021 derhalve aanmerken als een ander advies of rapport als bedoeld in artikel 37a, vierde lid, laatste volzin, Sr en daarvan gebruik maken.
Uit het multidisciplinair tot stand gekomen rapport Pro Justitia van 14 april 2021 (zaak A) volgt onder meer dat er sprake is van een diepgaand en langdurig patroon van sociaal afwijkend gedrag, waarbij problemen bestaan op meerdere levensterreinen en sprake is van afwijkende overtuigingen. Het lukt de verdachte moeilijk om zich in een ander te verplaatsen. De verdachte heeft overtuigingen die aanvaardbaar zouden kunnen zijn. Wanneer het de verdachte niet lukt anderen te overtuigen van zijn denkbeelden blijft hij rigide hangen in zijn denkbeelden, dermate dat dit soms randpsychotisch aan kan doen en waarbij hij ook dreigend over kan komen. De beperkingen in het functioneren van de verdachte lijken grotendeels toe te schrijven aan een kwetsbare persoonlijkheid, waarbij de verdachte vanuit een gevoel van wantrouwen en onveiligheid contacten met anderen nauwelijks kan verdragen, terwijl hij daar tegelijk wel behoefte aan heeft. De verdachte is niet in staat genuanceerd te denken en denkt vaak in zwart-wittermen. Er is bij de verdachte alles overziend sprake van een persoonlijkheidsstoornis met schizotypische (zonderling, achterdocht, merkwaardige wijze van denken, geen hechte vrienden) en borderline (instabiele relaties, stemmingswisselingen, zwart-witdenken, idealiseren en devalueren) trekken, waarbij met name antisociale gedragingen (gebrek aan empathie, externaliseren, bagatelliseren, onverantwoordelijk gedrag) en een narcistische coping de aandacht trekken. Daarnaast is er op grond van de bekende informatie sprake van een stoornis in cannabisgebruik, ernstig, in remissie in gereguleerde omgeving. De rapporteurs concluderen dat bovenstaande speelde ten tijde van het tenlastegelegde. Volgens de rapporteurs is er, hoewel de verdachte forse beperkingen kent vanuit zijn persoonlijkheid, en ondanks de afwijkende overtuigingen, geen volledig verlies van de realiteit. De verdachte weet wat hij doet en weet ook dat het niet goed is om die dreigende mails en dreigende spraakberichten te sturen. De verdachte heeft dan ook nog enige handelsvrijheid, waardoor de tenlastegelegde feiten hem niet volledig zijn toe te rekenen, doch in verminderde mate.
Toepassing van de HCR-20V3, een risicotaxatie-instrument voor een inventarisatie van algemene risicofactoren op gewelddadig gedrag, laat zien dat de verdachte op de historische items matig tot hoog scoort (instabiliteit van relaties, problemen in het arbeidsverleden en het middelengebruik, een persoonlijkheidsstoornis en eerdere onttrekking aan toezicht). Op klinische items scoort de verdachte hoog (gebrek aan zelfinzicht, negatieve opvattingen, impulsiviteit en niet reagerend op behandeling). Op de zogenoemde risicohanteringsitems scoort de verdachte hoog (geringe kans dat plannen slagen, geringe beschikbaarheid persoonlijke steun, niet meewerken aan behandelingsmogelijkheden en een hoog niveau van ervaren stress). De SAPROF, een taxatie-instrument om de beschermende factoren in kaart te brengen, laat zien dat de verdachte weinig beschermende factoren ter inperking van een geweldsrecidive heeft. De verdachte scoort met name laag op de motivationele items (geen werk, geen vrijetijdsbesteding, geen vast inkomen, nauwelijks motivatie voor behandeling) en de externe items (mager sociaal netwerk, geen kwalitatief goede intieme relatie, geen professionele hulpverlening, onttrekking aan toezicht, geen eigen woonplek). Ook op de interne items scoort de verdachte laag (empathie, copingvaardigheden, zelfcontrole). Indien de verdachte onbehandeld zou terugkeren naar de situatie van voor de tenlastegelegde feiten, is de inschatting van de rapporteurs dat er sprake is van een hoog risico op een soortgelijk delict als de thans tenlastegelegde feiten, aangezien bij de verdachte veel risicofactoren kunnen worden onderscheiden en weinig beschermende factoren en de verdachte op de actuariële risicotaxatie-instrumenten binnen een groep met een hoog risico valt.
Om het recidivegevaar op feiten vergelijkbaar met de tenlastegelegde feiten te doen verminderen, is behandeling van de persoonlijkheidsproblematiek en de stoornis in cannabisgebruik noodzakelijk. De verdachte zal met betrekking tot de schizotypische persoonlijkheidstrekken moeten leren niet verstrikt te raken in zijn eigen opvattingen, maar ook oor te hebben voor de opvattingen van anderen. Er zal tevens aandacht moeten zijn voor aspecten die vanuit de borderline persoonlijkheidsstrekken naar voren komen, zoals de relatie met belangrijke anderen, het zelfbeeld van de verdachte en er zal egoversterkende behandeling moeten plaatsvinden. Voordat behandeling daadwerkelijk aan zou kunnen vangen, zal er een behandelrelatie moeten worden opgebouwd. De verdachte is vooralsnog weinig gemotiveerd wegens het vrijwel ontbreken van ziektebesef. Hoewel de verdachte zelf niet vindt dat hij een verslavingsprobleem heeft en het verslavingsprobleem waarschijnlijk secundair is aan de persoonlijkheidsproblematiek, zal ook hier aandacht aan moeten worden besteed. De verdachte zal bij oplopende spanningen makkelijk teruggrijpen op de cannabis met alle gevolgen van dien. Er dient ten slotte aandacht te zijn voor het betrekken van het netwerk van de verdachte. Een systeemgerichte benadering dient binnen een gestructureerd en begeleid kader te worden vormgegeven, daar de verdachte vanuit zijn persoonlijkheidspathologie moeite heeft om het contact met de ander op een goede manier te bewerkstelligen en vast te houden. Nu de verdachte, mede vanwege zijn persoonlijkheidsproblematiek, niet tot nauwelijks gemotiveerd is voor behandeling en ook eerder heeft laten zien niet open te staan voor behandeling, lijkt een verplicht reclasseringscontact met bijzondere voorwaarden geen haalbare kaart. Een tbs met voorwaarden lijkt om dezelfde reden ook niet haalbaar. Een zorgmachtiging is slechts zes maanden geldig en de behandeling zal zeker meer tijd in beslag moeten nemen. Gelet op het ontbrekende ziektebesef en -inzicht van de verdachte, zijn ontbrekende behandelmotivatie, het hoge recidiverisico en het eerder niet slagen van ambulante behandeling en begeleiding, menen de rapporteurs dat enkel een voldoende gestructureerd en beveiligd kader voldoende toereikend zal zijn om de behandeling te kunnen vormgeven. De rapporteurs adviseren derhalve tbs met dwangverpleging op te leggen.
