ECLI:NL:GHSHE:2025:1470

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
27 mei 2025
Publicatiedatum
27 mei 2025
Zaaknummer
200.286.912_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deskundigenonderzoek in hoger beroep inzake franchiseovereenkomst en omzetprognose

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 27 mei 2025 een arrest gewezen in het hoger beroep van een geschil tussen [appellante] en FFC c.s. Het hof heeft eerder tussenarresten gewezen en heeft nu bepaald dat er een deskundigenonderzoek zal plaatsvinden. Dit onderzoek is gericht op het beantwoorden van specifieke vragen over de wervingskracht van de franchiseformule, historische omzetgegevens, bezoekersstromen en andere relevante factoren die van invloed zijn op de omzetprognose van de beoogde vestiging van [appellante]. De heer [deskundige 1] is aanvankelijk benoemd als deskundige, maar heeft zich teruggetrokken. Vervolgens is de heer [deskundige 2] benoemd als nieuwe deskundige. Het hof heeft de partijen verzocht om binnen een week na het arrest de benodigde processtukken aan de deskundige ter beschikking te stellen. Tevens is er een voorschot op de kosten van de deskundige vastgesteld. Het hof heeft de zaak naar de rol verwezen in afwachting van het deskundigenrapport, dat uiterlijk op 26 augustus 2025 ingeleverd moet worden. Het arrest is openbaar uitgesproken door de rolraadsheer.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.286.912/01
arrest van 27 mei 2025
in de zaak van
[appellante],
wonende te [woonplaats 3],
appellant in principaal hoger beroep,
geïntimeerde in incidenteel hoger beroep,
verweerder in het incident,
hierna te noemen: [appellante] ,
advocaat: mr. M.C. Franken-Schoemaker te Houten,
tegen

1.FFC Franchise B.V.,

2.
FFC Vastgoed B.V.,
3.
FFC Exploitatie B.V.,alle gevestigd te Zeist,
geïntimeerden sub 1 tot en met 3 in principaal hoger beroep in de hoofdzaak,
appellanten in incidenteel hoger beroep in de hoofdzaak,
hierna te noemen FFC Franchise, FFC Vastgoed, FFC Exploitatie en, tezamen, FFC c.s.,
advocaat: mr. A.E. van Zoest te Amsterdam,
4.
de vennootschap onder firma KNOWLEDGE IN STORE,
gevestigd te Alkmaar,
5.
de erven [geintimeerden sub 5] ,
vennoot van geïntimeerde sub 4,
[woonplaats 1] ,
6.
[geintimeerde sub 6] ,
vennoot van geïntimeerde sub 4,
[woonplaats 2] ,
geïntimeerden sub 4 tot en met 6 in principaal hoger beroep in de hoofdzaak,
eisers in het incident,
hierna te noemen [geintimeerden sub 4 t/m 6] .,
advocaat: mr. R.J. van Velzen te Heiloo,
als vervolg op de door het hof gewezen tussenarresten van 5 april 2022, 7 november 2023, 27 augustus 2024 en 10 december 2024 in het hoger beroep van het door de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, onder zaaknummer C/02/359643 / HA ZA 19-384 gewezen vonnis van 20 mei 2020, tussen [appellante] als eiser in conventie tevens verweerder in reconventie en FFC c.s. als gedaagden in conventie, eiseressen in reconventie en KiS c.s. als gedaagden in conventie.
Het hof overweegt dat dit arrest niet mede wordt gewezen door mr. R.J.M. Cremers, maar door mr. J.P. de Haan. Deze rechterswisseling houdt verband met het defungeren van mr. Cremers wegens pensionering. Het hof heeft bij e-mail van 18 april 2025 mededeling gedaan van de rechterswisseling en geen van de partijen heeft om een nadere mondelinge behandeling verzocht.

15.Het tussenarrest van 10 december 2024

Bij tussenarrest van 10 december 2024 heeft het hof bepaald dat een deskundigenonderzoek zal worden verricht door de heer [deskundige 1] . Verder is bepaald dat partij [appellante] een voorschot van € 7.517,29 (inclusief btw) dient over te maken, dat de termijn van inzending van het deskundigenbericht vervolgens is bepaald op 6 mei 2025 en dat iedere verdere beslissing vervolgens wordt aangehouden.
[appellante] heeft op 10 januari 2025 het voorschot van € 7.517,29 (inclusief btw) op de aangegeven wijze voldaan.

