Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
[persoon A], geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] .
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak gaat het om een hoger beroep in een kort geding dat is aangespannen door de vader van de minderjarige [persoon A] tegen de moeder. De voorzieningenrechter had eerder een hogere dwangsom opgelegd aan de moeder, omdat de eerdere dwangsom onvoldoende prikkel bleek om de zorgregeling na te komen. Het hof bekrachtigt de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 5 maart 2024, waarin de moeder werd veroordeeld tot nakoming van de zorgregeling die door het hof was vastgesteld in 2014. De moeder had in het verleden de zorgregeling niet nageleefd, wat leidde tot meerdere rechtszaken. De vader vorderde in het kort geding dat de moeder werd veroordeeld tot nakoming van de zorgregeling, met een dwangsom van € 250,- per dag voor iedere dag dat zij in gebreke blijft. De moeder betwistte de noodzaak van de verhoging van de dwangsom, maar het hof oordeelt dat de eerdere dwangsommen niet effectief waren en dat een hogere dwangsom gerechtvaardigd is om de nakoming van de zorgregeling te waarborgen. Het hof benadrukt dat het belang van het kind voorop staat en dat de dwangsom niet in strijd is met dat belang. De uitspraak van het hof bevestigt de noodzaak van een stevige prikkel voor de moeder om de zorgregeling na te komen, zodat het contact tussen de vader en [persoon A] gewaarborgd blijft.