Psychiater [psychiater 3] heeft in zijn bevindingen van het psychiatrisch consult van 2 augustus 2021 in zaak B onder meer overwogen dat de diagnostische bevindingen van het Pieter Baan Centrum van 21 april 2021 zijn gebaseerd op uitvoerig en gedegen onderzoek en dat de gestelde diagnosen van zodanige aard zijn dat zij niet spontaan, in de loop van enkele maanden, in remissie zullen gaan. Het is, anders geformuleerd, naar de mening van [psychiater 3] zeker dat de gestelde diagnosen nog altijd geldig zijn. [psychiater 3] overweegt verder dat, indien oplegging van een tbs met dwangverpleging van de verdachte daadwerkelijk wordt overwogen, de verdachte aanvullend dient te worden onderzocht door een psychiater en psycholoog. Daarop overweegt [psychiater 3] dat de verdachte echter in het recente verleden bij herhaling geweigerd heeft om in gesprek te gaan met gedragsdeskundigen, waaronder met [psychiater 3] zelf, en dat de verdachte zich in dezen uitermate volhardend toont.
Psychiater [psychiater 4] heeft in zijn bevindingen van het psychiatrisch trajectconsult van 26 april 2022 in zaak C onder andere overwogen dat uit het rapport van het Pieter Baan Centrum van april 2021 naar voren komt dat bij de verdachte sprake is van een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met schizotypische en borderlinetrekken en een ernstige stoornis in het gebruik van cannabis. [psychiater 4] heeft overwogen dat bij de beoordeling een beeld wordt gezien dat vergelijkbaar is met wat beschreven staat in de meest recente consultaties strafrechtpleging van het NIFP en het rapport van het Pieter Baan Centrum .
In zaak C is door psychiater [psychiater 5] op 1 augustus 2022 gerapporteerd dat de verdachte weigert medewerking te verlenen aan het psychiatrisch onderzoek, waardoor het niet mogelijk is om zelfstandige conclusies te trekken. [psychiater 5] heeft gerapporteerd dat in eerdere rapporten een consistent beeld wordt gezien van een man met een stoornis in cannabisgebruik en een persoonlijkheidsstoornis (met schizotypische en borderline trekken, antisociale gedragingen en narcistische coping). Over de vraagstelling kan geen uitspraak worden gedaan op basis van het huidige onderzoek. GZ-psycholoog [psycholoog 2] heeft op 26 juli 2022 gerapporteerd dat de verdachte aan heeft gegeven niet mee te willen werken omdat een ander niet over hem hoefde te ‘oordelen’. De verdachte vond dat justitie zijn boosheid als stoornis zag. [psycholoog 2] heeft daarover gerapporteerd dat die visie kan passen in het denkpatroon passend bij de persoonlijkheidsstoornis die in 2021 werd vastgesteld waardoor de verdachte zich vaak ‘onbegrepen, onrecht aangedaan, niet gehoord en in de steek gelaten’ voelt.
Uit het ambulant aanvullend PBC-onderzoek Pro Justitia d.d. 3 april 2023 (zaak A), welk rapport een aanvulling betreft op, tevens actualisatie van, het rapport Pro Justitia van 14 april 2021, volgt dat de verdachte niet heeft meegewerkt aan dit aanvullend onderzoek. Hoewel de mate van ontregeling die de verdachte toont op de komst van de rapporteurs disproportioneel aandoet en duidt op externaliseren en impulsiviteit, en mogelijk ook op verder toenemende achterdocht, welke zich mogelijk ook uitbreidt, is het op basis van deze enkele (indirecte) observatie c.q. uitspraak niet mogelijk om diagnostische conclusies te trekken en/of te bepalen of verdachtes weigering voortkomt vanuit een procespositie of pathologische gronden. Het is voor de rapporteurs niet mogelijk gebleken om nader diagnostisch onderzoek te doen, waardoor ook geen uitspraak kan worden gedaan over een eventueel verband tussen mogelijk pathologie en het tenlastegelegde. Op basis van het dossier kan gesteld worden dat er wel een aantal risicofactoren aan te wijzen is (zoals het externaliseren van problemen en impulsiviteit en mogelijk ook de verder toenemende achterdocht, welke zich mogelijk ook uitbreidt, gezien het gegeven dat bedreigingen zich niet alleen beperken tot de familiekring en de huisarts, het voortzetten van gedrag zoals het tenlastegelegde), die het risico op een delict zoals het tenlastegelegde verhogen. Verder heeft GZ-psycholoog [psycholoog 1] gerapporteerd dat zij de verdachte in 2021 uitgebreid psychologisch heeft kunnen onderzoeken en dat zij qua diagnostiek heeft vastgesteld dat er sprake is van een kwetsbare persoonlijkheidsproblematiek met vooral schizotypische (achterdocht, zonderling, merkwaardige overtuigingen) en borderline (stemmingswisselingen, idealiseren en devalueren, moeite in relatie, zwart-wit denken) kenmerken. In de uitingsvorm (onder andere bedreigingen) worden met name antisociale gedragingen (externaliseren, bagatelliseren, impulsiviteit) en een narcistische coping (zelfoverschatting, gebrek aan empathie, krenkbaarheid) gezien. [psycholoog 1] heeft geen actualisatie-onderzoek kunnen verrichten, waardoor niet vastgesteld kan worden of en, zo ja, in hoeverre de eerder vastgestelde problematiek nog aanwezig is. Het baart echter zorgen dat de verdachte inmiddels één keer is veroordeeld en nogmaals wordt verdacht van een soortgelijk feit. Daarbij kan tevens genoemd worden dat verdachtes reactie op de aanwezigheid van [psycholoog 1] in de PI – evenals andere psychologen en psychiaters van het NIFP – als disproportioneel beschouwd kan worden. De mate van ontregeling alleen op basis van het bericht dat er ambtelijk bezoek is en zeggen dat zij verantwoordelijk zijn voor het feit dat hij vastzit, duidt erop dat in elke geval aspecten als externaliseren en impulsiviteit thans nog aanwezig zijn. Ook kan niet uitgesloten worden dat er bij de verdachte sprake is van steeds verder toenemende en oncorrigeerbare achterdocht (die zich mogelijk ook uitbreidt, gezien ook zijn beschuldigingen naar zijn voormalig advocate en de ontregeling die hij laat zien na de komst van onderzoekers).
Het hof volgt de conclusies van de deskundigen zoals hiervoor weergegeven en legt deze ten grondslag aan zijn beslissing.
Het hof stelt op grond van de rapportages vast dat bij de verdachte ten tijde van het begaan van de bewezenverklaarde feiten in zaak A sprake was van een gebrekkige ontwikkeling en/of ziekelijke stoornis en dat de bewezenverklaarde feiten hem in verminderde mate zijn toe te rekenen. Het hof concludeert voorts op basis van die rapportages dat ook ten tijde van het begaan van de bewezenverklaarde feiten in de zaken B en C sprake was van een gebrekkige ontwikkeling en/of ziekelijke stoornis bij de verdachte en dat ook die feiten hem in verminderde mate zijn toe te rekenen. Deze feiten hebben immers plaatsgevonden in tijd na de feiten in zaak A en uit de opgemaakte stukken en rapportages in de zaken B en C volgt in de kern dat het beeld van de verdachte, zoals geschetst in de Pro Justitia rapportage van 14 april 2021 in zaak A, ook nadien (nog steeds) aanwezig was. Er is sprake van eenzelfde patroon dat door de deskundigen wordt gezien: de verdachte voelt zich onder meer steeds onbegrepen, onrecht aangedaan en in de steek gelaten. Dit beeld van de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep op 21 februari 2024 eveneens bevestigd. Het hof heeft verder geconstateerd dat de door de verdachte begane strafbare feiten misdrijven betreffen als vermeld in artikel 37a, eerste lid, aanhef en onder 2, Sr.
