ECLI:NL:GHSHE:2025:2258

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
13 augustus 2025
Publicatiedatum
15 augustus 2025
Zaaknummer
20-002328-24
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal met braak in Roermond

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 13 augustus 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, dat op 26 augustus 2024 was gewezen. De verdachte, geboren in 2003, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 maanden voor diefstal met braak. De politierechter had ook een schadevergoeding van € 500,00 aan de benadeelde partij toegewezen. De verdachte ging in hoger beroep tegen dit vonnis. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof het vonnis zou vernietigen en de verdachte zou veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden, met aftrek van voorarrest. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich op 11 juli 2023 schuldig heeft gemaakt aan een woninginbraak in Roermond, waarbij hij goederen ter waarde van ongeveer € 10.539,00 heeft weggenomen. Het hof heeft het DNA van de verdachte aangetroffen op de plaats delict, wat als bewijs werd beschouwd. De vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding werd gedeeltelijk afgewezen, omdat de benadeelde partij niet-ontvankelijk werd verklaard in het deel van de vordering dat betrekking had op immateriële schade. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden en een schadevergoedingsmaatregel opgelegd.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002328-24
Uitspraak : 13 augustus 2025
TEGENSPRAAK (ex. artikel 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 26 augustus 2024, in de strafzaak met parketnummer 03-036568-24 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2003,
met als woonadres [adres 1] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de politierechter de verdachte ter zake van ‘diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door
middel van inklimming’ veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden, met aftrek van voorarrest. Ook heeft de politierechter de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] toegewezen tot een bedrag van € 500,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het meergevorderde is de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk verklaard.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, te dien aanzien opnieuw rechtdoende, het tenlastegelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstaf voor de duur van 6 maanden met aftrek van voorarrest. Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij heeft de advocaat-generaal zich op het standpunt gesteld de vordering, indien de vordering door de erfgenaam van de benadeelde partij [benadeelde] in hoger beroep kan worden gehandhaafd, voor wat betreft de materiële schade toe te wijzen tot een bedrag van € 12.088,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor wat betreft de immateriële schade heeft de advocaat-generaal zich op het standpunt gesteld de benadeelde partij daarin niet-ontvankelijk te verklaren, nu die vordering niet genoeg is onderbouwd.
Door de raadsman is primair integrale vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit en, gelet daarop, niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in de vordering tot schadevergoeding. Subsidiair, in geval van een veroordeling, heeft de raadsman een strafmaatverweer gevoerd en voorts verzocht de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk te verklaren, nu er geen wensenformulier is ingevuld en aldus de immateriële schade naar zijn aard niet via erfopvolging overdraagbaar is en over de materiële schade met onvoldoende zekerheid kan worden vastgesteld of deze goederen zijn ontvreemd dan wel wat de totale waarde daarvan is.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen – zal worden vernietigd omdat de politierechter heeft volstaan met aantekening van de uitspraak op een aan het dubbel van de dagvaarding gehecht stuk, maar het hof gebonden is aan het motiveringsvoorschrift van artikel 359 van het Wetboek van Strafvordering.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 11 juli 2023 te Roermond geld (ongeveer 5000 euro), sieraden, sleutels, een zonnebril, kleding, een geur diffuser, Power beats pro, JBL muziekbox en/of een portemonnee, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op 11 juli 2023 te Roermond geld (ongeveer 5000 euro), sieraden, sleutels, een zonnebril, kleding, een geur diffuser, Power beats pro, JBL muziekbox en een portemonnee die aan [benadeelde] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Bewijsmiddelen
Hierna wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar het einddossier van de politie eenheid Limburg, zaakregistratienummer PL2300-2023108331, gesloten d.d. 20 februari 2024, inhoudende een verzameling in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal van politie met daarin gerelateerde bijlagen, met doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 88. De inhoud daarvan is telkens zakelijk weergegeven.
