Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/02/401686 / HA ZA 22-500)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep met grieven en producties;
- de memorie van antwoord met producties;
- de mondelinge behandeling van 11 april 2025, waarbij partij [geïntimeerde] spreekaantekeningen heeft overgelegd;
- de bij H12-formulier van 31 maart 2025 door partij [geïntimeerde] toegezonden nadere productie 13, die bij de mondelinge behandeling bij akte in het geding is gebracht;
- de bij H3-formulier van 10 april 2025 door mr. Ross toegezonden akte, waarbij partij [appellant] het hoger beroep heeft ingetrokken;
- het bij H14-formulier van 10 april door mr. Volk namens partij [geïntimeerde] gemaakte bezwaar tegen eenzijdige intrekking van de zaak;
- de bij H3-formulier van 11 april 2025 door mr. Volk namens partij [geïntimeerde] toegezonden akte houdende (verzoek tot bekrachtiging van) eis in reconventie en incidentele vordering: wijziging van eis;
- de bij H3-formulier van 11 april 2025 door mr. Ross namens partij [appellant] toegezonden akte memorie van antwoord in reconventie;
- de bij H-3 formulier van 11 april 2025 door mr. Volk namens partij [geïntimeerde] toegezonden akte.
3.De beoordeling
€ 17.951,01, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, vermeerderd met wettelijke rente. Tevens vorderde [appellant] een verklaring voor recht dat na betaling partijen over en weer niets meer van elkaar te vorderen hebben. Subsidiair vorderde [appellant] voor recht te verklaren dat partijen over en weer niets meer van elkaar te vorderen hebben, althans de vordering van [geïntimeerde] op een in goede justitie te bepalen bedrag vast te stellen. Zowel primair als subsidiair vorderde [appellant] betaling van de door hem gemaakte buitenge-rechtelijke kosten en de proceskosten, inclusief de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
“Hierbij heeft de rechtbank mede in aanmerking genomen dat [geïntimeerde] geen vordering in reconventie heeft ingesteld.”Ter verdere toelichting van zijn stellingen, verwijst [geïntimeerde] nog naar randnummer 48 van de akte van 12 december 2023 die in eerste aanleg door hem is ingediend bij de rechtbank. [geïntimeerde] verzoekt daar de rechtbank tot voortzetting van de procedure om uiteindelijk datgene vast te stellen wat [appellant] aan [geïntimeerde] actueel verschuldigd is (inclusief de verschuldigde rente). Het hof gaat daaraan voorbij, nu die akte pas is ingediend nadat de conclusie van antwoord door [geïntimeerde] was genomen. Hierbij komt dat het aldaar in die akte vermelde evenmin als een eis in reconventie te duiden valt, maar slechts als verweer tegen de vordering van [appellant] . Ten slotte merkt het hof op dat de titel van processtukken niet doorslaggevend is voor de betekenis die daaraan moet worden toegekend.
- Griffierecht € 349,-
- Salaris advocaat € 4.856,- (4 punten x tarief II)
- Nakosten