Het hof is van oordeel dat, nu ook aan de overige wettelijke criteria voor het opleggen van de maatregel van tbs is voldaan, de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen eist dat het hof ten aanzien van de verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling zal gelasten. Het hof is, gelet op de ernst van de feiten alsmede de overwegingen van de deskundigen dat er sprake is van een hoog risico op een soortgelijk delict, welk risico zich ook daadwerkelijk heeft verwezenlijkt (in de zaken B en C), voorts van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen de verpleging van overheidswege eist. Het hof zal dan ook gelasten dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld en bevelen dat hij van overheidswege zal worden verpleegd. Anders dan de rechtbank en de verdediging is het hof, gelet op de aard van de stoornis van verdachte, het gezien de opeenvolging van feiten hoge recidiverisico en de aard en de ernst van de thans bewezenverklaarde feiten, van oordeel dat het opleggen van de tbs met dwangverpleging ter zake van de bewezenverklaarde feiten noodzakelijk en geboden is vanuit het oogpunt van beveiliging van de maatschappij.
Gemaximeerde of ongemaximeerde duur van de tbs-maatregel
Artikel 359, zevende lid, Sv bepaalt dat als de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging is opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, het vonnis (zo ook het arrest) dit onder opgave van redenen aangeeft. Dit motiveringsvoorschrift in samenhang met artikel 38e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht heeft het hof aanleiding gegeven zich een oordeel te vormen over de vraag of in de onderhavige zaak sprake is van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Dienaangaande heeft het hof daarbij alle relevante omstandigheden betrokken waaronder: of de bedreiging en/of belaging werd voorafgegaan, vergezeld of gevolgd door niet-verbaal agressief gedrag jegens de bedreigde of belaagde, dan wel of de verbale bedreiging op enigerlei (andere) wijze door niet-verbaal agressief gedrag werd ondersteund, alsmede of aannemelijk was dat de bedreiging zou worden uitgevoerd (vgl. HR 12 februari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY8434, rov. 4.6.).
Het hof overweegt als volgt.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belaging van drie personen alsmede bedreiging van vier personen. Die belaging bestond onder meer uit het versturen van sms-berichten en e-mailberichten, met daarin onder meer (dreigende) spraakberichten, het bellen en inspreken van (dreigende) voicemailberichten en het meerdere keren ophouden in de nacht bij het huis van zijn oma. De bedreigingen jegens verdachtes huisarts, een medewerker van de gemeente, verdachtes zus en verdachtes voormalig raadsvrouw vonden telkens plaats door het toesturen van (e-mail)berichten, met daarin onder meer spraakberichten, en het inspreken van voicemailberichten. Het hof stelt vast dat zowel de belaging als de bedreigingen niet voorafgegaan, vergezeld of gevolgd werden door niet-verbaal agressief gedrag. Er zijn daarnaast geen concrete aanwijzingen dat de verdachte uitvoering zal geven aan de geuite bedreigingen.
Deze omstandigheden hebben het hof ertoe gebracht de feiten ter zake waarvan de terbeschikkingstelling met dwangverpleging wordt opgelegd, niet te beschouwen als misdrijven gericht tegen of gevaar veroorzakend voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, aangezien de belaging en de bedreigingen overwegend verbaal agressief zijn geweest. Dit brengt op grond van artikel 38e, eerste lid, Sr mee dat de totale duur van de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege de periode van vier jaar niet te boven mag gaan.
Gevangenneming
Het hof is na onderzoek van oordeel dat uit de in het arrest opgenomen bewezenverklaring blijkt van ernstige bezwaren tegen de verdachte ter zake van feiten waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Het hof is voorts van oordeel dat blijkt van een gewichtige reden van maatschappelijke veiligheid, welke de onverwijlde vrijheidsbeneming van de verdachte vordert nu er gelet op de persoonlijkheid van de verdachte zoals hiervoor aan de orde is gekomen en gelet op het feit dat verdachte vaker (ook nog onlangs) met politie en justitie in aanraking is gekomen ter zake van misdrijven waaronder bedreiging, ernstig rekening mede moet worden gehouden, dat de verdachte een misdrijf zal begaan waardoor de gezondheid of veiligheid van personen in gevaar kan worden gebracht.
Het hof zal daarom de gevangenneming van de verdachte bevelen (afzonderlijk geminuteerd).
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 37a, 37b, 55, 57, 63, 285 en 285b van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het in de zaak met parketnummer 02-201454-20 (zaak A) onder 5 tenlastegelegde;
verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht de vrijspraak van de bedreigingen van verdachtes familie en/of politieagenten met de onder de gedachtestreepjes 1 tot en met 5, 8 en 9 weergegeven verfeitelijking van het in de zaak met parketnummer 02-197464-21 (zaak B) onder 1 tenlastegelegde;
vernietigt de vonnissen waarvan beroep (parketnummers 02-201454-20, 02-197464-21 en 02-089470-22), voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en doet in zoverre opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 02-201454-20 (zaak A) onder 1, 2, 3 en 4 en in de zaak met parketnummer 02-197464-21 (zaak B) onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 02-089470-22 (zaak C) onder 2 tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het in de zaak met parketnummer 02-201454-20 (zaak A) onder 1, 2, 3 en 4 en in de zaak met parketnummer 02-197464-21 (zaak B) onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 02-089470-22 (zaak C) onder 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gestelden beveelt dat hij van overheidswege zal worden verpleegd;
bepaalt de door de rechtbank opgelegde straf voor het in zaak 02-089470-22 (zaak C) onder 1 en 3 bewezenverklaarde op:

