7.1.2[persoon B] , agrarisch bedrijfsadviseur, heeft – samengevat en voor zover hier van belang – verklaard dat een agrarisch ondernemer meerdere manieren heeft om zijn land te bewerken. Hij maakt de keuze of hij het zelf gaat doen of dat hij een loonwerker inschakelt. De keuze om een loonwerker in te schakelen hangt vaak samen met de vraag of de ondernemer zelf de juiste mechanisatie heeft. Als de ondernemer een loonwerker inschakelt, maakt de ondernemer de keuzes en de loonwerker voert deze uit. Voor specifieke werkzaamheden kan het zijn dat er verschillende loonwerkers worden ingeschakeld. Niet alleen de werkzaamheden worden door de ondernemer betaald, maar ook het plantgoed, zaaigoed en de teelt-technische kosten. De ondernemer financiert de teelt voor en pas als het gewas van het land komt wordt er opbrengst gerealiseerd. De ondernemer bepaalt het bouwplan (een meerjarenplan waarin staat welke gewassen worden geteeld), beslist over de gewasbescherming (of en wanneer moet worden gespoten) en bepaalt of en welke verzekeringen worden afgesloten. Alles wat er op het perceel gebeurt valt onder zijn zeggenschap. De ondernemer betaalt de loonwerker aan de hand van facturen.
Bij deelteelt komt het er op neer dat twee partijen samen een teelt doen. Ook hier is de grondeigenaar/pachter (degene die de gronden opgeeft bij het GLB) degene die de wilsbeschikking heeft, die de beslissingen neemt en de kosten draagt. Wel kan het zijn dat het pootgoed of plantmateriaal door de teler wordt betaald. Een voorwaarde van het GLB en de Meststoffenwet is dat de ondernemer zelf voor eigen rekening en risico teelt en de wilsbeschikking heeft ten aanzien van de teelt.
Als een ondernemer geen eigen opslagmogelijkheid heeft, zal hij er vaker voor kiezen om contracten af te sluiten om het risico te beperken. Het afsluiten van contracten is ook vaak een voorwaarde voor financiering door banken.
Het gebruik van een loonwerker moet zichtbaar zijn in de jaarstukken. Ook de kosten van de teelt en eventuele kosten van rente op een lening dienen te worden opgenomen in de jaarstukken.
Een ondernemer zal altijd zoeken hoe hij het hoogste rendement kan halen over meerdere jaren. Een ondernemer heeft er belang bij om te doen alsof hij teler is op de grond en het gebruik van de grond aan te geven voor de Meststoffenwet en het GLB om zelf de mestplaatsingsruimte te behouden en zelf de subsidies te ontvangen. Ook uit fiscaal perspectief kan het van belang zijn om te boek te staan als degene die de grond exploiteert.
[persoon B] heeft tot slot verklaard dat hij niet concreet kan verklaren over het teeltplan op de percelen 1 en 2 en wie dit teeltplan heeft bepaald. Ook kan hij niets verklaren over de verkoop van de gewassen, welke opbrengsten en marges zijn gerealiseerd in de periode na 2018 en wie het risico droeg van een eventuele misoogst.
7.1.3[appellant] heeft – samengevat en voor zover hier van belang – verklaard dat hij vanaf het begin (rond mei 2014) al het vermoeden had dat [geïntimeerde] de grond niet zelf in gebruik had. Alles wat al was ingezaaid werd weer weggehaald door machines van [persoon A] . Volgens [appellant] heeft [persoon A] in een gesprek aangegeven de grond in gebruik te hebben, maar er niet met [appellant] over te willen spreken. In de periode voor september 2018 is hem vervolgens opgevallen dat [voornaam A] en [voornaam B] [persoon A] veel werkzaamheden op de percelen verrichtten, die niet gebruikelijk zijn voor een loonwerker, zoals het betonpad en het veegpad onderhouden, alsmede water van het perceel aflaten. Op een door [appellant] gestelde vraag wie de kosten voor de werkzaamheden betaalde heeft hij geantwoord (toevoeging hof: [voornaam A] of [voornaam B] [persoon A] ) dat hij dat zelf doet en dat het een investering is voor de toekomst. Toen [appellant] [voornaam A] [persoon A] aansprak op 10 april 2018 heeft deze hem uitgelachten en gezegd dat hij het maar via de rechter moest regelen.
