5.6.De draagkracht van de vrouw is in hoger beroep niet in geschil zodat het hof de door de rechtbank berekende draagkracht ad € 109,00 per maand (anno 2024) als uitgangspunt neemt.
5.7.1.De rechtbank heeft overwogen dat het bij gebrek aan gegevens niet mogelijk is om de draagkracht van de man vast te stellen. De rechtbank heeft daarom het standpunt van de vrouw gevolgd en is uitgegaan van een draagkracht van € 968,00 per maand.
5.7.2.De man voert aan dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat zijn netto besteedbaar inkomen (NBI) ten behoeve van de draagkracht niet kan worden vastgesteld. Daarnaast voert de man aan dat er door de rechtbank ten onrechte geen rekening is gehouden met het feit dat hij vanwege ziekte niet meer in staat is de uren te werken die hij voorheen gewerkt heeft. Tot slot wijst de man op een nieuwe omstandigheid waar bij de berekening van zijn draagkracht rekening mee moet worden gehouden. Hij is in verband met de aankoop van een auto een geldleningsovereenkomst met zijn broer aangegaan en hij lost hier, vanaf oktober 2024, maandelijks op af met € 255,00.
5.7.3.De vrouw heeft verweer gevoerd tegen deze grieven van de man.
5.7.4.Het hof oordeelt over de draagkracht van de man als volgt.
Periode 23 januari 2024 tot en met december 2024
5.7.5.De man ontplooide tot medio oktober 2024 werkzaamheden als ZZP-er in het kader van zijn Poolse eenmanszaak onder de naam [eenmanszaak 1] (belastingidentificatienummer [belastingidentificatienummer] ). De man stelt dat hij deze eenmanszaak heeft moeten beëindigen wegens het niet voldoen aan de voorwaarden A1 certificering. De man heeft naar het oordeel van het hof voldoende onderbouwd dat de netto-inkomsten die hij in deze eenmanszaak verwierf over de periode januari tot oktober 2024 € 26.995,16 bedroegen. Dit volgt uit het door zijn boekhouder vastgestelde inkomen verminderd met de sociale zekerheidsbijdragen en verschuldigde belastingen (productie 24) en correspondeert met het door hem opgenomen inkomen in zijn belastingaangifte in Polen (productie 34). Met ingang van 9 oktober 2024 heeft de man zijn huidige eenmanszaak, [eenmanszaak 2] , ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer [KVK-nummer] . Hij verricht nu werkzaamheden op grond van een overeenkomst van opdracht (4 november 2024) aangegaan met [uitzendbureau] te [plaats] . Uit de aangifte IB over 2024 volgt dat de winst uit onderneming vanaf oktober tot en met december 2024 € 9.357,00 bedroeg (zie productie 36).
5.7.6.Het verweer van de vrouw dat zij uit de aangifte IB die de man in Polen heeft gedaan (productie 34) niet kan afleiden dat het gaat om een bruto winst, volgt het hof niet. Gebruikelijk is immers om in een dergelijke aangifte de bruto winst op te nemen, waarna de hoogte van de daarover verschuldigde inkomstenbelasting wordt becijferd. Het hof acht niet aannemelijk dat dit in Polen anders zou werken.
De vrouw voert verder aan dat het jaarinkomen in 2024 aanzienlijk afwijkt van hetgeen de man tijdens de relatie verdiende, hetgeen de vrouw schat op een inkomen van tussen
€ 66.000,00 en € 70.000,00. Het hof stelt vast dat de vrouw deze schatting niet nader heeft onderbouwd. In eerste aanleg schatte de vrouw het bruto jaarinkomen van de man op ongeveer € 60.000,00. De man voert aan dat zijn bruto jaarinkomen in 2022 en 2023 respectievelijk € 58.770,00 en € 61.614,00 bedroeg, zoals volgt uit de verklaring van de boekhouder (producties 12 en 13), de aangifte IB over deze jaren (productie 34) en de voorlopige aanslag IB (productie 38).