een gevangenisstraf voor de duur van 20 (twintig) dagen;

beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de bepaalde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
beveelt de gevangenneming van de verdachte, welk bevel afzonderlijk is geminuteerd.
Aldus gewezen door:
mr. N.I.B.M. Buljevic, voorzitter,
mr. G.J. Schiffers en mr. R. Lonterman, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M. Peperkamp, griffier,
en op 6 maart 2024 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Lonterman is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
BIJLAGE BEWIJSMIDDELEN
In zaak A:
Hierna wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar het eindproces-verbaal opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , brigadier van politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, District Zeeland, Basisteam Zeeuws-Vlaanderen, registratienummer PL2000-2020203784, gesloten d.d.16 augustus 2020, bevattende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal van politie met doorgenummerde dossierpagina’s 1-116. Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.

1. Proces-verbaal van aangifte d.d. 4 juni 2020, dossierpagina’s 11-12, voor zover inhoudende als verklaring van aangeefster [slachtoffer 2] :

Plaats delict: Terneuzen
Ik wil een klacht doen tegen mijn kleinzoon [verdachte] . Ongeveer 3 maanden geleden heeft hij een aantal keren in de nacht beneden bij de flat aan de deur staan bellen, sinds 23 mei bestookt hij mij met sms-berichten. Sinds die tijd al 28 keer. In die berichten dreigt hij van alles te doen variërend van zelfmoord tot het uitmoorden van de familie.
De berichten zijn bijgevoegd bij mijn aangifte.
[slachtoffer 1] , zijn moeder, is heel erg bang voor [verdachte] . Ik ben bang dat [verdachte] nooit stopt als hij niet tegengehouden wordt.