1.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 24 juli 2023, dossierpagina’s 7-10, voor zover inhoudende als verklaring van aangeefster [benadeelde] :
Ik doe aangifte van inbraak. Ik woon aan [adres 2] . Dit betreft
een vrijstaande koopwoning. Ik woon hier alleen. Op dinsdag 11 juli 2023, omstreeks 09:00 uur, verliet ik mijn woning om te gaan werken. Alles was toen nog in takt en ramen en deuren waren afgesloten. De achterdeur en het raam aan de achterzijde zijn voorzien van rolluiken die naar beneden waren.
Omstreeks 21:40 uur, kwam ik weer thuis. Ik liep via de garage naar de achterzijde
omdat ik in mijn tuinhuis moest zijn. Onder de overkapping aan de achterzijde staat
een tuinset. Het viel mij op dat de stoelen verschoven waren. Ineens zag ik dat het
raam open stond. Toen ik dichterbij kwam zag ik dat er ingebroken was. Een deel van het houten kozijn lag op de grond. Het raam stond naar binnen toe open. Het ruitje is vernield. Binnen liggen stukken glas en houtsplinters van het houten kozijn. Het kozijn was dicht middels een hendel aan de binnenzijde. Deze hebben ze door het glas te breken aan de binnenzijde open kunnen maken.
(…)
Ik ben meteen naar binnen gegaan om te kijken wat er weg was. Op de eerste verdieping waren alle vertrekken met kamers geopend. Alle kasten en lades waren open gemaakt. Overal ligt kleding en persoonlijke eigendommen op de grond. In een andere kamer staat een kluis. Deze is verankerd maar de deur stond open. Aan de bovenzijde is een flink gat gemaakt in de kluis en zodoende is deze geopend. Hierin zaten veel sieraden, contant geld en belangrijke papieren van mijn winkel zoals kasboeken. Net naast de kluis stond een metalen bruine kast. Deze is in zijn geheel weggenomen. Deze kast had lades en was afgesloten. Hierin zaten ook kasboeken en erfelijke sieraden.
(…)
Bij gevoegd de weggenomen goederen.
5000,- aan contant geld (in kluis )
Erfelijk witgouden ring met briljantjes +/- 17 stuks (in kluis)
Erfelijk gouden ring met briljantjes (in kluis )
Gouden ring met diamanten ronde en vierkanten briljantjes (in bruin lade kastje)
Gouden 18 kt spang ketting met gouden kruisje aan voorzijde en zijkanten volledig
gevuld met diamantjes (in kluis)
Witgouden spang ketting (lag in slaapkamer)
Buddha to buddha Armband (lag in kledingkast)
Buddha to buddha ring (lag in kledingkast )
Gucci zonnebril (nachtkastje)
Lammy coat jas (kleding kast)
Leren jasje ( kleding kast )
Woolrich winterjas (kledingkast)
Elektrische geur diffuser (stond op vensterbank)
Power beats pro (keukenaanrecht)
Jbl muziekbox (slaapkamer)
2.
Het aanvullend proces-verbaal van aangifte d.d. 21 augustus 2023, dossierpagina’s 11-13, voor zover inhoudende als verklaring van aangeefster [benadeelde] :
Ik wil een aanvullende verklaring afleggen met betrekking tot de inbraak in mijn
woning gelegen aan [adres 2] .
De volgende goederen staan niet in de aangifte maar missen wel uit mijn woning:
- kleingeld in geldzakjes (in kledingkast);
- bruine horecaportemonnee met kapot slot (in kluis);
- twee kettingen, wit en zwart gekleurd van stof.
3.
Het proces-verbaal forensisch onderzoek woning aan [adres 2] d.d. 22 juli 2023 (p. 26-28), voor zover inhoudende als bevindingen van verbalisant [verbalisant] :
Op woensdag 12 juli 2023 omstreeks 13:00 uur kwam ik
(het hof begrijpt hier en hierna: verbalisant [verbalisant] ), naar aanleiding van een gekwalificeerde diefstal in/uit woning, voor forensisch onderzoek aan op de locatie [adres 2] .