5.7.7.Het hof constateert evenals de vrouw dat de man in 2024 een aanzienlijk lager inkomen heeft behaald dan dat hij in de voorgaande jaren behaalde. Het hof volgt de man in zijn stelling dat dit gelegen is in het feit dat hij genoodzaakt was zijn Poolse onderneming te staken en een Nederlandse onderneming te starten, alsmede in het feit dat de man in 2024 gezondheidsklachten had waarvoor hij in Polen onder behandeling stond bij de cardioloog vanwege het feit dat hij aldaar verzekerd was. Het hof heeft al met al geen redenen om te twijfelen aan de juistheid van de cijfers van de man over 2024 en zal deze tot uitgangspunt nemen bij de berekening van zijn draagkracht. Het hof gaat aldus uit van het door de man verdiende inkomen in Polen gedurende de eerste negen maanden van 2024 van € 26.995,00 (netto) alsmede een (bruto) winst uit onderneming in zijn Nederlandse onderneming in het laatste kwartaal van 2024 van € 9.357,00. Niet in geschil is dat de man in die periode recht heeft op de zelfstandigenaftrek, de startersaftrek en de MKB-winstvrijstelling. Bij het berekenen van het netto besteedbaar inkomen ten behoeve van de bepaling van de draagkracht houdt het hof rekening met de algemene heffingskorting en de arbeidskorting. Met de door de man opgevoerde premie arbeidsongeschiktheidsverzekering houdt het hof geen rekening, omdat de man op de mondelinge behandeling heeft verklaard dat hij deze premie niet betaalt. Het NBI bedraagt daarmee € 3.016,00. De beschikbare draagkracht van de man is, berekend aan de hand van de formule 70% [NBI - (0,3 NBI + € 1.270,00)] ad € 589,00.
Periode met ingang van 1 januari 2025
5.7.8.Nu de man in 2024 zijn Poolse onderneming heeft gestaakt en zijn onderneming in Nederland slechts enkele maanden gestart is, zal een inschatting moeten worden gemaakt welk inkomen de man redelijkerwijs kan genereren in zijn Nederlandse onderneming.
Beide partijen nemen daarbij tot uitgangspunt dat de man als ZZP-er een overeenkomst van opdracht is aangegaan met een uitzendbureau in de branche waarin hij de afgelopen jaren werkzaam is geweest en dat het uurtarief dat de man verdient op basis van deze overeenkomst € 35,00 exclusief BTW bedraagt.
5.7.9.Ten aanzien van 2025 heeft de man een prognose overgelegd waarin hij uitgaat van een winst uit onderneming in 2025 van € 47.040,00 (productie 37). Deze prognose is gebaseerd op de voornoemde overeenkomst van opdracht. Het hof begrijpt uit deze prognose dat de man op basis van het uurtarief van € 35,00 exclusief BTW rekent met 40 declarabele werkweken per jaar op basis van kennelijk 40 uur per week, wat tot 1.600 declarabele uren leidt. De vrouw heeft het inkomen geschat op € 67.000,00 per jaar, waarbij de vrouw het maandinkomen van de man becijfert op € 6.700,00 op basis van het uurtarief inclusief 21% BTW, ad € 42,35. Het hof begrijpt de prognose van de vrouw aldus dat de vrouw ook rekent met een 40-urige werkweek en kennelijk ook rekent met 40 werkweken per jaar.
5.7.10.Het hof zal gelet op het voorgaande rekenen met een 40-urige werkweek gedurende 40 weken op jaarbasis. Het hof gaat uit van het uurtarief exclusief BTW, omdat de man de BTW moet afdragen en dit geen deel uitmaakt van zijn inkomen. Dit resulteert, in een winst uit onderneming van€ 47.040,00, waarbij het hof rekening heeft gehouden met de kosten overeenkomstig de door de man als productie 37 overgelegde prognose, welke kosten verder niet zijn betwist door de vrouw. Niet in geschil is dat de man voorts recht heeft op de zelfstandigenaftrek, de startersaftrek en de MKB-winstvrijstelling. Bij het berekenen van het netto besteedbaar inkomen ten behoeve van de bepaling van de draagkracht houdt het hof rekening met de algemene heffingskorting en de arbeidskorting. Het NBI van de man bedraagt dan € 3.307,00 per maand. De beschikbare draagkracht van de man is, berekend aan de hand van de formule 70% [NBI - (0,3 NBI + € 1.310,00)] dan € 704,00.