Uitspraak
1.Procesverloop
2.Het standpunt van de verzoeker
4.Het standpunt van de raadsheren
5.Beoordeling van het wrakingsverzoek
subjectiefbezien niet onpartijdig waren. De vraag of de feiten of omstandigheden in dit geval een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de bij de verzoeker bestaande vrees dat de raadsheren jegens hem een vooringenomenheid koesteren,
objectiefgerechtvaardigd is, dient evenwel bevestigend te worden beantwoord. Daarbij heeft de wrakingskamer zich in het bijzonder rekenschap gegeven van de na te noemen omstandigheden.
“Indien daarbij iemand de orde verstoort of op eenigerlei wijze hinderlijk is, kan de betrokken voorzitter, rechter of ambtenaar, na hem zoo noodig te hebben gewaarschuwd, bevelen dat hij zal vertrekken en, ingeval van weigering, hem doen verwijderen en tot den afloop der ambtsverrichtingen in verzekering doen houden.”. Volgens het proces-verbaal van 3 juli 2025 heeft de voorzitter, nadat het hof zich had teruggetrokken voor beraad, als beslissing medegedeeld: “Het hof vindt uw opstelling niet acceptabel en vraagt of u, mr. Moszkowicz, de zaal wil verlaten.”. De raadsman heeft na discussie, onder begeleiding van de parketpolitie, de zittingszaal tezamen met de verzoeker verlaten. Op enig moment is de verzoeker alleen teruggekeerd in de zittingszaal. De verzoeker heeft toen direct verklaard: “Ik ga een wrakingsverzoek indienen. Mijn raadsman wil het verder uitleggen.”.