(…)
De dader bereikte de woning mogelijk aan de achterzijde. De dader was van hieruit richting de achterdeur en het raam van de woonkamer gegaan. Ik, verbalisant, zag dat het rolluik nog in tact was. Ik, verbalisant, zag dat de dader met een breekvoorwerp in de sluitnaad van het houten raam had gewrikt. Een werktuigspoor was zichtbaar op dit houten raam. Mogelijk dat de dader hierna in de sponning was gaan wrikken en de ruit, voorzien van dubbel glas, was gebarsten. Door de barst in de ruit kon de dader een opening in de ruit maken. Via deze opening kon de dader middels handreiking de raamkruk (espagnoletsluiting) bedienen en het raam openen. Ik, verbalisant, zag een veegspoor buiten op de ruit van het inklimraam. Dit spoor middels een wattenstaafje veiliggesteld. Via dit raam kreeg de dader toegang tot de woning. Binnen op de vensterbank van dit inklimraam was een gering schoenspoorfragment zichtbaar. De dader had diverse ruimtes doorzocht. Op de eerste etage bevond zich een kamer waar een klein formaat kluis stond. Ik, verbalisant, zag dat op de bovenzijde van deze kluis een gat was geslepen. Betrokkene deelde me mede dat de dader mogelijk de sleutel van de kluis uit een lade van het metalen ladekastje had gepakt. Op deze wijze kon de dader de kluis openen. Het metalen ladekastje stond voor de inbraak, volgens betrokkene, rechts naast de kluis. Deze metalen ladekast was volgens betrokkene door de dader geheel meegenomen. De metalen ladekast is op een later tijdstip alsnog buiten teruggevonden.
(…)
De hierna omschreven sporen werden gewaarmerkt en op de daartoe geschikte wijze
veiliggesteld. Hierbij werd rekening gehouden met de aard van de spoorsoort.
(…)
Biologisch spoorSpoornummer : PL2300-2023108331-87790
SIN : AAQN2523NL
Spooromschrijving : Epitheel
Wijze veiligstellen : Wattenstaafje
Datum/tijd veiligstellen: 12 juli 2023 om 14:15 uur
Plaats veiligstellen : Veegspoor buitenzijde ruit (inklimraam)
4.
Het deskundigenrapport Forensisch DNA-onderzoek van het The Maastricht Forensic Institute (TMFI) d.d. 30 juli 2023, opgesteld door drs. B.J. Blankers, NRGD-geregistreerd forensisch DNA-deskundige, inhoudende:
1.1
DNA-onderzoek
Van het onderzoeksmateriaal zijn DNA-profielen opgesteld met de NGM SElect kit. Hiermee kunnen de DNA-kenmerken van 16 loci en een DNA-kenmerk voor het X- en Y-chromosoom (geslachtsbepaling) worden aangetoond.
2. Bevindingen
De resultaten van het vergelijkend DNA-onderzoek zijn weergegeven in tabel 1.
Bemonstering
DNA-profiel
Mogelijke donor van celmateriaal
Veegspoor
buitenzijde ruit
(inklimraam)
AAQN2523NL
DNA-mengprofiel afkomstig van celmateriaal van minimaal twee donoren, van wie zeker één man.
Het DNA-mengprofiel is geschikt voor vergelijken DNA-onderzoek met het DNA-profiel van een
persoon.
[verdachte]
Zie ‘4. Berekening van de bewijswaarde’
Tabel 1 – Resultaat van het DNA-onderzoek
3. DNA-databank
In tabel 2 staat vermeld welke DNA-profielen eenmalig zijn vergeleken met de DNA-profielen van personen opgenomen in de DNA-databank voor strafzaken.