16.Het verdere verloop van de procedure

16.1.
De deskundige, de heer [deskundige 1] , heeft per brief van 7 maart 2025 aan de griffier van het hof laten weten alsnog af te zien van de functie als deskundige daar hij is benoemd tot directeur van de vakorganisatie van Professionele Frituurders. Deze functie is niet te verenigen met de aanstelling als deskundige bij het hof.
16.2.
Per mailbericht van 10 maart 2025 heeft het hof aan partijen laten weten, dat de heer
[deskundige 1] niet meer als deskundige kan optreden, en voornemens te zijn een nieuwe deskundige te benoemen.
16.3.
Op 10 maart heeft het hof de heer [deskundige 2] per mailbericht gevraagd of hij als deskundige kan optreden, of hij vrij staat en wat het voorschotbedrag (inclusief btw) bedraagt voor het onderzoek.
16.4.
Op 17 maart 2025 heeft de heer [deskundige 2] aangegeven dat hij als deskundige kan optreden en dat hij het voorschot begroot op € 6.000,00 (48 uur x € 125,00) exclusief btw, zijnde € 7.260,00 (inclusief btw).
16.5.
Op 19 maart 2025 heeft de griffier de reactie van de heer [deskundige 2] per mail doorgestuurd aan partijen, en partijen de mogelijkheid geboden hier uiterlijk op 2 april 2025 te reageren.
16.6.
Per mailbericht van 20 maart 2025 heeft FFC c.s. aangegeven geen bezwaar te hebben met de benoeming van de heer [deskundige 2] als deskundige.
16.7.
Per mailbericht van 20 maart 2025 heeft KiS c.s. aangegeven akkoord te gaan met de benoeming van de heer [deskundige 2] als deskundige.
16.8.
Per mailbericht van 3 april 2025 heeft [appellante] aangegeven in te stemmen met de benoeming van de heer [deskundige 2] als deskundige.
16.9.
Met betrekking tot de vraagstelling aan de heer [deskundige 2] verwijst het hof naar hetgeen dienaangaande is overwogen in de tussenarresten van 7 november 2023 en
27 augustus 2024. Met inachtneming daarvan luidt de vraagstelling als volgt:
Bestonden er eind 2015, begin 2016 vastomlijnde definities en methodieken voor het uitvoeren van een quickscan of marktonderzoek, met standaard variabelen en rekenmethodes, of omschreven ‘best practices’ en, zo ja, kunt u die omschrijven?
Op basis van welke variabelen (als eind 2015/januari 2016 kenbaar) dient in de door KiS gebruikte methode in een marktonderzoek tot een omzetprognose gekomen te worden? Spelen daarbij meer in het bijzonder ook een rol:
a. de wervingskracht van de franchiseformule?
b. de historische omzetgegevens ter plekke?
c. de bezoekersstromen (looproutes)?
d. de persoon van de franchisenemer?
3. Zijn bij de quickscan en het daarop volgend marktonderzoek van KiS ook alle relevante variabelen in acht genomen?
4. Op welke wijze wordt voor een (beoogde) vestiging als in dit geval aan de orde een bestedingsbedrag per inwoner vastgesteld?
5. Hoe komen de basisgegevens van het HBD, CBS, Locatus en Bedrijfschap Horeca en Catering met betrekking tot de fastfood-branche tot stand?
6. Tot welk van de acht verschillende sectoren, genoemd in het marktonderzoek van KiS, en welk van de zeven sectoren, genoemd in de rapportage van Expertisecentrum Horeca van 16 april 2021 (verder: rapport Neuféglise), behoort een (beoogde) vestiging als die van [appellante] ?
7. Binnen welke marge viel in 2015/2016, bij inachtneming van de sectoren die daarvoor in acht moeten worden genomen (zie voornoemde vraag), het bestedingsbedrag per inwoner per jaar voor de (beoogde) vestiging? Graag hierbij een nader commentaar op het bestedingsbedrag per inwoner zoals aangehouden door KiS (€ 3,25 per week, € 169,17 per jaar), door FA (€ 175,31 per jaar) door Neuféglise in zijn rapport (€ 74,00) en hun berekeningswijzen.
8. Hebben bijzondere omstandigheden, zoals de Belgische enclaves, een relevante invloed op een te verwachten omzet, enerzijds met het oog op te verwachten toeristen, anderzijds met het oog op concurrentie met Belgische ondernemers, en, zo ja, in welke mate en heeft KiS daar dan ook rekening mee gehouden? Hierbij dient uitgegaan te worden van de situatie als van toepassing in 2016.
9. Welke in 2016 kenbare factoren hebben een dempende werking op een omzetverwachting en welke daarvan zijn in het gegeven geval van toepassing? Heeft KiS daar voldoende rekening mee gehouden?
10. Maakt een beoordeling van de bezoekersstroom onderdeel uit van een quickscan en/of marktonderzoek? Zo ja, wat dient dan te worden verstaan onder een ‘bezoekersstroom’ en hoe kan die worden berekend of vastgesteld?
11. In hoeverre speelt een inschatting van een bezoekersstroom bij het opstellen van een omzetprognose een rol?
12. Geeft de specifieke locatie van de (beoogde) vestiging, voor zover de deskundige kan beoordelen, in redelijkheid aanleiding om een omzetverwachting te dempen (daarbij rekening houdend met de situatie als in 2016 van toepassing)? Zo ja, in welke mate? Kan de deskundige dit dan nader toelichten?
13. Zijn er bij de vaststelling van de omzetprognose in het marktonderzoek van KiS ten onrechte factoren buiten beschouwing gelaten die omzetverlagend werken en, zo ja, had een redelijk vakbekwaam marktonderzoeker kunnen en/of moeten onderkennen, al dan niet op basis van eventuele hiervoor al aangegeven vaste methodieken en/of best practices, dat die bij de vaststelling meegenomen hadden moeten worden?
14. Zijn er, bij bestudering van het dossier, en meer in het bijzonder het marktonderzoek van KiS, het rapport van FA en het commentaar van Neuféglise, nog bevindingen die, met het oog op een door het hof te nemen beslissing over de kwaliteit van het marktonderzoek en daaraan ten grondslag liggende uitgangspunten, volgens de deskundige van belang zijn?
16.10.
Het hof zal beslissen zoals in het dictum is bepaald.
16.11.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

