Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer 10442185 \ CV EXPL 23-1583)
2.De zaak in het kort
3.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de memorie van grieven met de producties C tot en met F;
- de memorie van antwoord met twee producties (bijlage 1 en bijlage 2).
4.De feiten
5.De beoordeling
heeft verzuimd omstandigheden van het geval aan te voeren. Zij stelt ter onderbouwing van haar vordering in de dagvaarding enkel dat zij recht heeft op een gebruikersvergoeding, gelet op artikel 3:169 BW. Verwijzingen naar algemene stellingen in de jurisprudentie en in internetbronnen, is naar het oordeel van de kantonrechter geen onderbouwing hiervan.
niet aan haar stelplicht heeft voldaan. Reeds op die grond moet de vordering worden afgewezen.
heeft tevens een bedrag van € 1.033,55 gevorderd. (…)
verzuimd heeft een en ander deugdelijk te onderbouwen. De enkele stelling dat er teveel is geïncasseerd, is–
bij betwisting daarvan door(de man) –
volstrekt onvoldoende om tot een toewijzing te komen. Het door haar zelf opgestelde schema (productie 9 dagvaarding) is onvoldoende om haar stelling te onderbouwen. Te meer nu(de man)
stelt nog geld van haar tegoed te hebben”
hofoverweegt als volgt. Het gezag van gewijsde als bedoeld in art. 236 lid 1 Rv kan worden ingeroepen als in een geding tussen dezelfde partijen eenzelfde geschilpunt wordt voorgelegd als in een eerder geding, en de in het dictum van de eerdere uitspraak gegeven beslissing (mede) berust op een beslissing over dat geschilpunt. Ook aan dragende overwegingen in een uitspraak kan gezag van gewijsde toekomen. HR 13 mei 2022, ECLI:NL:HR:2022:683). Of deze situatie zich hier voordoet is een kwestie van uitleg. Daarvoor is het volgende van belang.
vrouwlicht haar tweede grief met een beroep op prod. 9 bij de dagvaarding in eerste aanleg (prod. E in hoger beroep) – samengevat – als volgt toe. De man heeft onterecht beslag gelegd voor een bedrag van € 26.928,58 in plaats van € 26.309,35. Daarom heeft zij een bedrag van € 619,23 teveel betaald, zoals blijkt uit haar berekening met inachtneming van de nota van de notaris. De man moet € 619,23 aan de vrouw betalen.
manvoert aan dat op hij prod. E in hoger beroep (prod. 9 in eerste aanleg) in eerste aanleg al uitvoerig heeft gereageerd. De vrouw kan in hoger beroep dan ook niet volstaan met een eigen opsomming van bedragen die gemotiveerd zijn betwist bij conclusie van antwoord in eerste aanleg en zijn e-mailberichten van 18 en 20 maart 2020 (prod. 1 in eerste aanleg). De man heeft daar uiteengezet dat hij een bedrag van € 564,68 te vermeerderen met de wettelijke rente heeft te vorderen van de vrouw. De vrouw gaat volledig eraan voorbij dat zij ook deurwaarders-, executie- en beslagkosten en de wettelijke rente aan de man was verschuldigd.
hofoverweegt als volgt. De man heeft de vordering van de vrouw tot betaling door hem van een bedrag van € 1.035,55 weersproken en hiertegen zowel in eerste aanleg als in hoger beroep gemotiveerd verweer gevoerd, zoals hiervoor onder 5.4.2. samengevat weergegeven. De vrouw is niet op dit verweer ingegaan en heeft daartegenover niets dan wel onvoldoende gesteld. Het lag op de weg van de vrouw om in te gaan op de verweren van de man. De slotsom is dat grief II faalt.