Tabel 2 – DNA-profiel(en) eenmalig vergeleken in de DNA-databank voor strafzaken
SIN
Datum vergelijking
Mogelijke donor van celmateriaal
Veegspoor
buitenzijde ruit
(inklimraam)
AAQN2523NL
26 juli 2023
[verdachte]
Geboren op [geboortedag] 2003
SKN [SKN]
4. Berekening van de bewijskracht donorschap
Om een uitspraak te doen over het mogelijk aanwezig zijn van celmateriaal van [verdachte] in de bemonstering van ‘veegspoor buitenzijde ruit (inklimraam) AAQN2523NL’ is de likelihood-ratio (LR) methode toegepast. Daarbij worden de resultaten bezien in het licht van twee, elkaar uitsluitende hypothesen:
Hypothese 1: de bemonstering van het spoor bevat DNA van [verdachte] en één onbekende, niet verwante persoon.
Hypothese 2: de bemonstering van het spoor bevat DNA van twee onbekende, niet verwante personen.
De resultaten van het onderzoek zijn extreem veel waarschijnlijker wanneer hypothese 1 juist is dan wanneer hypothese 2 juist is.
Er wordt gebruik gemaakt van populatie data gepubliceerd door A.A. Westen et al. Forensic Science International: Genetics 10 (2014) 55–63 en van de volgende reeks waarschijnlijkheidstermen met bijbehorende likelihood ratio interval:
Ongeveer even waarschijnlijk 1
Iets waarschijnlijker 1-10
Waarschijnlijker 10-100
Veel waarschijnlijker 100-10.000
Zeer veel waarschijnlijker 10.000-1.000.000
Extreem veel waarschijnlijker >1.000.000
Bewijsoverwegingen
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman – op gronden zoals opgenomen in de overgelegde pleitnota – bepleit dat de verdachte van het ten laste gelegde feit dient te worden vrijgesproken nu er te veel losse eindjes zijn om tot een sluitende bewijsconstructie te komen en niet met de vereiste mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat verdachte degene is geweest die op 11 juli 2023 heeft ingebroken bij aangeefster [benadeelde] .
Het hof overweegt als volgt.
Het betoog van de raadsman dat de verdachte integraal moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde, wordt naar het oordeel van het hof weerlegd door de inhoud van de door het hof tot het bewijs gebezigde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien.
Het hof gaat op basis van de bewijsmiddelen uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op 11 juli 2023 heeft een woninginbraak plaatsgevonden in de woning van aangeefster [benadeelde] aan [adres 2] . Uit het forensisch onderzoek blijkt dat er een opening in de ruit van een inklimraam is gemaakt en via deze opening de dader de woning is binnengekomen. De woning is onderzocht door een forensisch onderzoeker en er is een veegspoor buiten op de ruit van het inklimraam aangetroffen. Het Maastricht Forensic Institute heeft dit veegspoor onderzocht op DNA-sporen. Uit het TMFI-onderzoek is gebleken dat de kans dat het aangetroffen DNA van de verdachte en één onbekende, niet verwante persoon is, extreem veel waarschijnlijker is (LR: >1.000.000) dan de kans dat dit van twee onbekende personen is. Deze situatie schreeuwt om een uitleg van de verdachte, maar zowel in eerste aanleg als in hoger beroep heeft de verdachte niet willen verklaren over hoe zijn DNA op de buitenzijde van de ruit terecht is gekomen. Enkel bij het politieverhoor d.d. 31 januari 2024 heeft de verdachte verklaard dat hij ‘zoveel spullen heeft aangeraakt in zijn leven’ en dat zijn DNA door toedoen van iemand anders op een voorwerp terecht kan zijn gekomen.
Naar oordeel van het hof is het DNA-spoor van de verdachte dat gevonden is aan de buitenzijde van een ruit van de woning aan te merken als een daderspoor en daarom redengevend voor het bewijs dat verdachte als dader betrokken is geweest bij de woninginbraak. Het hof acht gelet op het voorgaande, alles bijeen en in onderlinge samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat het de verdachte is geweest die de woninginbraak heeft gepleegd en daarbij goederen heeft weggenomen. Het alternatief scenario van de verdachte, inhoudende dat zijn DNA door toedoen van iemand anders op een voorwerp terecht komt, wordt daarmee tevens verworpen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte zal veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van voorarrest.
