ECLI:NL:GHSHE:2025:1762

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
24 juni 2025
Publicatiedatum
24 juni 2025
Zaaknummer
200.344.898.01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenarrest over opheffing conservatoir beslag in hoger beroep tussen Gemeente Tilburg en [XXX] Zorg en Welzijn B.V.

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 24 juni 2025 een tussenarrest gewezen in het hoger beroep van een kort geding. De Gemeente Tilburg had conservatoir beslag gelegd op de bankrekening van [XXX] Zorg en Welzijn B.V. omdat zij meende dat er onterecht bedragen waren uitgekeerd voor zorgbegeleiding die niet conform de kwaliteitseisen was geleverd. De voorzieningenrechter had het beslag opgeheven, waarop de Gemeente Tilburg in hoger beroep ging. Het hof heeft partijen verzocht om zich uit te laten over de actuele stand van zaken in de bodemprocedure en het nieuwe conservatoire beslag. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling en de Gemeente Tilburg moet bij akte reageren op de stand van zaken in de bodemprocedure en het beslag. De uitspraak van het hof is openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op dezelfde datum.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.344.898/01
arrest in kort geding van 24 juni 2025
in de zaak van
Gemeente Tilburg,
gevestigd te Tilburg,
appellante,
hierna aan te duiden als gemeente Tilburg,
advocaat: mr. S.E.A. Groeneveld te Breda,
tegen
[XXX] Zorg en Welzijn B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde,
hierna aan te duiden als [geïntimeerde] ,
advocaat: mr. Th.J.H.M. Linssen te Tilburg,
op het bij exploot van dagvaarding van 12 augustus 2024 ingeleide hoger beroep van het vonnis van 22 juli 2024, door de voorzieningenrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, gewezen tussen gemeente Tilburg als gedaagde en [geïntimeerde] als eiseres.

1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/02/423924 / KG ZA 24-321)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep met grieven en producties 23-40;
  • de memorie van antwoord met producties 10-17.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3.Waar gaat deze zaak over?

