In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om de bekrachtiging van een ondertoezichtstelling van drie minderjarigen, [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3], die onder toezicht zijn gesteld van de Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft de beschikking van de rechtbank Limburg van 4 november 2024 aangevochten, waarin de ondertoezichtstelling werd uitgesproken. De moeder stelt dat er geen ernstige ontwikkelingsbedreiging voor de kinderen is en dat zij de hulpverlening voor hen accepteert. De vader, die ook betrokken is bij de zaak, heeft in een alimentatieprocedure een verzoek tot gezamenlijk gezag ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling op 21 maart 2025 zijn verschillende partijen gehoord, waaronder de moeder, de raad voor de kinderbescherming en de gecertificeerde instelling. Het hof heeft vastgesteld dat de kinderen nog steeds ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd door de spanningen tussen de ouders en de persoonlijke problematiek van de moeder, waaronder een recent gestelde diagnose van een borderline persoonlijkheidsstoornis. De moeder heeft moeite met het accepteren van hulp en er zijn zorgen over haar alcoholgebruik. Het hof concludeert dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk blijft en bekrachtigt de eerdere beschikking van de rechtbank.