Door de raadsman is ter terechtzitting in hoger beroep bepleit de eis van de advocaat-generaal niet te volgen en verzocht rekening te houden met de jeugdige leeftijd van de verdachte. Daarnaast heeft de raadsman verzocht rekening te houden met het feit dat de verdachte al langere tijd niet in aanraking is gekomen met politie en justitie voor wat betreft vermogensdelicten.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich op 11 juli 2023 schuldig heeft gemaakt aan een woninginbraak. Na verbreking van een ruit is de verdachte de woning van het slachtoffer binnengegaan. In de woning heeft de verdachte vervolgens een ravage aangericht door deze overhoop te halen en heeft vervolgens een grote hoeveelheid kostbare juwelen en andere sieraden, een aanzienlijk contant geldbedrag en andere voorwerpen weggenomen. Woninginbraken veroorzaken materiële schade en hinder aan de benadeelden. Daarnaast worden de bewoners in hun persoonlijke levenssfeer aangetast, nu een woning bij uitstek een plaats is waar men zich veilig hoort te kunnen voelen. Slachtofferhulp heeft ter terechtzitting in hoger beroep namens de benadeelde partij naar voren gebracht dat de meest persoonlijke goederen van mevrouw [benadeelde] zijn weggenomen en dat zij mentaal veel last heeft gehad van de inbraak in haar woning. De verdachte heeft er door zijn handelen blijk van gegeven geen respect te hebben voor de eigendommen van anderen en heeft zich enkel laten leiden door financieel gewin.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof acht geslagen op het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 12 mei 2025, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor een vermogensdelict. Dit heeft de verdachte er kennelijk niet van weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan een soortgelijk strafbaar feit. Uit voornoemd uittreksel blijkt voorts dat het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is. Tevens heeft het hof acht geslagen op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan uit het dossier en ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Gelet reeds op de aard en ernst van het bewezenverklaarde kan naar het oordeel van het hof niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt. Het hof heeft bij dat oordeel ook gelet op de omstandigheid dat de verdachte eerder voor een soortgelijk misdrijf onherroepelijk is veroordeeld. Alles overwegende kan het hof zich vinden in de door de advocaat-generaal gevorderde gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met aftrek van voorarrest. In hetgeen de raadsman ter terechtzitting in hoger beroep naar voren heeft gebracht ziet t het hof geen aanleiding om de gevorderde straf te matigen.
Benadeelde partij
De benadeelde partij [benadeelde] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding van een totaalbedrag van € 12.788,00, bestaande uit een bedrag van
€ 12.088,00 aan materiële schade en een bedrag van € 700,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De gevorderde materiële schade valt uiteen in de volgende posten:
- beveiligingskosten € 1.549,00;
- gestolen geld € 5.000,00;
- gestolen juwelen € 5.539,00.
De politierechter heeft bij het vonnis waarvan beroep de vordering gedeeltelijk toegewezen tot een totaalbedrag van € 500,00, bestaande uit een bedrag van € 500,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 juli 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof overweegt als volgt.
De vordering tot schadevergoeding is bij leven door en namens [betrokkene] ingediend. Op [datum] is de benadeelde partij overleden, waardoor de vordering is overgegaan op haar erfgena(a)m(en). De erfgenaam van de benadeelde partij heeft middels een e-mailbericht d.d. 22 juli 2025 ondubbelzinnig te kennen gegeven de gehele vordering in hoger beroep te handhaven. Het strafgeding voorziet echter niet in de mogelijkheid dat in geval van overlijden van de benadeelde partij de erfgenaam zich in het geding voegt en de (proces)positie van de benadeelde partij overneemt (HR 15 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:917). Dat betekent dat de vordering slechts voor het gedeelte dat in eerste aanleg is toegewezen kan worden beoordeeld, omdat deze op grond van het bepaalde in artikel 421, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering in hoger beroep van rechtswege voortduurt (HR 13 juli 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL9105).