2. Geschriften, te weten 25 screenshots van sms-berichten gericht aan aangeefster [slachtoffer 2] (dossierpagina’s 15-23), welke als bijlagen zijn gevoegd bij het proces-verbaal van aangifte (dossierpagina’s 11-12)

3. Proces-verbaal van aangifte d.d. 13 juni 2020, dossierpagina’s 24-26, voor zover inhoudende als verklaring van aangeefster [slachtoffer 1] :

Begin dit jaar begon [verdachte] weer meer en meer wartaal uit te slaan en geld te eisen.
Hij kwam dan aan mijn woning. Ik wilde hem geen geld meer geven en vond het contact erg onprettig worden. Ik heb dit toen ook duidelijk gemaakt aan [verdachte] in een mail. Ik heb hem duidelijk aangegeven dat hij niet meer aan de woning moest komen en dat hij ook niet meer moest mailen.
[verdachte] is toch doorgegaan met aan de deur komen van de woning in Terneuzen. Op 2 mei 2020 heb ik een melding gemaakt dat [verdachte] voor de deur stond. Op 3 mei 2020 heb ik een melding gemaakt dat hij voor de deur stond. Op 28 mei 2020 heb ik gebeld naar de politie dat [verdachte] voor de deur stond, op het dak klimt en geld wil.
Ook ontvang ik diverse gesproken berichten van [verdachte] via de mail. Ik open ze niet meer want ik wil het allemaal niet horen. Het is alleen maar dreigende taal en beschuldigingen en dat hij dood wil.
Dit gedrag gaat niet stoppen als hij geen behandeling krijgt. Ik word compleet in mijn leven beperkt. [verdachte] valt mij stelselmatig, structureel lastig, zeg maar gerust dagelijks. Ik moet altijd over mijn schouder kijken of hij niet de winkel in [plaatsnaam 1] komt binnen gelopen of dat hij bij mijn woning ineens voor de deur staat. Het is zelfs al zo erg dat ik gewoon vaak de gordijnen dicht doe in de woning.
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.

4. Proces-verbaal van aangifte d.d. 30 juli 2020, dossierpagina’s 61-63, voor zover inhoudende als verklaring van aangeefster [slachtoffer 1] :

Plaats delict: Terneuzen
Ik ben de moeder van [verdachte] .
In maart 2020 kwamen mijn partner en ik terug van vakantie en toen zijn eigenlijk de
problemen weer begonnen. Dit alles is geëscaleerd op 29 april 2020.
Hij heeft wederrechtelijk stelselmatig opzettelijke inbreuk gemaakt op mijn persoonlijke levenssfeer met als bedoeling mij te dwingen hem te steunen en dan met name te financieren in zijn softdrugs verslaving. Ik maak mij ernstig zorgen over het feit dat hij zijn dreigementen waarmaakt.
Vanaf 29 april 2020 tot heden ontvang ik dagelijks mails van [verdachte] of ingesproken berichten. Tot nu toe zijn dat er 240. De laatste periode zelfs zo’n 20 per dag. Al deze berichten verstuurt hij naar mijn mailadres, zijnde [e-mailadres 1] . Hij stuurt deze berichten met zijn mobiele telefoon. Zijn mailadres is [e-mailadres 2] " en hij noemt zichzelf dan " [bijnaam 1] ". Alle mails hebben betrekking op moord, zelfdoding en hulpvraag op financieel vlak. In al deze mails komt hij heel dreigend en dwingend en intimiderend over. Hij dreigt in de spraakberichten en mails onder andere mij te zullen doden.
Al op 29 april 2020 heb ik [verdachte] gezegd dat ik op geen enkele wijze meer contact met hem wens en dat hij mij niet meer moest lastigvallen.
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.

5. Proces-verbaal van aangifte d.d. 24 juli 2020, dossierpagina’s 76-77, voor zover inhoudende als verklaring van aangever [slachtoffer 3] :

Ik ben als huisarts werkzaam in de gemeente Terneuzen. Een van mijn patiënten is genaamd [verdachte] .
Op 23 juli 2020 heb ik de moeder van [verdachte] gesproken. Zij liet mij een voicemailbericht van haar zoon [verdachte] horen. In dit geluidsfragment, waarbij je heel goed hoort dat de persoon die het bericht spreekt [verdachte] betreft, zegt hij letterlijk dat hij mij zal vermoorden. Door deze uitspraken van [verdachte] voel ik mezelf behoorlijk door hem bedreigd.

6. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 juli 2020, dossierpagina’s 79-81 , voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 2] :

Op 21 juli 2020 ontving ik een tweetal whatsapp-berichten van [slachtoffer 1] , zijnde de moeder van de verdachte [verdachte] . Deze whatsappberichten bevatten twee spraakopnames van de voicemail van [slachtoffer 1] welke zij van haar zoon [verdachte] had ontvangen. (Spraakbericht opname 1 en spraakbericht opname 2).
- Spraakbericht opname 2:
20200723- WA0005 Duur: 06.29 minuten. Tijdstip: 12.54 uur.
Maar als dat niet doorgaat, is mijn enige droom dokter [slachtoffer 3] zijn kop eraf knallen, liefste met een zaag zijn hoofd van zijn romp afzagen. Dat verdient hij.