Over de periode na september 2018 heeft [appellant] in het algemeen verklaard dat alle mest werd opgehaald bij [persoon F] en dat de mest van [geïntimeerde] niet op de eigen percelen werd uitgereden. Volgens [appellant] is dit niet logisch, omdat het laten ophalen van mest veel duurder is dan de mest zelf uitrijden.
Volgens [appellant] kan je pas zien of [persoon A] zijn werkzaamheden voor eigen rekening en risico deed of dat hij als loonwerker voor [geïntimeerde] werkzaam was, als het op papier staat. [geïntimeerde] had openheid van zaken moeten geven .
[appellant] geeft aan dat hij [geïntimeerde] en [voornaam C] [geïntimeerde] nooit op de percelen heeft zien lopen, zien observeren of bewerkingen zien doen en dat het als boer zeer ongebruikelijk is nooit op de percelen te komen. [geïntimeerde] heeft geen regie gevoerd over de teelt. Zowel vóór als na september 2018 is er geen verandering geweest in de bewerking van de percelen, waarbij [persoon A] alle werkzaamheden uitvoerde, waaronder de beregening.
[appellant] heeft niet kunnen verklaren aan wie de opbrengst van de percelen ten goede komt. Hij neemt aan dat het risico van een misoogst in de jaren na september 2018 bij [persoon A] lag. Dit is echter slechts een aanname, want hij krijgt geen inzicht in de cijfers.
7.1.4[persoon C] , [persoon D] , [persoon E] en [persoon F] zijn buren van [appellant] en [geïntimeerde] en hebben vanuit hun huis zicht op de percelen 1 en 2. Zij hebben – samengevat en voor zover hier van belang – het volgende verklaard.
- [persoon C] heeft verklaard dat de percelen 1 en 2 worden bewerkt door [persoon A] . Hij weet dat omdat hij hem de grond heeft zien bewerken en omdat hij een keer de maïs heeft willen kopen en toen door [geïntimeerde] werd doorverwezen naar [persoon A] . Ook na 2018 zijn het nog altijd dezelfde tractoren die de grond bewerken. [voornaam C] [geïntimeerde] of [geïntimeerde] heeft hij nooit op de percelen zien lopen, de grond zien bewerken of zien observeren. [persoon C] weet niet of [persoon A] de grond voor zichzelf bewerkte, of als loonwerker. Hij kan niet verklaren hoe het financieel geregeld is tussen [persoon A] en [geïntimeerde] . [voornaam B] [persoon A] heeft aan hem laten weten dat hij de grond nog 15 jaar zou bewerken. Ook [voornaam C] [geïntimeerde] heeft tegen hem, nadat hij had gevraagd of hij de grond mocht pachten, gezegd dat dat voorlopig niet zou kunnen, omdat [persoon A] de grond in gebruik had.
- [persoon D] heeft verklaard dat zijns inziens de percelen 1 en 2 door [persoon A] worden bewerkt. Hij doet alle bewerkingen op de grond en heeft de regie. Aan de tractoren en machines kan hij zien dat die van [persoon A] zijn. Dat [persoon A] ook de regie heeft over de teelt op de gronden, leidt hij af uit het feit dat hij altijd alleen [persoon A] op de gronden ziet en nooit [voornaam C] [geïntimeerde] of [geïntimeerde] . Als je zelf de percelen bewerkt, is het vreemd dat je er nooit bent. Alle bewerkingen van het zaaien tot het oogsten worden door [persoon A] gedaan. Over het gebruik van de percelen na september 2018 kan hij niets nader verklaren. Volgens [persoon D] kan het zijn dat [persoon A] de percelen als loonwerker bewerkt. Hij denkt dat het niet voor rekening en risico van [voornaam C] [geïntimeerde] en [geïntimeerde] gebeurt, maar hij heeft geen inzicht in de papieren en kan het niet uitsluiten. Hij heeft ook nooit met [persoon A] (senior of junior) gesproken.