Voor zover nog aan de orde overweegt het hof ten aanzien van de gevorderde immateriële schade als volgt.
De benadeelde partij heeft gesteld dat zij ten gevolge van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte immateriële schade heeft geleden. Daartoe heeft zij onder andere – kort gezegd – aangevoerd dat zij er kapot van was toen zij besefte dat er ingebroken was bij haar woning en dat zij na de woninginbraak last heeft gekregen van slaapproblemen en gevoelens van angst en onveiligheid.
Artikel 6:106 BW geeft een limitatieve opsomming van gevallen waarin deze bepaling recht geeft op vergoeding van immateriële schade. Blijkens het bepaalde in artikel 6:106, eerste lid, aanhef en onder b, BW heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding voor nadeel dat niet in vermogensschade bestaat, indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Het hof stelt vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte geen lichamelijk letsel heeft opgelopen en evenmin in haar eer en goede naam is aangetast. De vraag die thans voorligt is of de benadeelde partij op andere wijze in haar persoon is aangetast in de zin van artikel 6:106, eerste lid, aanhef en onder b, BW. Van de bedoelde aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ is in ieder geval sprake indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan, waartoe nodig is dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld. Ook als het bestaan van geestelijk letsel in voornoemde zin niet kan worden aangenomen, is niet uitgesloten dat de aard en de ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor de benadeelde meebrengen dat van de in artikel 6:106, aanhef en onder b, BW bedoelde aantasting in zijn persoon ‘op andere wijze’ sprake is. In zo een geval zal degene die zich hierop beroept de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. Dat is slechts anders indien de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen (vgl. ECLI:NL:HR:2019:793).
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij onvoldoende feiten of omstandigheden aangedragen op basis waarvan het bestaan van een aan de bewezenverklaarde woninginbraak te relateren aantasting in haar persoon ‘op andere wijze’ als bedoeld in artikel 6:106, eerste lid, aanhef en onder b, BW kan worden vastgesteld. Hoewel de woninginbraak door de verdachte zonder twijfel enige impact zal hebben gehad op de gemoedstoestand van de benadeelde partij, heeft zij onvoldoende onderbouwd op grond waarvan kan worden aangenomen dat zij geestelijk letsel heeft opgelopen. Zo blijkt bijvoorbeeld niet dat de benadeelde partij zich hiervoor onder behandeling heeft moeten stellen. Een eventuele nadere bewijslevering voor het kunnen vaststellen van aantasting in de persoon zou naar het oordeel van het hof een onwenselijk geachte vertraging in de afdoening van de strafzaak betekenen. Verder doet zich in de onderhavige zaak niet het geval voor dat de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde partij zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Dit geldt temeer nu de benadeelde partij niet thuis was ten tijde van de inbraak.
Dit alles brengt met zich mee dat de behandeling van de immateriële schadevordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, zodat het hof van oordeel is dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in dat deel van de vordering dient te worden verklaard. Het hof zal daarbij bepalen dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer [benadeelde] is toegebracht tot een bedrag van € 10.539,00, aan materiële schade.
De materiële schade valt uiteen in de volgende posten:
- gestolen geld € 5.000,00;
- gestolen juwelen € 5.539,00.
De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 juli 2023 tot aan de dag der algehele voldoening, nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 36f, 63 en 311 van het Wetboek van zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde] , ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen
van € 10.539,00 (tienduizend vijfhonderdnegenendertig euro)als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de
duurvan de
gijzelingop ten hoogste
87 (zevenentachtig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op. Bepaalt de
aanvangsdatumvan de
wettelijke rentevoor de materiële schade op 11 juli 2023.
Aldus gewezen door:
mr. C.A. van Roosmalen, voorzitter,
mr. R.A.T.M. Dekkers en mr. Muller raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. E.E. Vrieler, griffier,
en op 13 augustus 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. A. Muller en mr. E.E. Vrieler zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.