3.15.Het HvJEU heeft in zijn arrest van 5 september 2024 in de zaak met nummer C‑224/23, PBL en Abdelmouine/Commissie (ECLI:EU:C:2024:682) de vraag wanneer een justitiabele als belanghebbende in voormelde zin is aan te merken, als volgt beantwoord.
“53 In de eerste plaats moet in dit verband om te beginnen in herinnering worden gebracht dat artikel 1, onder h), van verordening 2015/1589, die de rechtspraak van het Hof over het in artikel 108, lid 2, VWEU bedoelde begrip „belanghebbende” codificeert, preciseert dat het begrip „belanghebbende” in deze verordening ziet op „een lidstaat en een persoon, onderneming of ondernemersvereniging waarvan de belangen door de toekenning van steun kunnen worden geraakt, in het bijzonder de begunstigde van de steun, concurrerende ondernemingen en beroepsverenigingen” (arrest van 31 januari 2023, Commissie/Braesch e.a., C‑284/21 P, EU:C:2023:58, punt 58 en aldaar aangehaalde rechtspraak).
57 In de tweede plaats volgt uit de duidelijke bewoordingen van artikel 1, onder h), van verordening 2015/1589 dat dit begrip „belanghebbende” niet alleen de lidstaten, de begunstigde(n) van de vermeende steun waartegen de klacht is gericht, de ondernemingen die met deze begunstigde(n) concurreren, alsook de belanghebbende beroepsverenigingen omvat. Naast deze genoemde categorieën natuurlijke of rechtspersonen omvat dit begrip immers ook elke andere persoon wiens belangen door de toekenning van die steun kunnen worden geraakt.
58 Aldus ziet het begrip „belanghebbende” blijkens de rechtspraak van het Hof op een onbepaalde groep adressaten, die elke persoon kan omvatten wiens belangen door de toekenning van vermeende steun kunnen worden geraakt (arresten van 14 november 1984, Intermills/Commissie, 323/82, EU:C:1984:345, punt 16, en 31 januari 2023, Commissie/Braesch e.a., C‑284/21 P, EU:C:2023:58, punten 59 en 60), op voorwaarde evenwel dat deze persoon rechtens genoegzaam aantoont dat is voldaan aan de vereisten om als belanghebbende te worden aangemerkt en in het bijzonder dat deze vermeende steun zijn situatie concreet dreigt te beïnvloeden (zie in die zin arrest van 31 januari 2023, Commissie/Braesch e.a., C‑284/21 P, EU:C:2023:58, punt 60 en aldaar aangehaalde rechtspraak).
59 Daartoe moet degene die zich in een bepaald geval op de hoedanigheid van „belanghebbende” beroept, rechtens genoegzaam aantonen, ten eerste, dat juist de toekenning van de vermeende steun als zodanig zijn belangen kan aantasten, met uitsluiting van elke andere gedraging of maatregel, in het bijzonder elke andere juridisch onderscheiden maatregel die de lidstaat die de steun verleent mogelijk heeft genomen, ook al zou een dergelijke maatregel feitelijk verband houden met die steun. Slechts wanneer bepaalde uitvoeringsvoorschriften van een dergelijke steunmaatregel dermate onlosmakelijk verbonden zijn met het doel ervan dat zij niet afzonderlijk kunnen worden beoordeeld, kunnen deze niet daarvan los te maken uitvoeringsvoorschriften worden ingeroepen om de hoedanigheid van „belanghebbende” van de betrokken persoon aan te tonen (zie in die zin arrest van 31 januari 2023, Commissie/Braesch e.a., C‑284/21 P, EU:C:2023:58, punten 81, 97‑99, 103 en 106 en aldaar aangehaalde rechtspraak, en beschikking van 14 december 2023, CAPA e.a./Commissie, C‑742/21 P, EU:C:2023:1000, punten 40, 79, 93 en 95).
60 Ten tweede moet deze persoon rechtens genoegzaam aantonen dat de toekenning van de vermeende steun wel degelijk „zijn” belangen, dus persoonlijke belangen, kan aantasten (zie in die zin arresten van 24 mei 2011, Commissie/Kronoply en Kronotex, C‑83/09 P, EU:C:2011:341, punt 64, en 31 januari 2023, Commissie/Braesch e.a., C‑284/21 P, EU:C:2023:58, punt 60).
61 Dit vereiste sluit evenwel niet uit dat bepaalde soorten rechtspersonen, zoals die welke zijn opgericht in de vorm van vakbonden of verenigingen, zich kunnen beroepen op groepsbelangen of zelfs algemene belangen, zoals de bevordering of de behartiging van de belangen van de leden van een werknemersvakbond in het kader van collectieve onderhandelingen of het algemeen belang dat erin bestaat dat een sportinfrastructuur wordt geëxploiteerd onder economische voorwaarden die de toegankelijkheid ervan voor amateursporters en beroepssporters waarborgen, voor zover dergelijke belangen tot het maatschappelijk doel van deze rechtspersonen behoren en dus samenvallen met een persoonlijk belang van deze rechtspersonen (zie in die zin arresten van 9 juli 2009, 3F/Commissie, C‑319/07 P, EU:C:2009:435, punten 33, 45, 46, 52, 57‑59, 65 en 104, en 2 september 2021, Ja zum Nürburgring/Commissie, C‑647/19 P, EU:C:2021:666, punten 59, 64, 66 en 67).
62 Zoals de advocaat-generaal in de punten 72 tot en met 74 van haar conclusie heeft opgemerkt, moet de betrokken persoon, ten derde, rechtens genoegzaam aantonen dat de toekenning van de vermeende steun zijn belangen daadwerkelijk concreet heeft beïnvloed of althans potentieel concreet dreigt te beïnvloeden (arresten van 7 april 2022, Solar Ileias Bompaina/Commissie, C‑429/20 P, EU:C:2022:282, punt 35, en 31 januari 2023, Commissie/Braesch e.a., C‑284/21 P, EU:C:2023:58, punt 60), door zowel deze daadwerkelijke of potentiële beïnvloeding op zich als het causale verband tussen die beïnvloeding en de toekenning van de betrokken steun duidelijk te maken (zie in die zin arrest van 7 april 2022, Solar Ileias Bompaina/Commissie, C‑429/20 P, EU:C:2022:282, punt 43).”