- [persoon E] heeft verklaard dat de percelen 1 en 2 worden bewerkt door de loonwerker [persoon A] . Dit ziet hij aan het feit dat er op de ton of tractor reclamestickers van [persoon A] staan. Of ook werkzaamheden door andere loonwerkers worden verricht weet hij niet. [persoon E] weet niet of [persoon A] voor zichzelf de percelen bewerkt of als loonwerker. Hij heeft daarover ook nooit gesproken met [persoon A] , [voornaam C] [geïntimeerde] of [geïntimeerde] .
- [persoon F] heeft verklaard dat hij niet weet wie de percelen 1 en 2 bewerkt. Wel levert hij regelmatig mest aan [persoon A] junior en weet hij dat [persoon A] ook mest heeft uitgereden bij [bedrijf A] . Dit kan hij zien aan de hand van een GPS-signaal dat is gekoppeld aan zijn bedrijfsnummer en het nummer van de afnemer. Hij heeft niet kunnen zien of de mest is uitgereden op de percelen 1 of 2. [persoon F] betaalt [persoon A] om de mest af te voeren. [persoon A] stelde altijd de facturen op. De facturen stonden nooit op naam van [bedrijf A] , [voornaam C] [geïntimeerde] of [geïntimeerde] .
Zowel [persoon C] , [persoon D] , [persoon E] als [persoon F] hebben aangegeven dat zij niets kunnen verklaren over, dan wel niet weten, wie na 2018 het teeltplan maakte. Evenmin hebben zij kunnen verklaren over de opbrengst van de percelen 1 en 2, over het risico van een misoogst, over de kosten voor bewerking van de percelen of wat de financiële afspraken waren tussen [persoon A] en [bedrijf A] .
7.1.5[persoon G] heeft – samengevat en voor zover hier van belang – verklaard dat [persoon A] zijn loonwerker is en dat hij regelmatig maïs van hem koopt. In 2019 heeft hij maïs van [persoon A] gekocht van de percelen 1 en 2. Hij is er in die tijd ook gaan kijken. Hij heeft niet met [persoon A] gesproken over van wie die maïs was, maar alleen dat het maïs was afkomstig van de percelen 1 en 2. [persoon A] verkoopt niet alleen maïs als tussenpersoon, maar heeft ook eigen grond. [persoon G] kan niets verklaren over de relatie van [persoon A] tot de verschillende grondeigenaren. Op de facturen staat vermeld aankoop snijmaïs per hectare. Er staat niet nader op uitgesplitst van welke grondeigenaren de maïs afkomstig is; het kan zijn dat deze van meerdere grondeigenaren afkomstig is. De prijs spreekt [persoon G] met [persoon A] af en naar zijn idee hoeft [persoon A] geen ruggenspraak te houden met anderen. De prijsafspraken worden mondeling gemaakt. Achteraf volgt wel een factuur. De facturen die hij van [persoon A] voor de maïs heeft gekregen, heeft hij ook aan hem betaald. [persoon G] heeft daarnaast verklaard dat hij ook wel eens aan vruchtwisseling met [persoon A] heeft gedaan. In 2019 heeft hij de aardappelen uitgeruild voor maïs op de percelen 1 en 2. Op zijn grond heeft hij aardappelen geteeld. [persoon A] deed daarbij de begeleiding en de oogst. De aardappelen heeft [persoon G] betaald gekregen en daarvoor kon hij voor een bepaald aantal hectare snijmaïs terugkopen. Hij kreeg daarbij de maïs van de percelen 1 en 2 toegewezen. In 2019 heeft hij ook een keer de percelen 1 en 2 beregend. Hij is op [bedrijf A] geweest om de pomp aan te zetten en hij heeft [persoon A] gebeld om te vragen waar hij moest zijn. [persoon G] heeft tot slot verklaard dat hij niet op de hoogte is van financiële afspraken tussen [persoon A] en [bedrijf A] .