17.De uitspraak

Het hof:
17.1.
bepaalt dat een deskundigenonderzoek wordt verricht naar de in rechtsoverweging 16.9. van dit arrest geformuleerde vragen;
17.2.
benoemt tot deskundige ter beantwoording van deze vragen:
de heer [deskundige 2]
[bedrijfsnaam]
[adres]
[plaats]
[email: emailadres]
[telefoon: telefoonnummer]
17.3.
bepaalt dat de griffier van dit hof een afschrift van dit arrest aan de deskundige toezendt;
17.4
bepaalt dat partijen binnen één week na de datum van dit arrest (een afschrift van) de verdere processtukken aan de deskundige ter beschikking zullen stellen en alle door deze gewenste inlichtingen zullen verstrekken, waarna de deskundige met het onderzoek kan aanvangen;
17.5.
bepaalt dat de deskundige bij het onderzoek –
en ten aanzien van het concept-rapport– partijen in de gelegenheid stelt opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat uit het rapport van de deskundige moet blijken of aan dit voorschrift is voldaan, terwijl in het rapport tevens melding wordt gemaakt van de inhoud van zodanige opmerkingen en verzoeken;
17.6.
bepaalt dat partijen binnen vier weken dienen te reageren op het concept-rapport van de deskundige nadat dit aan partijen is toegezonden en dat partijen bij de deskundige geen gelegenheid hebben op elkaars opmerkingen en verzoeken naar aanleiding van het concept-rapport te reageren;
17.7.
verzoekt de deskundige een schriftelijk en met redenen omkleed rapport, met een duidelijke conclusie, in te leveren ter griffie van dit hof en tegelijkertijd een afschrift van het rapport aan de advocaten van partijen toe te zenden;
17.8.
bepaalt de termijn waarbinnen het schriftelijke, ondertekende rapport ter griffie van dit hof (postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch) moet worden ingeleverd op 26 augustus 2025;
17.9.
bepaalt het voorschot op de kosten van de deskundige op het door de deskundige begrote bedrag van in totaal € 7.260,= (inclusief btw). Door [appellante] is reeds 7.517,29 als voorschot overgemaakt; aan [appellante] zal daarom € 257,29 worden terug gestort uit het depot;
17.10.
verzoekt de deskundige, indien lopende het onderzoek zijn kosten het voorschot te boven mochten gaan, het hof daarover tijdig in te lichten;
17.11.
benoemt mr. K.J.H. Hoofs tot raadsheer-commissaris, tot wie de deskundige zich, door tussenkomst van de griffier (het Bureau Deskundigen van dit hof) dient te wenden met (procedurele) vragen en verzoeken indien het onderzoek daartoe aanleiding geeft;
17.12.
verwijst de zaak naar de rol van 26 augustus 2025 in afwachting van het deskundigenrapport;
17.13.
verstaat dat de zaak na ontvangst van het deskundigenrapport naar de rol wordt verwezen voor memorie na deskundigenrapport aan de zijde van [appellante] ;
17.14.
houdt elke verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. K.J.H. Hoofs, J.P. de Haan en J.J.M. Saelman en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 27 mei 2025.
griffier rolraadsheer