De gemeente Tilburg heeft conservatoir beslag laten leggen op de bankrekening van [geïntimeerde] (een zorgaanbieder) omdat de gemeente Tilburg meent dat aan [geïntimeerde] bedragen zijn uitgekeerd voor (individuele) zorgbegeleiding die feitelijk niet of niet conform de kwaliteitseisen is geleverd. De voorzieningenrechter heeft het beslag opgeheven. In hoger beroep komt de gemeente Tilburg tegen dit oordeel op.
4. De beoordeling
De feiten
4.1.
Grief III stelt onder meer aan de orde dat de voorzieningenrechter ten onrechte bij de vaststaande feiten heeft opgenomen dat de rapporten van [zzz] en Bureau [yyy] de bevindingen van de gemeente Tilburg weerleggen. Deze grief slaagt in zoverre dat niet als vaststaand feit kan worden aangenomen dat de rapporten van [zzz] en Bureau [yyy] de bevindingen van de gemeente Tilburg (zonder meer) weerleggen. Het hof zal dit dus ook niet overnemen (vgl. rov. 4.1.12). Voor zover in grief III ook wordt opgekomen tegen rechtsoverweging 4.10 van het vonnis zal het hof dit betrekken bij de verdere beoordeling. Tegen de overige door de voorzieningenrechter vastgestelde feiten zijn geen grieven gericht. Deze feiten vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt. Daarnaast staan nog enige andere feiten vast. In dit hoger beroep wordt uitgegaan van de volgende feiten.
4.1.1.
[geïntimeerde] is een zorgaanbieder. Zij richt zich op individuele begeleiding en dagbesteding aan jongvolwassenen, volwassenen en ouderen met een migratieachtergrond met een lichamelijke, verstandelijke en/of psychische beperking. Zij biedt deze zorg zowel intramuraal als extramuraal aan op basis van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo 2015).
4.1.2.
De zorg wordt verleend op basis van zorgovereenkomsten tussen [geïntimeerde] en cliënten aan wie een persoonsgebonden budget (pgb) is toegekend (hierna: de budgethouders).
4.1.3.
De gemeente Tilburg is op grond van de Wmo 2015 onder andere belast met het toezicht op de naleving van de hierin opgenomen wettelijke voorschriften en de daarmee verband houdende regelingen.
4.1.4.
[geïntimeerde] factureert de budgethouders achteraf voor de door haar verleende zorg. De budgethouders, dan wel hun wettelijk vertegenwoordigers, dienen die facturen ter declaratie in bij de Sociale Verzekeringsbank (SVB). De SVB vergoedt de gefactureerde bedragen aan [geïntimeerde] .
4.1.5.
Op 14 juni 2022 heeft de gemeente Tilburg een onderzoek aangekondigd naar de kwaliteit en de rechtmatigheid van de door [geïntimeerde] geboden ondersteuning in de periode 1 januari 2021 t/m 30 september 2022.
4.1.6.
De toezichthouder Wmo van de gemeente Tilburg heeft het rechtmatigheids-onderzoek uitgevoerd en GGD Hart voor Brabant heeft in opdracht van de gemeente Tilburg het kwaliteitsonderzoek uitgevoerd.
4.1.7.
De bevindingen van dat onderzoek zijn neergelegd in een conceptrapport van november 2023. De toezichthouders komen daarin tot de conclusie dat de doelmatigheid, rechtmatigheid en kwaliteit van de ondersteuning die [geïntimeerde] biedt onvoldoende zijn.
4.1.8.
De gemeente Tilburg heeft naar aanleiding van dat conceptrapport bij de voorzieningenrechter een verzoek tot beslaglegging ingediend. Aan het verzoek heeft de gemeente Tilburg ten grondslag gelegd dat aan [geïntimeerde] bedragen zijn uitgekeerd voor (individuele) zorgbegeleiding die feitelijk niet of niet conform de kwaliteitseisen is geleverd, waardoor de pgb’s van de budgethouders niet zijn besteed aan passende ondersteuning voor de betreffende cliënten. De gemeente Tilburg heeft gesteld een vordering te hebben op [geïntimeerde] uit hoofde van ongerechtvaardigde verrijking en onrechtmatige daad van € 252.407,49.
4.1.9.
De voorzieningenrechter heeft de gemeente Tilburg bij beschikking van 12 december 2023 verlof verleend om ten laste van [geïntimeerde] (repeterend) conservatoir derdenbeslag te leggen op de bankrekeningen van [geïntimeerde] , waarbij de vordering is begroot op een bedrag van € 328.129,73.
4.1.10.
Het beslag is op 13 december 2023 gelegd op de bankrekening van [geïntimeerde] bij de ABN AMRO Bank en heeft doel getroffen voor een bedrag van € 168.890,22.
4.1.11.
De gemeente Tilburg heeft het concept-rapport op 13 december 2023 aan [geïntimeerde] toegestuurd, waarbij haar een termijn is gegeven van twee weken om haar zienswijze te geven. Deze termijn is op verzoek van [geïntimeerde] diverse malen verlengd, voor het laatst tot 19 februari 2024.
4.1.12.
[geïntimeerde] heeft in deze termijn door twee deskundigen ([persoon A] verbonden aan [zzz] Partners BV en [persoon B] verbonden aan Bureau [yyy]) een onderzoek laten verrichten naar de rechtmatigheid en de doelmatigheid van de door [geïntimeerde] verleende zorg. [geïntimeerde] heeft haar zienswijze aan de hand van deze rapporten op 19 februari 2024 aan de gemeente Tilburg kenbaar gemaakt, maar dit heeft niet geleid tot aanpassingen in het definitieve rapport van de toezichthouders. Het definitieve rapport is op 8 maart 2024 vastgesteld.
4.1.13.