7. Proces-verbaal van aangifte d.d. 3 augustus 2020, dossierpagina’s 33-34, voor zover inhoudende als verklaring van aangever [slachtoffer 4] :

Plaats delict: Terneuzen
De laatste tijd beginnen de bedreigende uitlatingen van [verdachte] weer toe te nemen, waarbij ook ik persoonlijk bedreigd word. Ik vind dat het nu echt te ver gaat en vrees dat hij zijn bedreigingen op enig moment echt tot uitvoering zal brengen. Er moet nu echt iets gebeuren voordat het helemaal uit de hand loopt.
Ik heb u twee geluidsopnamen gemaild, waarin onder andere te horen is dat [verdachte] roept dat hij mij gaat vermoorden.
Afgelopen nacht heb ik u nog een geluidsfragment gemaild, waarin [verdachte] mij ook heeft bedreigd. Dit is een fragment, welke hij op 2 juli 2020 te 7:40 uur heeft gemaild van zijn mailadres. Verder herken ik in deze geluidsfragmenten duidelijk de stem van [verdachte] , aangezien ik de afgelopen jaren al regelmatig persoonlijk contact met hem heb gehad.

8. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 augustus 2020, dossierpagina’s 41-42 , voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 3] :

Op 3 augustus 2020 heb ik twee op 1 augustus 2020 ontvangen geluidfragmenten beluisterd, welke aangever [slachtoffer 4] via de mail had ontvangen van verdachte [verdachte] . De geluidsfragmenten zijn genaamd "12 jaar 12 jaar" en "moeder ik haat jou". Genoemde fragmenten worden hieronder uitgewerkt.
Opname “12 jaar 12 jaar”:
Ik vermoord [slachtoffer 4] .

9. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 augustus 2020, dossierpagina’s 59-60, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 3] :

Op 3 augustus 2020 heb ik een aangifte opgenomen van aangever [slachtoffer 4] ter zake
bedreiging met de dood door [verdachte] . Hiertoe had ik al eerder twee
geluidsfragmenten ontvangen en in transcript uitgewerkt. Afgelopen nacht had aangever
[slachtoffer 4] echter nog een geluidsfragment aan mij toegestuurd, welke hij op 2 juli 2020,
omstreeks 17:40 uur van [verdachte] had ontvangen. Vervolgens heb ik dit fragment in transcript uitgewerkt.
Opname Buffer lening rust:
Niet omdat ik dat wil, maar omdat mijn woede zo groot is, omdat het onrecht zo groot is, dat ik JULLIE HET LIEFST ALLEMAAL EEN VOOR EEN AFMAAK (schreeuwend). Maar dat nemen jullie niet serieus, maar echt ik zweer het je [slachtoffer 4] . Als jij nu voor mijn ogen stond, dan stook ik je hartstikke kanker DOOD (schreeuwend).

10. Proces-verbaal van aangifte d.d. 23 juli 2020, dossierpagina’s 84-85, voor zover inhoudende als verklaring van aangeefster [slachtoffer 5] :

Plaats delict: Terneuzen
Ik doe aangifte van bedreiging tegen mijn broer [verdachte] .
Ik heb afgelopen dinsdag voor het laatst een ingesproken voicemail gesprek van [verdachte] gehad. Daarvoor was het een week lang bijna elke dag dat hij mijn voicemail insprak. In die voicemail wil hij financiële hulp en wanneer hij dat niet krijgt dan gaat hij ons overhoop schieten en pleegt hij daarna zelfmoord. Ook stuurt hij spraakberichten naar mijn mailadres. Ik voel mij echt bedreigd door [verdachte] en vrees voor mijn leven. Ik heb de laatste ingesproken voicemail van [verdachte] nog. Ik zal u deze
(het hof begrijpt: de ingesproken mails en tekstberichten uit bewijsmiddel 11)toesturen. Ik heb alle ingesproken mails ook nog. Ik zal deze
(het hof begrijpt: de ingesproken mails en tekstberichten uit bewijsmiddel 11)ook sturen.

11. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 juli 2020, dossierpagina’s 86-90, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] :

Op 23 juli 2020 werd er door [slachtoffer 5] aangifte gedaan van bedreiging door haar broer [verdachte] . Zij stuurde de ingesproken mails en tekst mails door.
Spraakbericht mail 002 17 juli 13.58 uur:
Euh, morgen overmorgen of die dag erna, Ik ga door. Ik ga door. Totdat ik jullie allemaal afslacht.
Spraakbericht mail 001 20 juli 14.32 uur:
En als ik geen euthanasie mag plegen dan vermoord ik jullie allemaal.
Tevens werd bij deze mail met bovenstaand spraakbericht het volgende tekstbericht
gestuurd:
En als jullie mij nog 1x negeren vermoord ik heel mijn familie, zo duidelijk?