7.1.6[persoon H] is accountmanager Agronomie bij [bedrijf B] , een coöperatie die contracten afsluit met akkerbouwers voor de bietenteelt. Hij heeft – samengevat en voor zover hier relevant – verklaard dat de leden van de coöperatie leveringsbewijzen hebben die bepalen hoeveel bieten mogen worden geleverd. De leveringsbewijzen zijn niet gekoppeld aan een perceel, maar geven het recht om een bepaalde hoeveelheid bieten te telen. [bedrijf B] neemt geen bieten af van boeren in Nederland die geen lid zijn. [persoon A] is wel lid van de coöperatie. [voornaam C] [geïntimeerde] en [geïntimeerde] zijn geen lid. De opgaves lopen via een portaal. De leden bieden de bieten aan de coöperatie aan en de coöperatie betaalt de – na de campagne bepaalde – prijs. In 2017 tot 2019 zijn er bieten geteeld op de percelen 1 en 2. De bieten zijn aangeboden door [persoon A] en de prijs is betaald aan [persoon A] . [persoon H] heeft daarnaast verklaard dat hem niets bekend is over (financiële) afspraken tussen [persoon A] en de eigenaren van de percelen 1 en 2. Hij heeft ook geen zicht op wie de kosten draagt voor de bietenteelt op de percelen 1 en 2.
7.1.7[persoon I] is werkzaam als tuinbouwdeskundige bij [bedrijf C] , een coöperatie die zich bezighoudt met de teelt van groente voor de verwerkingsindustrie. Hij heeft – samengevat en voor zover hier relevant – verklaard dat de coöperatie een telersverbond is dat teeltcontracten afsluit met telers en afspraken maakt over de teelt op de percelen. De coöperatie maakt standaardcontracten op die worden uit- onderhandeld met de afnemers. [bedrijf C] koopt het zaad in en levert aan de telers, inspecteert de percelen ten tijde van de oogst om het verwachte oogsttijdstip, de kwaliteit en de hoeveelheid te bepalen. De vergoeding is de opbrengst van de teelt op het perceel. [bedrijf C] sluit contracten af met leden van de vereniging, maar ook wel - als er onvoldoende aanbod is - met telers die geen lid zijn. Vóór 21 april 2022 heeft zij nooit contracten afgesloten met [bedrijf A] . De verbondenheid met de coöperatie was via [persoon A] . In de periode vóór 2022 zijn met betrekking tot de percelen 1 en 2 contracten afgesloten met [persoon A] . Op perceel 2 is geteeld vanaf 2016. In 2016/2017 hebben op een deel van het perceel tuinbonen gestaan, in 2020 erwten en bonen en in 2022 waspeen. Op perceel 1 hebben in 2018 ook tuinbonen gestaan. De facturen voor de in het contract vermelde en doorberekende kosten zijn tot 2022 naar [persoon A] verzonden en zijn ook door hem betaald. De opbrengst is tot 2022 naar [persoon A] gegaan. Ook de teeltregistratie is tot 2022 door [persoon A] gevoerd. Na 2022 zijn de contracten met [bedrijf A] gesloten, zijn de facturen naar [bedrijf A] verzonden en is ook de opbrengst naar [bedrijf A] gegaan. Vanaf 2022 heeft [bedrijf A] ook de teeltregistratie gevoerd. [persoon I] heeft daarnaast nog verklaard dat [bedrijf C] een teeltcontract maakt voor de opbrengst op een specifiek perceel. Van wie de grond is, is voor [bedrijf C] niet relevant. Eventuele afspraken met de eigenaar van de grond zijn bij haar niet bekend. Ook is het niet bekend of een lid gewassen inkoopt bij een derde. Eventuele financiële afspraken tussen [bedrijf A] en [persoon A] zijn bij hem niet bekend en hij weet ook niet wie de kosten voor de teelt van de gewassen draagt of wie de risico’s draagt.