De gemeente Tilburg heeft bij dagvaarding van 6 maart 2024 de bodemprocedure tegen [geïntimeerde] aanhangig gemaakt. De mondelinge behandeling door de meervoudige kamer van de rechtbank is bepaald op 18 november 2024.
4.1.14.
Bij beschikking van 29 juli 2024 is aan de gemeente Tilburg opnieuw verlof verleend voor het leggen van conservatoir beslag ten laste van [geïntimeerde] . Het gaat daarbij om conservatoir beslag op vorderingen die [geïntimeerde] heeft op de aandeelhouder en de bestuurder, alsmede op een auto (productie 32 bij memorie van grieven). De vordering is opnieuw begroot op een bedrag van € 328.129,73.
De procedure bij de voorzieningenrechter
4.2.1.
In de onderhavige procedure vordert [geïntimeerde] als voorlopige voorziening – samengevat – primair opheffing van het ten laste van haar gelegde derdenbeslag onder de ABN AMRO Bank, althans de gemeente Tilburg te veroordelen om dit beslag op te heffen op straffe van een dwangsom, dan wel subsidiair het ten laste van [geïntimeerde] gelegde beslag te beperken tot een bedrag van € 19.198,84, althans een door de voorzieningenrechter te bepalen bedrag en de gemeente Tilburg te veroordelen om het beslag voor zover voornoemd bedrag wordt overschreden op te heffen, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom, met veroordeling van de gemeente Tilburg in de kosten van de procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente en nakosten.
4.2.2.
Aan deze vordering heeft [geïntimeerde] , kort samengevat, het volgende ten grondslag gelegd. Het beslag moet worden opgeheven omdat dit vexatoir is. [geïntimeerde] betwist dat de gemeente Tilburg enige vordering op haar heeft, dan wel een vordering ten bedrage van
€ 328.129,73. [geïntimeerde] wijst er in dit verband op dat zij pas na de beslaglegging in de gelegenheid is gesteld om haar zienswijze op de inhoud van het conceptrapport te geven en dat de voorzieningenrechter die verlof heeft verleend met die zienswijze dus geen rekening heeft kunnen houden. De bevindingen van het rapport van de toezichthouder kunnen niet rechtvaardigen dat er beslag is gelegd voor een bedrag van € 168.890,22. [geïntimeerde] stelt dat zij als gevolg van het beslag ernstig wordt belemmerd in haar bedrijfsvoering. Zij heeft onvoldoende middelen om haar crediteuren tijdig te voldoen. Daarmee komt de continuïteit van haar onderneming en de zorgverlening aan haar kwetsbare patiënten in gevaar.
4.2.3.
De gemeente Tilburg heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.
4.2.4.
De voorzieningenrechter heeft, uitvoerbaar bij voorraad, het door de gemeente Tilburg ten laste van [geïntimeerde] op 13 december 2023 gelegde conservatoir derdenbeslag onder de ABN AMRO Bank opgeheven. Voorts is de gemeente Tilburg veroordeeld in de proceskosten (inclusief nakosten).
De procedure in hoger beroep
4.3.
De gemeente Tilburg heeft in hoger beroep zes grieven aangevoerd. De gemeente Tilburg heeft geconcludeerd tot vernietiging van het beroepen vonnis en tot het alsnog afwijzen van de vorderingen van [geïntimeerde] .
4.4.
[geïntimeerde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
Tijdsverloop
4.5.
Op de rol van 15 oktober 2024 hebben partijen arrest gevraagd. De zaak is vervolgens (na fourneren) op de rol van 10 december 2024 voor arrest gekomen. Daarna is de zaak aangehouden voor arrest op 6 februari 2025. Vervolgens is de zaak aangehouden voor arrest op 26 augustus 2025.
4.6.
Het hof stelt vast dat inmiddels geruime tijd is verstreken sinds het moment dat partijen arrest hebben gevraagd. Omdat recente informatie over bijvoorbeeld het verloop van de bodemprocedure ontbreekt, terwijl die informatie van belang kan zijn voor de beoordeling in hoger beroep, ziet het hof aanleiding om te bepalen dat de gemeente Tilburg zich bij akte dient uit te laten over de actuele stand van zaken. In de akte dient de gemeente Tilburg in ieder geval in te gaan op (i) de stand van zaken in de bodemprocedure en (ii) het door de gemeente Tilburg gelegde conservatoire beslag van 29 juli 2024 (rov. 4.1.14), ten aanzien waarvan [geïntimeerde] naar voren heeft gebracht dat de gemeente Tilburg voor een aanzienlijk bedrag zekerheid heeft gecreëerd zodat geen vrees voor gebrek aan verhaalsmogelijkheden bestaat (memorie van antwoord nr. 49). [geïntimeerde] kan vervolgens bij antwoordakte reageren. Afhankelijk van de inhoud van de aktes zal het hof arrest wijzen, dan wel een mondelinge behandeling bepalen, indien daartoe aanleiding bestaat.
4.7.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

5.De uitspraak

Het hof:
verwijst de zaak naar de rol van 8 juli 2025 voor akte aan de zijde van de gemeente Tilburg met het hiervoor in rov. 4.6 beschreven doel, ambtshalve peremptoir, waarna [geïntimeerde]
bij antwoordakte kan reageren op de rol van 22 juli 2025, ambtshalve peremptoir;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. E.H. Schulten, F.C. Alink-Steinberg en G.M. Menon en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 24 juni 2025.
griffier rolraadsheer