12. Proces-verbaal van verhoor verdachte toetsing rechtmatigheid inverzekeringstelling en vordering tot bewaring d.d. 7 augustus 2020, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:

U vertelt mij waarvan ik word verdacht. Het klopt dat ik mijn moeder regelmatig mails stuur en spraakberichten met bedreigingen daarin. Het klopt ook dat ik boos ben geworden op mijn huisarts. Het spraakbericht dat u noemt, heb ik ook verstuurd. Het derde en vierde feit
(het hof begrijpt, gelet op de vordering tot inbewaringstelling d.d. 6 augustus 2020, dat het gaat om de feiten zoals tenlastegelegd in zaak A onder 3 en 4)kloppen ook. De afgelopen tijd vroeg ik om een buffer of een lening. Drie vrouwen zijn voor mij erg belangrijk, namelijk mijn moeder, oma en zus. Zij negeren mij, dus dan doe ik het op deze manier.
In zaak B:
Hierna wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar het eindproces-verbaal opgemaakt door verbalisant [verbalisant 6] , brigadier van politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, registratienummer PL2000-2021186180/PL2000-2021190830, gesloten d.d. 17 augustus 2021, bevattende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal van politie met doorgenummerde dossierpagina’s 1-153. Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.

1. Proces-verbaal van aangifte d.d. 23 juli 2021, dossierpagina’s 6-8, voor zover inhoudende als verklaring van aangeefster [slachtoffer 6] :

Plaats delict: Sint Jansteen, binnen de gemeente Hulst
In augustus 2020 ben ik betrokken geraakt bij mijn cliënt genaamd [verdachte] . Ik heb hem bijgestaan (augustus 2020 t/m juli 2021). Op 22 juni 2021 is er uitspraak gedaan in zijn zaak
(het hof begrijpt: zaak A)en hij is toen direct vrijgekomen. Twee weken later heeft het Openbaar Ministerie laten weten dat zij in beroep willen gaan. Ik heb hem dat laten weten. Hij geeft aan dat hij zelfmoord gaat plegen, dat hij zijn familie wat aan gaat doen en ook mij wat aan wil doen.
In de tijd dat hij in de penitentiaire inrichting zat, heb ik ontzettend veel [verbalisant 2] van hem gehad met daarin brieven en zaaksgerelateerde stukken, maar ook met bedreigingen.
Nadat ik tegen hem heb gezegd dat het Openbaar Ministerie in beroep gaat, is het fout
gegaan en zegt hij dat hij zelfmoord gaat plegen en geen psychische hulp nodig heeft. Sindsdien ontvang ik e-mails met tekstberichten en spraakberichten waarin hij heel dwingend zegt dat ik dit moet doen of dat moet doen en dat hij anders zichzelf, anderen en mij iets aan gaat doen als dit niet gebeurt. Hij stuurt mij berichten hoe hij zelfmoord gaat plegen.
In totaal heb ik sinds 12 juli 2021 72 berichten ontvangen van [verdachte] . Deze berichten zijn verstuurd van het mailadres [e-mailadres 3] en [e-mailadres 2] . De meeste berichten heeft hij via de mail gestuurd en in enkele gevallen belt hij mij en spreekt hij mijn voicemail in.
Op 12 juli 2021 stuurde hij naar mij 'je krijgt 7 dagen en dan stap ik uit het leven'. Op die dag heb ik 25 berichten ontvangen van hem via de mail. De zeven dagen die volgden heb ik heel erg in spanning gezeten of er iets ging gebeuren. Op 13 juli heeft hij mij een bericht gestuurd over de instantie 'Laatste wil' die helpt bij zelfdoding. Op 20 juli heeft hij mij om 02.11 uur 's nachts gebeld. Ik heb meerdere keren bij hem aangegeven dat ik niet wil dat hij deze berichten stuurt en dat ik niet wil dat hij mij en anderen bedreigt en schoffeert. Op
advies van de politie heb ik op 21 juli weer een bericht gestuurd naar [verdachte]
dat dit moet stoppen. Sindsdien is het niet gestopt. Op 22 juli heb ik twee
berichten ontvangen en in de ochtend van 23 juli 2021 heeft hij mij gebeld en het
volgende voicemail bericht achter gelaten: ‘Politie staat hier. Ik weet niet waarvoor. Waarschijnlijk gaan ze mijn leven weer kapot maken. Bedankt voor al je moeite’. De intensiteit van de berichten neemt steeds meer toe en ik krijg echt het gevoel en ik vrees dat de opgebouwde spanning er binnenkort uitkomt en dat hij daadwerkelijk gaat doen wat hij zegt.
Ik weet dat het om [verdachte] gaat omdat ik in de spraakberichten zijn stem herken en omdat het van zijn mailadres afkomstig is. Daarnaast heb ik hem elf maanden lang bijgestaan als advocaat en herken ik stijl van schrijven en communiceren.
De intensiteit van de berichten neemt steeds meer toe en ik krijg echt het gevoel en ik vrees dat de opgebouwde spanning er binnenkort uitkomt en dat hij daadwerkelijk gaat doen wat hij zegt.
Voornamelijk de heftigheid waarmee hij het schreeuwt, wekt bij mij angst op. Ik ben echt heel bang dat dat hij mensen iets gaat aandoen. Ik weet dat hij daartoe in staat zou kunnen zijn. Als ik nu tegenover hem zou staan, ben ik echt bang dat hij mij en anderen iets aan gaat doen. Ik voel mezelf bedreigd.

2. Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 juli 2021, dossierpagina’s 123-124, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 7] :

Op 14 juli 2021 omstreeks 06.17 uur ontving ik via Whatsapp vanuit meldster/betrokkene [slachtoffer 6] , advocate van beroep, een bericht aangaande bedreigingen door een cliënt van haar.
Dit geluidsbestand is vervolgens door mij woordelijk uitgewerkt en bevatte de hieronder vernoemde tekst:
Misschien is het tijd, dat ik een wapen ga regelen, en effe naar Terneuzen kom en
vervolgens de auto pak en naar Sint Jansteen ga en vervolgens iedereen afmaak die
hier mijn leven nog steeds wil kapot maken. Misschien is dat een betere optie, dan
zelfmoord..
Ik heb binnen twee dagen een wapen maak je echt geen zoruge hoor... dan kunnen we het
ook gaan doen en dan schiet ik me daarna door me eigen kankerkop ja?., maar dan neem
ik eerst effe wraak voor Wat (!) Jullie (!) Mij (!) Allemaal hebben aangedaan (!)
TWAALEF JAAR LANG!!!

3. Het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen d.d. 25 juli 2021, dossierpagina’s 12-13 met bijlage, dossierpagina’s 14-116, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 6] :

Op 24 juli 2021 en 25 juli 2021 was ik belast met het tactisch onderzoek naar de bedreiging van advocaat [slachtoffer 6] .
Op 24 juli ontving ik van aangeefster [slachtoffer 6] per e-mail 78 berichten die verstuurd waren vanaf twee verschillende accounts met de mailadressen [e-mailadres 3] en [e-mailadres 2] . Deze e-mails bevatten links naar websites, tekstberichten en spraakberichten. Ik zag dat de 78 berichten allemaal verstuurd waren in de periode van 1 juli t/m 23 juli 2021.

4. Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 23 juli 2021, dossierpagina’s 147-152, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:

V: Vraag verbalisant
A: Antwoord verdachte
V: Waar woon of verblijf je?
A: Ik verblijf in [opvang] in Vlissingen
V: Hoe zou het komen dat je advocaat dan toch aangifte heeft gedaan?
A: (…) Ik wilde recht voor mijn situatie. Ik vroeg om aandacht. Ik vroeg haar in actie te komen.
In zaak C:
Hierna wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar het eindproces-verbaal opgemaakt door verbalisant [verbalisant 8] , hoofdagent van politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, District Zeeland, Districtsrecherche Zeeland, registratienummer PL2000-2022089403, gesloten d.d. 22 april 2022, bevattende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal van politie met doorgenummerde dossierpagina’s 1-105. Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.

1. Proces-verbaal van aangifte d.d. 12 april 2022, dossierpagina’s 9-12, voor zover inhoudende als verklaring van aangeefster [slachtoffer 6] :

Op 23 juli 2021 heb ik besloten aangifte tegen [verdachte] te doen. Diezelfde dag is hij aangehouden en bijgevolg zijn de berichten logischerwijs gestopt. De inhoudelijke behandeling van deze zaak heeft plaatsgevonden op 9 februari 2022 (parketnummer: 02-197464-20). [verdachte] heeft wegens bedreiging en belaging van mij een straf opgelegd gekregen voor de duur van acht maanden. Tevens is aan hem een contactverbod opgelegd voor de periode van twee jaar. Ik meen dat [verdachte] op 23 maart jl. is vrijgekomen. Op 7 april jl. te Sint-Jansteen las ik op mijn GSM: “Zou die judas, die vrouw die een persoon al twaalfjaar smekend om hulp, een in en in goed mens die al twaalfjaar om hulp vraagt.., al de blokkeer knop gevonden hebben jij vieze vuile dikke vette kankerzeug die jij bent. Dat je kankerdood neerval. Als jij denkt dat ik ooit de moeite zou nemen zo’n gedrocht op te zoeken... jij bent de meest zielige persoon die ik ioit in mijn leven ben tegengekomen en jij zpu beter je excuses aanbieden. En wees blij dat ik net als altijd zelfmoord pleeg om dit al 12jaren voortdurende onrecht te stoppen En jij als jij nog eenmaal durft aangifte tegen mij te doen, terwijl ik je om hulp vroeg.. dan kom ik je wel opzoeken kankerhoer die je bent. Praat nog één keer over mij. Feze 8 maanden, jr excuses en op je fokking knieen faje zitten”.
Het bijbehorende mailadres is: [e-mailadres 2] .
De bedreiging moet worden bezien in het verlengde van de eerdere bedreigingen aan mijn adres in juli 2021
(het hof begrijpt: de bedreigingen onder zaak B). Dat er in de
tussenliggende periode niets is gebeurd is gelegen in het feit dat [verdachte] heeft
vastgezeten. Onder die omstandigheden en gezien de persoon van [verdachte] ben ik van mening dat ik de redelijke vrees kan hebben dat [verdachte] mij iets gaat aandoen. Zijn minachting voor mij en zijn boosheid vanwege zijn veroordeling klinken duidelijk door in de mail. Doordat hij meerdere keren in detentie heeft gezeten, hij steeds meer verliest, verhardt hij. Uit de rapportage van het PBC blijkt dat bij [verdachte] sprake is van een persoonlijkheidsstoornis met schizotypische en borderline trekken, waarbij met name antisociale gedragingen en narcistische coping de aandacht trekken. Door zijn weerstand krijgt hij niet de benodigde hulp. Interventies of toezicht om de risico’s te beperken en/of het gedrag van [verdachte] te veranderen, werden door de reclassering niet gezien. Het is wachten tot het moment dat het fout afloopt. Zonder enige duidelijke aanleiding heeft hij nu zijn pijlen op mij gericht. Dit vind ik beangstigend.

2. De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg d.d. 30 maart 2023, voor zover inhoudende:

Ik heb die e-mail aan [slachtoffer 6] gestuurd.